Van asielcrisissen tot drugs: over onze hoofdstad vloeide de voorbije jaren heel wat inkt, maar wat vinden Brusselaars daar nu zelf van? Auteur en Brusselaar Hans Vandecandelaere deed wat weinigen hem voordeden: hij ging het hen vragen. Zijn inzichten bundelde hij in 'We moeten eens over Brussel praten', een scherpe doorlichting van onze hyperdiverse hoofdstad.
| Auteur Hans vandecandelaere.
Wie is Hans Vandecandelaere?
- Historicus, onderzoeksjournalist, stadsgids en Brusselkenner
- Auteur van meerdere boeken over Brussel: In Brussel over de naoorlogse migratie naar Brussel, een stadsdeelbiografie over Oud-Molenbeek en En vraag niet waarom, een analyse van de Belgische sekswerk-sector. Deze week verschijnt We moeten eens over Brussel praten
- Richt in 2022 de website hyperdiversbrussel.be op waarin hij in 42 afleveringen thematisch het kleurrijke Brussel uit de doeken doet
Kijk eens naar buiten,” zal het verschillende keren klinken tijdens het gesprek in een koffiebar in centrum Brussel. Het is dé slagzin waarmee Vandecandelaere zijn nieuwste inzichten graag illustreert en had zomaar de titel van zijn nieuwe boek kunnen zijn.
De keuze viel echter op We moeten eens over Brussel praten. Een titel die verwijst naar de driehonderd interviews die de auteur, stadsgids en journalist in zo’n drie jaar aan veldwerk afnam, en die tegelijk lezers uitnodigt tot debat.
Want dat is het doel: wie de hoofdstad slechts kent van de grimmige headliners vol geweld en armoedeproblematieken, aanmanen om haar een nieuwe kans te geven. Van de jeugdwerking tot het onderwijs en de arbeidsmarkt: voorbij de holle frasen en hellhole-uitspraken, hoe gaat het nu echt met Brussel?
“Onder invloed van migratie is Brussel in zeventig jaar tijd een zeer religieuze stad geworden, terwijl de rest van België seculariseerde"
Historicus en auteur
Om de tien jaar heeft het snel veranderende Brussel een boek nodig om zijn polsslag te meten, schrijft u. Hoe maak je van zo’n diverse stad een scherpe MRI-scan?
Hans Vandecandelaere: Dat is niet makkelijk. Ik ben voor mijn analyse vertrokken vanuit hyperdiversiteit als centraal thema en zo lees ik de stad als een verzameling van groepen.
Dé Congolees of Marokkaan bestaat niet, want alle 1,2 miljoen Brusselaars zijn unieke personen van wie de identiteit uit meerdere factoren bestaat. Toch kun je al die individuen clusteren in kleine groepen en subgroepen. Dit boek is het verhaal van hoe al die groepen zich verhouden tot bepaalde thema’s.
De titel van uw boek klinkt als een uitnodiging. Met wie wil u het over Brussel hebben?
Vandecandelaere: Met iedereen uiteraard, maar zeker ook met de vele Vlamingen die hun neus ophalen voor deze, in hun ogen, vreemde en onveilige stad. Brussel heeft zijn problemen, maar ik wil hen tonen dat de stad het, ondanks haar uitdagingen, ook bijzonder goed doet op veel vlakken. Wat hier leeft aan innoverende projecten in de gezondheidszorg, het onderwijs en het jeugdwerk is ongelofelijk.
U staat bekend als een rasechte Brusselaar en een liefhebber van de stad. Bent u kritisch genoeg in dit boek?
Vandecandelaere: Brussel blijft voor mij altijd dé topstad bij uitstek. Kijk naar buiten: honderd meter verder sta je hier in een volledig nieuwe wereld. Van de Brabantstraat, tot het Luxemburgplein of de Abattoir in Anderlecht: al die plekken hebben een volstrekt uniek karakter.
Ik vind dat enorm boeiend en ben daarnaast al twintig jaar professioneel met Brussel bezig. In die zin ben ik misschien gekleurd, maar tegelijk schuif ik niets onder de mat. Dit is een kritisch boek dat voor het leeuwendeel net gaat over de uitdagingen waar deze stad mee kampt.
Over uitdagingen gesproken: leidt die hyperdiversiteit met een mengelmoes van talen, religies en klassen er niet toe dat dit een erg verdeelde stad is?
Vandecandelaere: Vraagt u nu of we in een gesegregeerde stad leven?
