Hoe komt Brussel aan al zijn hoogteverschillen? Zijn dat natuurlijke hoogtes of zijn die aangelegd? Dat vraagt Karen uit Schaarbeek zich af. Big City zocht het uit.
Jouw vraag
JOUW VRAAG. Hoe komt Brussel aan al zijn hoogteverschillen, natuurlijk of aangelegd?
”Mensen hebben hier en daar wel een put gegraven, maar de hoogteverschillen van Brussel zijn grotendeels overblijfsels van natuurlijke processen,” zegt Matthieu Kervyn, fysisch geograaf aan de VUB. “De huidige topografie van Brussel is het resultaat van de verschillende ijstijden van de laatste twee miljoen jaar. Tijdens die ijstijden was er hier een toendravegetatie en een permanent bevroren bodem, de permafrost, die voor een sterkere erosie zorgde waardoor de twee grote noord-zuid georiënteerde valleien van de Zenne en de Woluwe werden gevormd. Alle valleien in Brussel zijn trouwens asymmetrisch, met een steile oostkant en een veel zachter hellende westkant. Tektonische bewegingen hebben geen recente invloed gehad, maar het type gesteente in de ondergrond - Brusseliaans zand in de hoofdvallei, hardere gesteenten van het Brabants Massief in het zuiden of de Yperiaanse klei - en de oriëntatie van de helling bepalen waar en hoe diep de riviervallei insnijdt.”
De ondergrond werd in de middeleeuwen goed omgewoeld en dat laat zijn sporen na. In de straatnamen onder andere, aldus Pierre Van Nieuwenhuysen: “De mens heeft het Brusselse reliëf beïnvloed door de uitbating van zand- en steengroeven. De toponymische elementen poel en put wijzen heel vaak op oude steengroeven. In het Jetse Poelbos werd zandsteen uit de grond gehaald en de naam Zavel(put) is op vele plaatsen terug te vinden. Turfputten waren er onder andere in Evere, turfwinning veroorzaakte vaak een verzakking van de bodem. Leem en klei werden gedolven om er vakwerkhuizen mee te bouwen en potten, bakstenen en dakpannen mee te bakken. Zo is er in Molenbeek de Potaardegatstraat, in Anderlecht de Potaardenbergstraat en in Laken de Steenbakkerijstraat.”
“Het grootste reliëfverschil merk je in het historische stadscentrum,” dat laat stadsgids Roel Jacobs zijn publiek al eens voelen: “De Zennevallei wordt er gedomineerd door de heuvels. Aan het Beursplein zitten we op nog geen twintig meter boven de zeespiegel, bovenaan de Naamsestraat al op meer dan zeventig meter. Alleen zag dat er vroeger veel spectaculairder uit. Als je van het stukje overgebleven Terarkenstraat naar het Koningsplein stapt, en op de Regentschapsstraat weer naar beneden naar de Ruisbroekstraat, dan ben je eigenlijk de oude Coudenberg op- en afgegaan. Maar werken aan de infrastructuur veranderden het natuurlijke reliëf op diverse schaal. Ga je het Warandepark binnen aan de kant van het Koninklijk Paleis, dan zie je dat de dreven eigenlijk dijken zijn, terwijl ze aan de kant van het Parlement dan weer zijn ingegraven in het park. Zo sterk helde het oorspronkelijke domein van de hertogen af. Het hertogelijk paleis lag trouwens een stuk lager dan het koninklijk paleis vandaag, wat het soms zo moeilijk maakt om ons op wandtapijten en schilderijen de omgeving van het Paleizenplein voor te stellen. In de achttiende eeuw werd het gebied genivelleerd om een klassiek uitzicht te geven. Daarvoor was de breuk tussen hoog- en laagstad veel abrupter, zoals nog te zien is tussen de Miniemenstraat en de Hoogstraat met die steile straatjes ertussen. Ook de noord-zuidverbinding, die een bocht maakt waar de Zenne dat doet omdat ze er bovenop werd gelegd, heeft de vallei opgehoogd. In Sint-Gillis moet 30 à 40 meter onder het Moricharplein nog een installatie liggen die destijds de adel van water voorzag. Het Park van Laken had vroeger een veel heuvelachtiger, erg bucolisch karakter, wat enkel nog te zien is achter het Groentheater. Naar aanleiding van de twee wereldtentoonstellingen van 1934 en 1958 werd alles meer geëgaliseerd. De vlakke Louizalaan ligt ook al in een zone die doorsneden is door de vallei, maar daar gaat het alleen in de tunnels nog op en neer.”
