Een twintigste Brusselse gemeente uit de grond stampen: daar kwam de oorspronkelijke opgave voor Brussels Oekraïnecoördinator Pierre Verbeeren op neer. De lat werd gaandeweg lager gelegd, het geweer van schouder veranderd, maar toch moeten de Brusselse antwoorden op de uitdagingen voor Oekraïners in de hoofdstad straks ook andere sociale knopen helpen ontwarren.
| Oekraïners in de rij voor het aanmeldcentrum.
Wie is Pierre Verbeeren?
- Is tussen 1998 en 2004 directeur van Agence Alter, een agentschap dat voor sociale rechtvaardigheid en tegen sociale exclusie ijvert
- Wordt daarna adjunct-kabinetschef van Marie Arena (PS), minister-presidente van de Franse Gemeenschapsregering
- Gaat een jaar lang met Arena mee naar de federale regering, waar hij politiek secretaris wordt van de minister van Pensioenen
- Is van 2009 tot aan de coronacrisis directeur van Dokters van de Wereld
- Neemt in april 2020 het voorzitterschap van Bruss'help op
- Komt in juni 2020 aan het roer te staan van het OCMW van de Stad Brussel
- Wordt in maart 2022 aangesteld als Oekraïnecoördinator voor de Brusselse overheid
Pierre Verbeeren ging in maart van start als coördinator van de Brusselse diensten die vluchtelingen uit Oekraïne begeleiden op het vlak van werk, onderwijs, zorg en vooral huisvesting. Na zes maanden trekt Verbeeren de deur van de Brusselse overheid achter zich dicht, maar over de aanpak van vluchtelingen, asielzoekers en andere kwetsbare profielen raakt de gewezen directeur van Dokters van de Wereld niet uitgepraat.
U houdt het na zes maanden bekeken als Oekraïnecoördinator voor het Brussels Gewest. Was het de bedoeling om na een halfjaar af te zwaaien?
Verbeeren: Eigenlijk ben ik een engagement van drie maanden aangegaan, maar mijn opdracht is eind juni met drie maanden verlengd. Dat heeft alles te maken met onze strategieaanpassing. Oorspronkelijk was het de bedoeling om te vermijden dat Oekraïners de al verzadigde huurmarkt in de verschillende deelstaten – vooral in Brussel – extra kwamen belasten. Daarom zijn er, via de gemeenten en het gewest, tijdelijke huisvestingsinitiatieven uitgewerkt. Gaandeweg zijn we erachter gekomen dat die tactiek niet werkte.
Waarom?
Opvangcentra of noodsites betekenen sociale achteruitgang. We moesten met duurzame oplossingen komen voor deze mensen, en dat kan het best via de huurmarkt. Het kwam erop neer om naast de verschillende omgevormde gebouwen ook in te zetten op de huurmarkt en te blijven focussen op een betere omkadering van gastgezinnen. Bij de mensen thuis kunnen Oekraïners de taal leren in een breed integratiekader.
Ondertussen ging de capaciteit voor die noodsites wel verder omhoog.
Er moest een vangnet blijven bestaan voor de meest kwetsbare profielen. Maar: het aandeel van de noodopvang stemde origineel overeen met 100 procent van de vraag. Vandaag denken we dat dat eerder 20 procent moet zijn. De rest moet een oplossing vinden op de huurmarkt, via een gastgezin dus of door zelf te huren.
Tegelijkertijd had België het aantal vluchtelingen die uit Oekraïne naar ons land zouden komen sterk overschat.
We denken dat het tegen het einde van dit jaar om 65.000 à 70.000 mensen zal gaan, maar dus niet de vooropgestelde 200.000. Dat verklaart ook onze veranderde strategie.
"De grote les uit deze crisis is voor mij dat we het politieke beheer zoveel als het kan moeten inruilen met een praktische, operationele aanpak"
Hoeveel Oekraïners verblijven er nu in Brussel?
Ongeveer 9000. Tegen het einde van het jaar komen er daar nog zo’n 3000 bij, schatten we. Voor hen zijn er in totaal via de gemeenten en het gewest 2.200 plekken beschikbaar. Daar zouden meer plekken bij moeten komen via het Ariane-centrum in Sint-Lambrechts-Woluwe, maar die zullen op den duur richting het federale niveau gaan.
Dat transitcentrum was eigenlijk bedoeld voor een verblijf van enkele dagen, maar is in de praktijk ongewild omgevormd tot opvangcentrum. Er zitten nu ruim 800 mensen, een cijfer dat vergeleken met augustus zelfs gestegen is. Hoe is dat mogelijk?
Er is een politiek akkoord rond de verdeling van vluchtelingen uit Oekraïne, de verdeelsleutel. 60 procent voor Vlaanderen, 30 procent voor Wallonië en 10 procent voor Brussel. Fedasil moet een oplossing vinden voor het Ariane-probleem, dat kan ik niet doen.
