Marc Sleen Museum ingehuldigd
Vandaag, donderdag, bijt koning Albert II de spits af. Morgen, vrijdag, gaat het Marc Sleen Museum in de Zandstraat 33-35 open voor het grote publiek.
"Dat museum voor Hergé had toch in Brussel moeten staan: de grootste van mijn collega's was een Brusselaar. Ik prijs me gelukkig dat het Marc Sleen Museum gevestigd is in het gebouw in de Zandstraat waar ik als 22-jarige aan de slag kon als huistekenaar van De Standaard. Ik tekende toen nog geen strips, ik maakte allerlei soorten tekeningen: karikaturen van politici uit binnen- en buitenland, een plan van het Von Rundstedt-offensief of een ernstige tekening voor de vrouwenpagina Penelope," vertelt Marc Sleen.
Marc Sleen is het pseudoniem van Marc Neels. Met het 'dagbladverschijnsel' Nero verzon hij een van de grootste Vlaamse striphelden. De avonturen van Nero verschenen haast zonder onderbrekingen van 1947 tot 2002 in de katholieke Vlaamse kranten.
In het eerste album was Detective Van Zwam nog het hoofdpersonage. Maar in het tweede album al botst de speurneus in een gekkenhuis op een man met laurierblaadjes achter de oren die zich de keizer van Rome waant. De lezers vonden de zot sympathieker dan de detective. De antiheld met de al te herkenbare menselijke gebreken kreeg de hoofdrol.
Om aan de kranten dagelijks een vervolgverhaal te kunnen leveren, was de tekenaar verplicht er een moordend tempo op na te houden en voor een losse, dynamische tekenstijl en eenvoudige decors te opteren.
Als geen ander speelde Sleen in zijn vlot vertelde, grappige strips in op de actualiteit. Paul Vanden Boeynants, Guy Verhofstadt, Stalin, Idi Amin Dada, Margaret Thatcher, Saddam Hoessein en andere beroemdheden kregen cameo's. Maar de leukste personages zijn pure verzinsels van Sleen, zoals Petoetje en Petatje, Nero's geniale zoon Adhemar, de struise Madame Pheip en haar echtgenoot, een Franstalige Brusselaar die een Franse verbastering van het Vlaams spreekt, of de knotsgekke Tuizentfloot die om de haverklap "Ten... aha... aanval!" tiert.
Octaaf Keunink
Het museum is naar Marc Sleen genoemd, niet naar Nero. Ook Sleens andere stripfiguren - zoals Piet Fluwijn en Bolleke, Octaaf Keunink en de Lustige Kapoentjes - krijgen er onderdak.
Een grote tekening met alle figuren en een toekijkende Marc Sleen verwelkomt de bezoeker. In het oog springt ook de gigantische tekening van een wafelenbak, de traditionele afsluiter van een Nero-album. De bezoeker neemt eerst kennis van de biografie van Sleen, jaar per jaar en in drie talen.
Het museum is een initiatief van de Stichting Marc Sleen, die het immense oeuvre bewaart en bekend wil maken bij een groot publiek. In die optiek past ook de heruitgave in het Nederlands, Frans en Engels van het toepasselijke album Het spook uit de Zandstraat.
Na de uitleg over Sleen wordt Nero belicht en daarna de bekendste nevenreeksen: Piet Fluwijn en Bolleke, Octaaf Keunink en De Lustige Kapoentjes. Op beeldschermen wisselen gags elkaar af. Naast de bibliotheek met leeshoek bevinden zich drie speciale meubels met informatie en beelden over de politieke cartoons, Sleens getekende verslagen van de Ronde van Frankrijk en de natuurdocumentaires die de Afrika-kenner en safariveteraan draaide, onder andere voor het tv-programma Allemaal beestjes. Sinds 1984 is Sleen beheerder van het Wereld Natuur Fonds (WWF) in België.
Schatkamer
Een trap leidt naar de tussenverdieping, waar de originele tekeningen tentoongesteld worden. Er is werk uit alle periodes geselecteerd. Het is de bedoeling om regelmatig andere tekeningen te tonen. Materiaal genoeg, de Stichting beheert Sleens immense collectie. Zo'n vijftienduizend tekeningen worden opgeslagen in de kelders, die klimaatregeling kregen en een pomp die automatisch in werking treedt als het gebouw onder water zou lopen. Daar beschikt zelfs de bekende overbuur, het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal, niet over. Het Centrum heeft het dagelijks beheer van het Marc Sleen Museum in handen. Men rekent erop dat de toeristen de twee stripmusea bezoeken.
De raad van bestuur van de Stichting bestaat uit vertegenwoordigers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Belgisch Stripcentrum, Standaard Uitgeverij als uitgever van Nero, de krant De Standaard en een vertegenwoordiger van Marc Sleen zelf. De opening van het
Marc Sleen Museum is een van de hoogtepunten van het Brusselse themajaar van het beeldverhaal. De Brusselse regering zette, op initiatief van minister Guy Vanhengel (Open VLD), haar schouders onder het project en kocht een deel van het huis in de Zandstraat.
Dat koning Albert II het museum plechtig komt openen, is geen volledige verrassing. In 1997 werd Marc Sleen door Albert II tot ridder geslagen. De koning zou ook Nederlands geleerd hebben met behulp van Nero. "Mijn oom was secretaris van de koningin," vertelt Sleen trots. "Het was zijn taak om de prinsen Albert en Boudewijn Nederlands te leren. Ik bezorgde die oom regelmatig albums van Nero, en blijkbaar hielden zijn pupillen wel van de plaatjes."
:: Marc Sleen Museum, Zandstraat 33-35, 1000 Brussel, open van 11 tot 13 uur en van 14 tot 18 uur; gesloten op maandag. Meer info op www.marc-sleen.be
Lees meer over: Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.