Zoals elke negentiende-eeuwse hoofdstad had ook Brussel zijn dierentuin, maar een succesverhaal is het nooit geworden. Wim Lambrechts schreef er een studie over. “Brussel heeft het succes van Antwerpen lang niet kunnen verkroppen.”
De opkomst en teloorgang van de dierentuin van Brussel
Je moet het al weten om het te zien. Aan het Jean Reyplein in de Europese wijk staan twee wachthuisjes die in het midden van de negentiende eeuw zijn gebouwd als toegangspoort tot de Brusselse dierentuin. We spreken er af met Wim Lambrechts, historicus aan de KU Leuven die zijn licentiaatsverhandeling schreef over de Belgische dierentuinen aan de hand van de toenmalige bezoekersgidsen.
Hij toont het Vademecum du promeneur van de Jardin Royal de Zoologie de Bruxelles. Het gidsje ademt de tijdsgeest van de negentiende eeuw toen de wetenschap in volle opmars was, maar het grote publiek er tegelijk niet helemaal mee vertrouwd was. Lambrechts: “Het boekje is erg leuk om lezen omdat je ziet hoe de auteurs proberen om de wetenschappelijke verworvenheden in te passen in de toen courante opvattingen. Zo worstelen ze met de idee dat apen en mensen verwant zijn. Volgens sommigen waren apen gedegenereerde versies van de mens.”
Marketing
Tegelijk is de bezoekersgids doordrongen van de marketing-avant-la-lettre. Er wordt laagdunkend geschreven over de ‘boeltjes’ die de dierentuinen van Gent en Mechelen ervan maken, en de zoo van Brussel werd gepresenteerd als een echt alternatief voor de Kruidtuin of het Warandepark “dat duizenden nadelen heeft: mannen mogen er niet roken, kinderen mogen er niet spelen en vrouwen komen er alleen om te paraderen.” Dan maar de Zoo van Brussel, waar het echt leuk om vertoeven was.
De zoo van Brussel was een initiatief van de rijke bourgeoisie. Ze kregen een verwilderd stuk park ter beschikking van ridder Dubois de Bianco, een terrein van 12 hectare dat strekte van Etterbeek over Elsene tot Sint-Joost. “De aanleg kaderde in de stadsuitbreiding, en moest een groene long worden, een plek om te ontspannen, om het grijze en vervuilde stadsleven te vergeten,” zegt Lambrechts.
We wandelen door het mooie Leopoldpark met zijn glooiende hellingen, vijvers en kronkelende paden, waardoor de wandelaar er al snel zijn oriëntatie verliest. “Het is een Engels landschapsmodel. De dieren werden zo in het park geplaatst dat het leek alsof je ze in het wild zag. Dat paste in het romantisch plaatje. Men wou af van de strak gekooide dieren.”
Dat er in de helft van de negentiende eeuw volop zoo’s werden gebouwd in Europa had niet alleen te maken met het élan van natuurwetenschappen, maar dus ook met het vermaak van de mondaine burgerij.
Dierentuinen kregen daarnaast nog een derde functie, die vandaag erg vreemd aandoet. Lambrechts: “In de negentiende eeuw geloofde men dat het mogelijk was om de exotische dieren te ‘acclimatiseren’. Het idee was dat de exotische dieren ons zouden kunnen helpen in de landbouw. Men had echt de wildste ideeën. Men geloofde bijvoorbeeld dat zeehonden konden dienen voor de visvangst, net zoals honden de mens helpen bij de jacht. Of men wou zebra’s kweken op grote schaal.”
“Men geloofde ook dat dieren en planten nieuw voedsel konden opleveren. Dat had dan weer te maken met de vrees dat de bestaande landbouw ontoereikend en te weinig divers was om de bevolking te voeden.” Die stroming, acclimatatie, zou begin twintigste eeuw doodbloeden.
Sterfte
De zoo van Brussel zelf zou ook geen lang leven beschoren zijn. In 1878 moesten de deuren dicht. De zoo was failliet. Dat was sneller dan de andere Belgische zoo’s die begin twintigste eeuw zouden volgen, op Antwerpen na. Lambrechts: “Het had vooral met het slecht beheer te maken. De dieren werden niet goed verzorgd en er was een grote sterfte van dieren. Er waren in de beginjaren meer dan vijfhonderd dieren, maar er zouden er op een bepaald moment meer dan honderdveertig sterven. Misschien lag het aan de locatie: de vochtige Maalbeekvallei. Maar ik denk dat mocht er een deskundige directeur van de zoologische sectie geweest zijn, de dierentuin wellicht wel succesvol zou zijn geweest.”
Lambrechts: “Wie het wel goed deed was Jean Linden, die directeur was van de botanische sectie. Zijn beroemde serre met orchideeën was een pronkstuk van de zoo en zou later naar de plantentuin van Meise worden verhuisd.”
Te voet uit Antwerpen
Het huis dat directeur Linden liet optrekken in de zoo staat er nog steeds, enigszins verweesd tegen de haast gewelddadige achtergrond van het Europees Parlement. Een borstbeeld van Linden is er ook te bewonderen.
De hoge dierensterfte had een onvermoed neveneffect. De dierentuin besliste om het kloostergebouw te kopen. Daar werden de dieren die stierven opgezet en bewaard. Het gebouw zou later het Natuurhistorische Museum huisvesten. Vandaag is er nog altijd een van de opgezette olifanten uit de zoo te bewonderen.
De sluiting van de zoo was pijnlijk voor Brussel, temeer daar die van Antwerpen wel kon openblijven. Die had alvast één voordeel. De aanvoer van exotische dieren kon rechtstreeks via de haven gebeuren. Dat voordeel had Brussel niet. De bezoekersgids vertelt hoe de olifant Betzy uit Londen is overgekomen via de boot naar Antwerpen, en dan vandaar te voet naar Brussel.
Ook andere dieren krijgen een naam. Martin de beer bijvoorbeeld. “Elke dierentuin moest toen zijn berenkuil hebben”, vertelt Lambrechts, “liefst met een boom waarop de beer kon klimmen, en een brug van waarop de burgers brood konden gooien.” De zoo van Brussel had maar liefst drie berensoorten: de bruine beer, de grijze beer en de ijsbeer.
Later zouden er nog pogingen worden ondernomen voor de oprichting van een Brusselse dierentuin. Aan het Rood Klooster waren tamelijk ver gevorderde plannen in 1907 voor een ‘jardin d’acclimatation’. En in de aanloop naar de Wereldtentoonstelling van de jaren 1930 waren er plannen voor een dierentuin in het Josaphatpark in Schaarbeek en in Zellik, maar door gebrek aan interesse en kapitaal zijn die nooit van de grond gekomen.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.