Wat wij wel hebben gedaan, is een screening om te bekijken wie we vanuit Ariane in rusthuizen kunnen plaatsen. Die mensen komen in een gemeente in een bepaalde regio terecht, en dus moeten de gemeentediensten zich over hen ontfermen op administratief en sociaal vlak. Als regio mag je die mensen eigenlijk nergens plaatsen, dat is een federale bevoegdheid. De regio moet de gemeente daarna ondersteunen.
In principe is het eenvoudig: het federale niveau stuurt mensen richting de gemeenten, die hen opvangen, en gaandeweg neemt de deelstaat het over. Maar het probleem is dat het federale niveau de mensen niet tot bij de gemeenten krijgt.
Hoe moet dat opgelost worden?
De situatie is niet makkelijk. We zitten – naast de grote Oekraïense groep – met 32.000 asielzoekers in opvangstructuren van Fedasil. Maar er zou meer overleg en samenwerking moeten zijn tussen de federale overheid en de gemeenten om Oekraïners te huisvesten.
Leveren de andere gewesten te weinig inspanningen?
De cijfers zijn simpel. Vlaanderen zit aan 56 procent en kan dus zeggen: ‘We zitten in de buurt van 60 procent’. Hetzelfde geldt voor Wallonië, daar gaat het om 26 procent. Ik begrijp dat de regio’s zeggen dat ze hun werk doen, maar wij vragen om nét iets meer te doen. Alleen kan ik ook goed begrijpen dat Wallonië zich iets terughoudender opstelt: vergeet de verwoestende impact van de overstromingen van vorig jaar niet.
Het is moeilijk voor de gemeenten. De sense of urgency rond de oorlog is verdwenen en het is voor het lokale niveau moeilijker om hun burgers te mobiliseren voor opvang in eigen huis.
Brussel zou dus tien procent van de Oekraïners moeten huisvesten, maar zit aan achttien procent. Dat betekent ook extra investeringen.
Dat is de eeuwige Brusselse realiteit: we hebben meer dan tien procent van de mensen zonder papieren, meer dan tien procent van de asielzoekers, en meer dan tien procent van de Belgische migranten.
We merken dat er weinig wil is vanuit het federale niveau of vanuit de andere deelstaten om die realiteit te corrigeren. Daarom denk ik dat we richting een Beliris (het federaal fonds voor Brussel, red.) moeten gaan met het oog de impact van de migratiepolitiek op Brussel. Een federaal financieringsakkoord voor migratie, dus.
Hoe ziet u zo’n project concreet?
We moeten naar de cijfers kijken en nagaan in welke mate de federale overheid en andere regio’s financieel solidair moeten zijn met Brussel om de disproportionele kosten die onze migratierealiteit ons kosten, recht te zetten.
Brussel telt tussen 50.000 en 100.000 sans-papiers. De aankomst van mensen die asiel aanvragen, concentreert zich hier. De meeste nieuwkomers komen hier aan. We moeten kijken naar de impact van al die realiteiten op het financiële plaatje. Brussel betaalt bijvoorbeeld proportioneel meer voor opleidingen voor deze mensen met het oog op de arbeidsmarkt.
Ik wil dat voorstel trouwens meteen nuanceren: ook Antwerpen kampt met gelijkaardige problemen als Brussel. In de stad Antwerpen alleen al zijn er zo’n 5000 Oekraïners, terwijl zij ook moeten afrekenen met grootstedelijke issues. Het kan dus ook om een soort van Beliris voor het migratievraagstuk in grote steden gaan.
Maar het staat buiten kijf dat de uitdagingen in Brussel gigantisch zijn. Ik denk dat het ook voor de Brusselaars belangrijk is dat hun inspanningen proportioneel blijven. We kunnen voor tien procent van de oplossing zorgen, maar niet voor honderd.
Denkt u dat er voldoende animo is om zoiets te realiseren?
Ik heb er al over gesproken met ambtenaren en kabinetschefs, ook in Vlaanderen, maar het idee moet nog rijpen. De politieke context is ook allesbehalve gemakkelijk. Maar, ik ben ervan overtuigd dat er voldoende oplossingsgerichte beleidsmakers zijn, ook in Vlaanderen, die Brussel niet aan zijn lot wil overlaten rond de migratieproblematiek. Ik reken staatssecretaris de Moor, premier De Croo of minister Somers tot die groep, maar ook minister-president Jambon.
Heeft de Belgische staatsstructuur u gefrustreerd tijdens uw werk als Oekraïnecoördinator voor Brussel?
Absoluut. Te veel dingen werken niet. Maar we proberen oplossingen te vinden en ik denk dat we daarin slagen, maar het is nog niet voldoende.