De ondergrond werd in de middeleeuwen goed omgewoeld en dat laat zijn sporen na. In de straatnamen onder andere, aldus Pierre Van Nieuwenhuysen: “De mens heeft het Brusselse reliëf beïnvloed door de uitbating van zand- en steengroeven. De toponymische elementen poel en put wijzen heel vaak op oude steengroeven. In het Jetse Poelbos werd zandsteen uit de grond gehaald en de naam Zavel(put) is op vele plaatsen terug te vinden. Turfputten waren er onder andere in Evere, turfwinning veroorzaakte vaak een verzakking van de bodem. Leem en klei werden gedolven om er vakwerkhuizen mee te bouwen en potten, bakstenen en dakpannen mee te bakken. Zo is er in Molenbeek de Potaardegatstraat, in Anderlecht de Potaardenbergstraat en in Laken de Steenbakkerijstraat.”
“Het grootste reliëfverschil merk je in het historische stadscentrum,” dat laat stadsgids Roel Jacobs zijn publiek al eens voelen: “De Zennevallei wordt er gedomineerd door de heuvels. Aan het Beursplein zitten we op nog geen twintig meter boven de zeespiegel, bovenaan de Naamsestraat al op meer dan zeventig meter. Alleen zag dat er vroeger veel spectaculairder uit. Als je van het stukje overgebleven Terarkenstraat naar het Koningsplein stapt, en op de Regentschapsstraat weer naar beneden naar de Ruisbroekstraat, dan ben je eigenlijk de oude Coudenberg op- en afgegaan. Maar werken aan de infrastructuur veranderden het natuurlijke reliëf op diverse schaal. Ga je het Warandepark binnen aan de kant van het Koninklijk Paleis, dan zie je dat de dreven eigenlijk dijken zijn, terwijl ze aan de kant van het Parlement dan weer zijn ingegraven in het park. Zo sterk helde het oorspronkelijke domein van de hertogen af. Het hertogelijk paleis lag trouwens een stuk lager dan het koninklijk paleis vandaag, wat het soms zo moeilijk maakt om ons op wandtapijten en schilderijen de omgeving van het Paleizenplein voor te stellen. In de achttiende eeuw werd het gebied genivelleerd om een klassiek uitzicht te geven. Daarvoor was de breuk tussen hoog- en laagstad veel abrupter, zoals nog te zien is tussen de Miniemenstraat en de Hoogstraat met die steile straatjes ertussen. Ook de noord-zuidverbinding, die een bocht maakt waar de Zenne dat doet omdat ze er bovenop werd gelegd, heeft de vallei opgehoogd. In Sint-Gillis moet 30 à 40 meter onder het Moricharplein nog een installatie liggen die destijds de adel van water voorzag. Het Park van Laken had vroeger een veel heuvelachtiger, erg bucolisch karakter, wat enkel nog te zien is achter het Groentheater. Naar aanleiding van de twee wereldtentoonstellingen van 1934 en 1958 werd alles meer geëgaliseerd. De vlakke Louizalaan ligt ook al in een zone die doorsneden is door de vallei, maar daar gaat het alleen in de tunnels nog op en neer.”
Elke week gaat BRUZZ met Big City op zoek naar antwoorden op jouw vragen over Brussel. Vragen allerhande over jouw stad stel je online aan de redactie op bruzz.be. De vraag met de meeste voorkeuren wordt onderzocht en beantwoord. Ook een vraag over Brussel? Zet onze journalisten aan het werk en stel je vraag in Big City.
Big City
Zet onze journalisten aan het werk en stel ons jouw vraag over Brussel. De populairste vragen van de BRUZZ-gebruikers worden beantwoord in een reportage op een of meerdere BRUZZ-kanalen.
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.