Als u wil.
Vandecandelaere: Daar heb ik grote vraagtekens bij. Brusselaars leven naast en door elkaar, maar de vraag is in welke mate dat absoluut is? Ik zie Brussel zeker niet als een archipel waar ieder groepje op zijn eiland woont.
ULB-professor stadsgeografie Benjamin Wayens heeft daar een interessante visie op: hij stelt dat iedere identiteit bestaat uit een torentje puzzelstukken waarbij ieder stukje een persoon vormt tot wie hij is. Pas als je twee mensen naast elkaar legt en geen enkel puzzelstukje overlapt, dan heb je segregatie. In Brussel zie ik nog heel wat ontmoetingsplekken, zoals het onderwijs en de arbeidsmarkt, waar mensen van allerlei slag elkaar tegenkomen.
Pas op, er bestaan zeker barrières zoals de kloof tussen arm en rijk. Maar kijk ook eens breed wie hier allemaal passeert en naar de vermenging van huidskleuren onder vrienden. In die zin denk ik dat segregatie zelden absoluut is. Tegelijk moeten we ongetwijfeld blijven inzetten op verbinding en een goede publieke ruimte waar burgers geen drempels ervaren om met elkaar in contact te komen.
In het onderwijs veroorzaakt hyperdiversiteit niet zelden botsende visies. Hoe kunnen leerkrachten hiermee omgaan?
Vandecandelaere: Diversiteit leidt inderdaad regelmatig tot ethische geschillen. Denk aan thema’s als de evolutietheorie, geaardheid of het conflict Israël-Palestina. Uit onderzoek van de VUB blijkt dat heel wat leraren dat soort hete hangijzers uit de weg gaan.
Die onderwerpen doodzwijgen is evenwel geen oplossing. De boodschap is juist om er wel over te beginnen, maar op de juiste manier.
“Geloof is iets wat je gelooft en wetenschap iets wat je bewijst,” stelt een leerkracht in uw boek. Het lijkt me makkelijker gezegd dan gedaan om dat credo voor de klas te verdedigen?
Vandecandelaere: Persoonlijk sta ik achter die stelling: je moet grenzen durven te trekken. Een school heeft als taak om de beste kennis die voorhanden is aan te bieden en daar mag je niet op afdingen.
Alleen is de uitdaging om tegelijk je publiek mee te hebben. Kijk naar seksuele opvoeding: de voorbije jaren deed ik heel wat veldwerk over de visie van gelovige jongeren op seksualiteit. Dat leverde intieme gesprekken op over seks en gender, en mijn conclusie was dat die thema’s perfect bespreekbaar zijn, alleen vergt dat een andere aanpak.
Leerkrachten vertrekken nog te vaak vanuit het idee dat iedereen seks heeft. Ze vliegen er dus meteen in met lessen rond soa’s en condooms, maar vergeten dat er ook andere visies zijn. Heet eens iedereen welkom in je klas, pas dan kan je beginnen te praten.
Hoe moeten scholen dat aanpakken?
Vandecandelaere: Ik heb al tal van boeiende gesprekken gehad met leerkrachten en directeurs die experimenteren op het vlak van schoolfeesten, halalmaaltijden of kledij. Een mooi woord daarvoor is ‘micro-innovatie’. Het onderwijs is een huis met vele kamers en eerder dan het hele huis te verbouwen, kan je beter kijken wat je op maat van jouw school of klas kan doen. In die zin is hyperdiversiteit een beetje een processie van Echternach: zoeken, op je bek gaan en opnieuw beginnen.
In het beeld dat veel Vlamingen over Brussel hebben, speelt veiligheid een grote rol. Is dit een veilige stad?
Vandecandelaere: Dat denk ik wel, ja. Wij zijn de enige metropool in de Benelux, hoor. Deze stad is groter dan Gent, Leuven, Antwerpen en Luik samen. Dat alles beschouwd, is het hier relatief veilig.
Maar hoe leg je dat uit aan Vlamingen die nieuwsberichten over acht schietpartijen in evenzoveel dagen zien passeren?
Vandecandelaere: Daar spelen de media een grote rol in. Ik bedoel daarmee: de berichtgeving over de schietpartijen was terecht, maar het gaat nu al een maand over niks anders. Ik hoop dan dat boeken zoals de mijne toch een klein beetje een genuanceerde kijk kunnen geven.
