Hulp aan huis bij het koken, poetsen of boodschappen doen, kost voor Nederlandstaligen in Brussel doorgaans meer dan voor Franstaligen. Dat komt door andere financieringsregels aan Vlaamse dan aan Franstalige kant. Familiehulp, een van de aanwezige spelers, wil nu zélf het prijsverschil betalen. “Met onze eigen reserves, maar hopelijk ook met steun van Vlaanderen”
Familiehulp bestaat 75 jaar: ‘Willen absoluut in Brussel blijven’
Dat meldt de gezinsorganisatie dit weekend bij de viering van haar 75-jarige bestaan. “Familiehulp ontstond na de oorlog om zorg te bieden aan gezinnen die er toen vaak alleen voor stonden,” vertelt Martine De Ridder, regiodirecteur voor Brussel Halle Vilvoorde. “Ook in Brussel gingen onze mensen vroeger al helpen bij die zorgbehoevende gezinnen. Dat gebeurde doorgaans bij één gezin van vijf à zes kinderen. Nu is dat helemaal anders. Het gaat vaker om korte hulpbeurten van enkele uren per dag.”
Wat doet Familiehulp allemaal aan huis?
Martine De Ridder: We halen bijvoorbeeld eten in huis, koken, houden het huis proper of helpen mensen zichzelf te wassen. Onze klanten zijn meestal Nederlandstalige, oudere mensen die alleen zijn en niet meer alles zelf kunnen. Ze zouden daarvoor eigenlijk moeten rekenen op hun kinderen, maar die wonen dikwijls niet meer in Brussel. Dat zie je vaak in de stad: oudere mensen hebben vaak geen mantelzorgers in de buurt. Er is veel eenzaamheid.
Daarnaast zie je in Brussel een grote groep allochtone gezinnen die traditioneel wél nog rekenen op hun kinderen, maar die moeten natuurlijk ook gewoon werken. We zien dat die groep de weg naar hulp nog minder vindt en we kunnen hen nog moeilijk bereiken. Waar acht op de tien van onze eigen medewerkers zelf van allochtone origine is, is dat bij het cliënteel nog heel weinig.
Jullie werken met prijzen en subsidies uit Vlaanderen, maar in Brussel bestaat ook Franstalige thuiszorg en die is vaak goedkoper. Speelt daar concurrentie?
De Ridder: Onze eigen markt krimpt nog niet, wij helpen al jaren zo’n 400 gezinnen, maar we willen wel kunnen groeien en dat lukt nu niet. In Brussel wordt zowel aan Nederlandstalige als Franstalige kant nog veel minder gebruik gemaakt van thuiszorg dan in Vlaanderen, maar voor ons is dat wel belangrijk. Ten eerste om de Nederlandstalige Brusselaars te kunnen blijven helpen, maar ook omdat Brussel een beetje een laboratorium is voor de rest van Vlaanderen. De problemen en kwetsbaarheden die onze mensen hier zien, zullen de komende tien jaar ook in Vlaanderen vaker voorkomen.
Over welke problemen gaat het dan?
De Ridder: De eenzaamheid is hier groter en de financiële draagkracht van veel klanten lager. In Brussel helpen wij veel meer huurders. Dat zijn oudere mensen die een groot deel van hun pensioen kwijt zijn aan huur, terwijl veel Vlaamse ouderen toch een eigen huis bezitten. Dat maakt een groot verschil qua betaling, want Vlaanderen houdt bij de prijssetting geen rekening met woonkosten. Franstalige diensten mogen die huurprijs wél van het inkomen aftrekken, wat een lager tarief oplevert. In het algemeen kost een uur Franstalige gezinshulp ook maximaal 9 euro, terwijl dat bij ons maar het gemiddelde is. Afhankelijk van het inkomen kan dat oplopen tot 20 euro.
"Als Vlaanderen wil dat er een Nederlandstalig aanbod van gezinshulp actief blijft in Brussel, moeten er stappen worden gezet"
Daarnaast zien we in Brussel meer psychische problemen bij de klanten, verwaarlozing en vervuilde huizen met schimmel of veel rommel. Heel wat oudere klanten zijn niet goed digitaal geschoold, wat het dan weer ingewikkeld maakt om te communiceren met een deel van onze medewerkers, die vaak anderstalig zijn. Wij voorzien wel vertaalapps op de smartphone, bijvoorbeeld, maar het vraagt toch een pak meer investeringen en mankracht om als organisatie in Brussel actief te zijn dan in Vlaanderen. Ook mobiliteit is dikwijls een probleem. De thuisverplegers van het Wit-Gele Kruis zijn om die reden al weggetrokken. Wij willen dat zeer bewust niet doen en we vragen Vlaanderen om ons daarbij te helpen.
Want jullie willen het prijsverschil nu zélf bijleggen, zegt u. Wie moet dat betalen?
De Ridder: Wij zijn bereid om te onderzoeken in welke mate we zelf kunnen tussenkomen, desnoods vanuit onze reserves. Het is ons recht om een afwijkingsbeleid te voeren op de Vlaamse prijzen als organisatie. Ik hoop daarmee dus te starten op 1 januari volgend jaar. Ook i-mens, een van onze concurrenten, wil dat doen en zal dezelfde berekening maken. Samen kijken we ook naar de overheden om het verschil mee te financieren. Dan denk ik aan Vlaanderen, de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Brusselse gemeenten. Als Vlaanderen wil dat er een Nederlandstalig aanbod van gezinshulp actief blijft in Brussel, dan is dat een van de stappen die moet worden gezet.
Lees meer over: Brussel , Samenleving , thuiszorg , Familiehulp , I-Mens , martine de ridder