Bernard Clerfayt ondervraagd in commissie Kazachgate

MR-vicepremier Didier Reynders wilde begin 2011 niet te allen prijze de afkoopwet doordrukken indien daar een te forse versoepeling van het bankgeheim tegenover stond. Dat heeft de voormalige staatssecretaris voor de strijd tegen fiscale fraude Bernard Clerfayt (Défi) woensdag verklaard in de onderzoekscommissie Kazachgate.

De commissie zoomde tijdens de getuigenis van Clerfayt (Défi), toen nog in kartel met de MR, in op de dagen en weken voor de goedkeuring van de wet op de verruimde minnelijke schikking. Begin februari 2011 ging de ministerraad akkoord met de politieke koppeling van die afkoopwet met de versoepeling van het bankgeheim.

De onderzoekscommissie gaat na of er ongeoorloofde inmenging bij de totstandkoming en toepassing van die wet plaatsvond. Doel daarbij zou zijn geweest de gerechtelijke problemen van miljardair Patokh Chodiev en twee zakenpartners in ons land te regelen. Het zogenaamde Kazachse trio was bij de eersten om kort na de snelle goedkeuring van de wet een schikking te treffen.

Niet mordicus
Clerfayt werd geconfronteerd met een mail van zijn toenmalige kabinetschef waarin staat dat vicepremier Reynders aangaf dat niet te allen prijze een akkoord moet worden gezocht over de minnelijke schikking waar een zware opheffing van het bankgeheim tegenover staat. "Ik begrijp dat minister Reynders ons vroeg die verruimde minnelijke schikking niet mordicus door te drukken", aldus de gewezen staatssecretaris.

Hij legde uit dat het voorstel van CD&V over het bankgeheim al iets soepeler was dan dat van de MR. Bij de teksten van respectievelijk cdH, PS en Ecolo ging die versoepeling steeds verder. Clerfayt bevestigde dat de MR niet enthousiast was over die versoepeling. Hijzelf stond daar meer voor open. Ons land dreigde op een zwarte lijst van belastingparadijzen te belanden en Clerfayt kreeg constant vragen over de reactie van de regering, legde hij uit.