In de praktijk is het zo dat ik, als ik nu aan de Hallepoort passeer, me niet onveilig voel. Om op de vraag terug te komen: ik zou aan de gemiddelde Vlaming voorstellen om eens naar Brussel-Centrum te komen. Ik denk niet dat je je daar onveilig zal voelen, of je moet echt al van kwade wil zijn.
Daarnaast is het wel zo dat Brussel op het vlak van imago nog veel te winnen heeft door een paar plekken grondig aan te pakken. Dan bedoel ik dat niet zoals aan het Zuidstation, maar structureel en in samenwerking met de eerstelijnszorg.
Een hardnekkige kloof is die tussen jongeren en de politie. Hoe kan Brussel die uitdaging aangaan?
Vandecandelaere: Uit een recente bevraging van de VGC-Jeugdraad bleek dat 75 procent van de jongeren zich onveilig voelt in contact met de politie: dat is een gigantische uitdaging.
Toch bestaan er al knappe initiatieven. Mijn voorbeeld is dat van de fietsbrigade van de zone Brussel Hoofdstad-Elsene. Zij profileren zich als toegankelijke agenten met wie je een babbeltje kan slaan en die er niet vies van zijn om eens af te stappen en wat te basketballen met de drarries (straattaal voor ‘vriend’, red.).
Jaren geleden al brak ik een lans voor een nabijheidspolitie die zich niet met de combi verplaatst in de wijken, maar te voet of met de fiets. Dat is wat je nodig hebt om de drempel af te bouwen. Ik zie dat model nu ook uitwaaieren naar andere politiezones.
U noemt Brussel een stad met verschillende snelheden: wijken vol expats en een Europese bubbel staan in schril contrast met een verarmde onderlaag. Hoe moeten we daarmee omgaan?
Vandecandelaere: Armoede en huisvesting blijven voor mij dé twee grootste uitdagingen van de stad: we laten globaal heel veel groepen achter. Er beweegt op dat vlak nu wel wat, maar de politieke ambitie om dit aan te pakken blijft ondermaats.
De meeste huisartsen die u sprak noemden armoede en korte scholingsgraad dé nummer één uitdaging in de fysieke eerstelijnszorg. Vond u dat opvallend?
Vandecandelaere: Ja, dat verraste me. Met religie en cultuur valt het blijkbaar allemaal best mee, maar een groot knelpunt is dat veel mensen hun weg niet vinden naar de preventieve zorgverlening. We zagen dat al bij de coronaproblematiek in de Kanaalzone en ook de gratis borstkankeronderzoeken zijn daar geen succes.
Eén van de schrijnende studies die ik las voor dit boek ging over de eerstelijnswerkers die echt op hun tandvlees zitten. Daardoor is de zogenoemde ‘nuldelijn’, burgers die medeburgers helpen, uit noodzaak een essentieel onderdeel geworden van het welzijnsnetwerk. Zij helpen om basismiddelen te verdelen en vervullen een brugfunctie naar de professionele hulpverlening, maar worden daar nauwelijks voor erkend en al zeker niet vergoed.
Met de verkiezingen in zicht steken hete hangijzers als de hoofddoekenkwestie en het verbod op onverdoofd slachten opnieuw de kop op. Brussel blijft worstelen met die religieuze twistpunten, hoe komt dat?
Vandecandelaere: Onder invloed van migratie zijn we in zeventig jaar tijd een zeer religieuze stad geworden, terwijl de rest van België seculariseerde. Tegelijk vind ik globaal gezien dat het best meevalt om met die realiteit dag aan dag samen te leven.
Onze visie op religie is te krampachtig. Geloof is een dynamisch gegeven: ik ken zeer veel moslims die islam bijvoorbeeld op hun eigen manier invullen. Tegelijk geeft een bepaald percentage gelovigen bij conflict tussen wet en geloof voorrang aan het laatste. Dat is wel degelijk een probleem en iets waar we het been stijf moeten houden.
Het is zoals in het onderwijs: kennis staat altijd boven en je moet daar een lijn zien te vinden, maar wel met respect. Dat zijn geen gemakkelijke oefeningen. Het is een proces van onderhandelen, vallen en opstaan.
Hans Vandecandelaere, We moeten eens over Brussel praten, Uitgeverij Epo, 250 blzn., 24,90 euro
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Literatuur , hans vandecandelaere , asielcrisis , dealen met drugs , diversiteit , boek , We moeten het eens over Brussel hebben
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.