Brugmann-sanatorium wordt honderd jaar
"Vroeger hingen de gangen vol bloemen," zegt Paul Dierckx, de gewezen medisch directeur van het Instituut Brugmann, nostalgisch terwijl hij oud-personeel en nieuwsgierigen ziet toestromen. Ze komen naar zijn lezing 'Witte lakens, open ramen' tijdens de Nacht van de geschiedenis, een organisatie van Davidsfonds-Regio Beersel en Sint-Genesius-Rode. We zondigen al meteen tegen de richtlijnen van de voorlichtingscampagne van destijds: Vermijdt de overbevolkt (sic) lokalen, de lucht is er ongezond.
'Vroeger', dat is voor Dierckx van het midden van de jaren 1970 tot aan de sluiting van het medisch instituut in 1996. Nu is er een opvangcentrum voor asielzoekers van het Rode Kruis. Ooit was het gebouw bedoeld om er te genezen. Zoals de naam laat vermoeden, was bankier en weldoener Georges Brugmann de geldschieter van het sanatorium in Alsemberg, net zoals van zovele andere gezondheidsinstellingen in Brussel: Institut de Latour de Freins in Ukkel, Ter Ursulinen in Brussel, of het Jetse Brugmann-ziekenhuis waar Dierckx vandaag een respiratorisch revalidatiecentrum leidt.
Antitering
Paul Dierckx heeft iets met tbc. "Het is een interessante ziekte, omdat ze zo'n strijd ontketende." Aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw woedde er wereldwijd een tuberculose-epidemie. Het aantal Belgische slachtoffers liep in 1910 op tot 12.145. "Er waren toen nog geen adequate geneesmiddelen," zegt Dierckx. "Alleen betere levensomstandigheden en de georganiseerde tbc-bestrijding door het Belgisch Werk tegen Tuberculose of de Nationale Belgische Bond tegen de Tering konden de ziekte terugdringen." Ze regelden openluchtkolonies voor kinderen en verspreidden voorlichtingsaffiches en antituberculosezegels, bijvoorbeeld met zichten van alle Belgische sanatoria (Terhulpen, Marcinelle, Bredene,...).
Dichtbevolkte steden als Brussel droegen een grote verantwoordelijkheid. "De Brusselse overheid kreeg de opdracht zich in te zetten voor de meest behoeftigen, bij wie tbc nu eenmaal veel voorkwam. Gelukkig was er het legaat van Georges Brugmann, die 600.000 Belgische frank schonk voor de bouw van een sanatorium en 4,4 miljoen voor het onderhoud ervan. In de legaattekst staat expliciet dat het een sanatorium 'zonder luxe' moest worden. Het was het eerste populaire sanatorium, rijke zieken trokken naar Zwitserland."
Voor de locatie viel het oog op Alsemberg omdat de Brusselse Raad der Godshuizen, de voorloper van het OCMW, op de Meigemheide over ongeveer veertig hectare grond temidden van dennenbossen beschikte. Ook de architectuur moest helpen genezen: "Hoge plafonds, veel licht, gemakkelijk te verluchten en schoon te maken, en galerijen in de open lucht waar de patiënten in ligstoelen konden kuren uit de wind en in de zon."
Nu was er wel een theaterzaal en een pingpongzaal, maar het dagelijkse leven in het sanatorium had toch meer weg van het kloosterleven. Patiënten bleven gemiddeld twee jaar in het sanatorium, waar ze een strak dagschema en strenge regels moesten eerbiedigen. "Wie zijn spuwbakje niet gebruikte en op de grond spuwde, liep het risico van 'onmiddellijke wegzending'. Men moest zich ook onthouden van luidruchtige uitlatingen; wat wel mocht, was lezen of 'stil klappen'. De luchtkuren dienden ook onverminderd voortgezet te worden in de vrieskou."
Tussen Dierckx' verzameling kwispedoors (spuwbakjes) en oude prentbriefkaarten zit een zicht waar patiënten onder een deken liggen waarop een laagje sneeuw is neergedwarreld. "Bij een sterfgeval begeleidden vier patiënten de overledene met de stootkar naar het kerkhof van Alsemberg. Daarna mochten ze een kriek gaan drinken op café, hiervoor waren er altijd genoeg kandidaten." Een Alsembergse zegt ons dat haar moeder als waardin achteraf de glazen altijd extra goed afspoelde.
Hypothetische diagnose
Het Brugmann-sanatorium heeft ook gezonde mensen gered. "Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft medisch directeur Jean André het leven gered van twintig joodse jongemannen die hij met een 'hypothetische diagnose' liet opnemen," vertelt Dierckx. "Toch werden ze verraden. Alle besneden jongens werden meegenomen. Door tussenkomst van André en van mevrouw Anspach, de voorzitster van het Brusselse OCMW, zijn ze toch nog gered: zij wezen erop hoe besmettelijk die ziekte wel was - waarop de jongens prompt naar het sanatorium werden teruggestuurd."
Ook na de oorlog verbleven er overlevenden van de concentratiekampen die kampten met zware tbc en andere longziekten. "De joodse Brusselaar Henri Kichka (onlangs nog in het nieuws door de islamleraar die de Holocaust relativeerde na Kichka's lezing over zijn leven in de concentratiekampen, AD) wijdt in het boek over zijn leven een hoofdstuk aan zijn verblijf in het Brugmann-sanatorium. Vond ik maar de tijd om de namen op te zoeken van al de beroemde mensen die hier geweest zijn," zegt Dierckx.
:: Meer info in het te verschijnen tijdschrift 'En het dorp zal duren...,' uitgegeven door het heemkundig genootschap Van Witthem Beersel; info bij Jan De Cock op davidsfonds.alsemberg@skynet.be
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.