Wat vandaag ontbreekt, is de mogelijkheid om over de praktische kanten van de zaak in dialoog te gaan. Alles speelt zich af op politiek niveau. Maar de uitdaging is het operationele luik. Toen ik begonnen ben, heb ik duidelijk tegen de Brusselse overheid gezegd dat ze op de achtergrond mogen blijven en dat ik vooral zou samenwerken met de voor mij belangrijkste Brusselse administraties, zoals Brussel Huisvesting, citydev.brussels en Actiris. We hebben een enorm rijk middenveld en daar heb ik extra gebruik van gemaakt.
Wat onthoud je op dat vlak uit het voorbije halfjaar?
De grote les is voor mij dat we het politieke beheer zoveel als het kan moeten inruilen met een praktische, operationele aanpak. Minder vergaderverslagen, meer concrete acties.
Terwijl er duizenden vluchtelingen uit Oekraïne naar ons land kwamen, kampt ons land ook met een ongeziene opvangcrisis die vluchtelingen uit de hele wereld treft. Wat denkt u van de behandeling van vluchtelingen die niet uit Oekraïne komen?
De Brusselse overheid heeft meteen gezegd: geen dubbele standaard. Het administratief kader, maar ook de huisvestingsmogelijkheden die gecreëerd zijn, moeten universeel worden. Alleen, wat asielzoekers betreft: dat is niet de bevoegdheid van de Brusselse regering.
Het is dus wel de bedoeling om de noodhuisvesting open te stellen voor dak- en thuisloze mensen. Dankzij de oorlog in Oekraïne zullen we die problematiek versneld kunnen tackelen, zeker nu er een gebetonneerd mechanisme in werking is gesteld dat lege kantoren en hotels identificeert en er tijdelijke woonunits van maakt. Dat is het Brussels succes dat uit deze problematiek is voortgekomen. Wat voor Oekraïners werkt, kan ook werken voor dak- en thuislozen, asielzoekers en vluchtelingen.
"Gastgezinnen zijn niet het failliet van overheden, maar een deel van de oplossing."
Wat worden de belangrijkste uitdagingen voor de integratie van Oekraïners die van Brussel hun verblijfplaats willen maken?
Toegang tot huisvesting, werk, opleiding en gezondheidszorg – ook op het mentale vlak. We weten immers dat mensen die uit een oorlogssituatie komen en alleen wonen in een omgeving waarmee ze niet vertrouwd zijn, vatbaarder zijn voor psychische problemen of zelfs verslaving.
Via een proces dat we gefaciliteerd hebben, moeten de Oekraïners zich in de richting van die publieke diensten bewegen, en kunnen we tegelijkertijd hun noden beantwoorden. Maar mijn grootste bezorgdheid is de toegang tot de arbeidsmarkt en, daarmee gepaard, de huurmarkt. Als dat niet vlot genoeg verloopt, groeit het risico op dakloosheid. Daarom zal er binnenkort een nieuwe campagne gelanceerd worden gericht op gastgezinnen.
Ik geloof dat er nog voldoende solidariteit is onder burgers. De Brusselse overheid ziet gastgezinnen ook meer en meer als een nieuw integratiemodel.
Waarom zijn die gastgezinnen zo belangrijk?
Omdat de integratie via gastgezinnen op veel niveaus versneld en verbeterd wordt. Taal, onderwijs, sociaal netwerk: die dingen gaan in wijken, bij mensen thuis, vlotter dan in een of ander centrum. Bovendien willen Oekraïners en andere asielzoekers niet in die centra leven.
Waarom gebeurt dat nu dan te weinig?
De plaatsen zijn er, zeker in Vlaanderen en Brussel, maar de matching werkt niet. Gemeenten geven aan dat ze plaats hebben, maar vinden dat ze al te veel hooi op hun vork nemen. De adhesie is er niet meer. Het systeem van gastgezinnen moet dus beter ondersteund worden vanuit de overheid, ze moeten meer garanties krijgen. Gastgezinnen zijn niet het failliet van overheden, maar een deel van de oplossing. Le citoyen, c’est l’état.
Wat brengt de toekomst voor u?
Mijn missie zit erop en ik wil de Brusselse overheid bedanken, maar mijn plicht bij het OCMW van de stad Brussel, waar ik directeur ben, roept. Er ligt heel wat werk op de stapel, zeker gezien de huidige context.
Wie zal u opvolgen?
Peter Michiels gaat mijn taken overnemen. Hij kent het administratieve luik door en door. De overheidsdiensten moeten de strategie van ons werk bepalen, en Peter is als directeur van de Gewestelijke Overheidsdienst Economie en Werkgelegenheid goed geplaatst om mijn werk voort te zetten, zeker met de uitdagingen om Oekraïners op de arbeidsmarkt te integreren in gedachten.
Lees meer over: actua
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.