Zondag 9 november is het 25 jaar geleden dat in Berlijn de Muur viel. Maar in ‘Berlijn. Een bewogen geschiedenis’ van de Brits-Canadese schrijver Rory MacLean kan je lezen dat er de afgelopen vijfhonderd jaar nog wel wat anders is gebeurd.
Artists in residence: Rory MacLean en Berlijn
Berlijn. Een bewogen geschiedenis is een zeer mooie uitgave van De Bezige Bij Antwerpen - de uitgeverij die inmiddels ook is gevallen. MacLean is een reisschrijver, en het was ook na een rugzakreis als tiener in de jaren zeventig dat hij zijn hart aan de verdeelde Duitse (hoofd)stad verloor. Later keerde hij er terug, onder meer om met David Bowie en Marlene Dietrich samen te werken, en recent installeerde hij zich er opnieuw om deze aparte geschiedenis van de stad te schrijven.
Dit is het soort boek dat iemand ook nog altijd eens over Brussel zou kunnen schrijven. Het vertelt min of meer chronologisch het verhaal van de stad, te beginnen in de vijftiende eeuw, toen het nog kleine Berlijn met de ‘Berliner Unwille’ de heerschappij van de Brandenburgse keurvorst Friedrich II of ‘IJzertand’ uitdaagde.
MacLean vervolgt met nog 23 hoofdstukken die telkens geconcentreerd zijn rond één persoon die de geschiedenis of het beeld van Berlijn mee bepaalde, of er een bevoorrechte getuige was van een gebeurtenis of tijdsgewricht. Daar zitten een hoop bekenden bij, zoals Bertolt Brecht, Marlene Dietrich, Joseph Goebbels, of John F. Kennedy, maar ook minder bekende, zoals de joodse Ilse Philips wiens familie uit Berlijn gedeporteerd werd. Het boek toont dus een zeer divers portret, met aandacht voor sociale, culturele, politieke, architecturale, of zeer persoonlijke factoren.
Berlijn mag dan volgens MacLean een getraumatiseerde stad zijn, en de Berlijners een volkje dat die trauma’s bezweert door het collectieve ordelijk en efficiënt te organiseren (ook op een verlaten kruispunt steek je als voetganger niet zomaar door het rode licht de straat over), zowel dat traumatische verleden als dat geregelde heden zijn op hun beurt een voedingsbodem waar rebellen, hervormers, dwarsdenkers en anarchisten gedijen. MacLean doet met andere woorden weinig moeite om algemene onderstromen te detecteren of uit te pakken met veralgemeningen en typeringen. Hij schetst een versplinterde hoofdstad, met zowel donkere als verlichte kantjes, en doet dat in verschillende stijlen. Met ‘creatieve non-fictie’ die de oorspronkelijke ondertitel Berlin: Imagine a city eer aandoet. Zo geeft Mac-Lean het bezoek van Kennedy vorm als een filmscript, dat verraadt dat de Amerikaanse president zijn legendarische woorden ‘Ich bin ein Berliner’ in min of meer fonetisch schrift op de achterkant van zijn steekkaarten had geschreven. De negatieve ontvangst van Brechts Dreigroschenoper wordt weergegeven in een brief van een anonieme productieassistent.
MacLean draait er ook zijn hand niet voor om om niet-gedocumenteerde delen in zijn historische relaas zelf in te vullen. Dat doet wat denken aan fictieve reenactments in tv-documentaires, maar de auteur kent zijn onderwerpen duidelijk goed genoeg om alles plausibel en vanzelfsprekend te houden. Een middeleeuwse bard of Blixa Bargeld, MacLean kent ze allebei. Hij hecht ook minstens zoveel waarde aan de voor Berlijn bepalende Pruisische architect Karl Friedrich Schinkel als aan Albert Speer. De hoofdstukken vloeien mooi in elkaar over. Eerder besproken gebeurtenissen en personages passeren regelmatig opnieuw de revue, waardoor het boek een levend geheel wordt. Zo ontmoeten we een prostituee die model zou gestaan hebben voor de Victoria, het vergulde bronzen beeld op de Siegessäule, en later een vrouw die de gipsen kopie van het beeld schilderde voor de set van Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin. Ook de Muur duikt her en der op. De val ervan wordt verteld in retrospect. In een verhaal waarin de dochter van een Amerikaans-Berlijnse moeder en een Russisch-Berlijnse vader en een jongen met ouders afkomstig uit Oost-Duitsland een wat onwennige onenightstand beleven: de kinderen van Die Wende weten nog niet helemaal hoe het verder moet.
Dat sommige personages helemaal fictioneel zijn, zou kunnen storen, maar MacLean baseert zich altijd op uitgebreide documentatie. Zo is ook het pakkende verhaal over de bouw van de Muur in 1961 plausibel. MacLean voert daarin de soldaat Dieter Werner op: een slachtoffer van de naoorlogse communistische propaganda die zijn vader verstoot, de Muur helpt bouwen, maar dan toch zijn moeder naar het Westen helpt ontsnappen om uiteindelijk door zijn grootmoeder te worden verraden. Waarop MacLean betoogt dat 1945 voor de Duitsers niet het einde van de Tweede Wereldoorlog was, maar 1989 het einde van de Eerste die nooit was opgehouden.
Artists in residence
Lees meer over: Cultuurnieuws , Artists in residence
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.