Hoge Raad voor de Justitie hekelt 'archaïsche werkprocessen' bij parket van Brussel

Het dossier van de Tunesiër Abdessalem Lassoued, die in oktober drie Zweedse voetbalsupporters neerschoot in Brussel, is bij de dienst internationale samenwerking van het parket van Brussel in de kast blijven liggen onder meer door een gebrek aan interne controle en een hoge werklast. Dat blijkt uit het bijzonder onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie, dat woensdag gepubliceerd werd.

Al snel na de aanslag bleek dat de terrorist zonder verblijfsvergunning in België was. Hij bleek geen onbekende voor het gerecht in Tunesië en ook in Zweden zat hij eerder in de gevangenis. Maar hij is nooit aangehouden omdat zijn dossier door een samenspel van factoren nergens de alarmbellen deed afgaan.

De Hoge Raad voor de Justitie wilde nagaan hoe het kon gebeuren dat een uitleveringsverzoek van Tunesië onopgemerkt en onbehandeld bleef bij het parket van Brussel. In zijn onderzoek stelt de Hoge Raad voor de Justitie onder meer vast dat "de behandeling van een dossier van passieve uitlevering, zowel door de magistraat als door het administratief personeel, niet duidelijk is omschreven". "De mechanismen voor de opvolging van de dossiers zijn zwak, niet geformaliseerd en hangen voornamelijk af van personen", klinkt het.

"Ondanks alle competentie, expertise en goodwill van de medewerkers van de dienst internationale samenwerking van het parket van Brussel, stellen we vast dat dit dossier niet is behandeld en niet is opgevolgd zoals het hoort", stelt Hilde Melotte, voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie. "De toegewijde medewerkers geven aan dat ze roeien met de riemen die ze hebben en daar moeten we oor naar hebben."

Archaïsche werkprocessen

De dienst moet zowel dossiers ten gronde behandelen als controle doen op dossiers. "Door hoge werklast, het goedbedoeld toepassen van soms archaïsche werkprocessen en tegelijk het ontbreken van sluitende controle- en werkprocessen, schiet de interne controle er soms bij in. Zeker als de prioriteit vaak en begrijpelijk ligt op de behandeling ten gronde van dossiers, in plaats van controle en dubbelchecken. Dat neemt niet weg dat gaten in de werkprocessen absoluut dringend gedicht moeten worden. Een sluitend geheel van werkprocessen moet samen met betere interne controle herhaling vermijden", aldus Melotte.

Voor de Hoge Raad voor de Justitie moeten "sluitende werkprocessen en extra interne controle daarom prioriteiten worden in het beleidsplan van de toekomstige procureur des Konings van Brussel". Die functie kan nu worden ingevuld, nadat in mei 2024 het parlement de wet aanpaste omdat eerdere benoemingspogingen spaak liepen.

De Hoge Raad voor de Justitie publiceert het volledige onderzoeksverslag op zijn website HRJ.be.