Als we het verhaal van de migratie vertellen blijft één zijde vaak onderbelicht: die van de vrouwen. Acht Brusselessen met roots in Afrika brengen nu in het boek (Grands-)mères en lumière het verhaal van hun grootmoeders en moeders. BRUZZ publiceert een ingekorte versie van een van die levensverhalen, waarin auteur en journaliste Raissa Yowali in gesprek gaat met haar grootmoeder én met zichzelf. “Sluit je hart, bijt op je tanden, zeiden ze bij ons, vooral tegen de vrouwen.”
Saskia Vanderstichele
Oma, wanneer is je verjaardag?
Ik ben geboren op 7 januari 1948.
En waar kom je vandaan?
Uit Mbandaka, in Congo.
Hoe was je jeugd?
We hadden het goed, ik groeide op in Bukavu. We hadden bedienden en kwamen niets tekort. We aten alleen verse producten. Je weet hoe veeleisend Koko Telessi, mijn moeder, is op het vlak van voeding? Dat komt omdat ze altijd goed eten heeft gehad. We dronken verse melk. In die tijd kwam die in glazen flessen, niet zoals nu. We gingen naar school met blanke kinderen. Mijn grootvader had een auto, hij was een évolué. We leefden zoals de blanken. De grootvader van Koko Telessi was architect: de kathedraal van Bukavu was zijn werk.
Ah, dus het was echt een heel welgesteld milieu?
Ja, we hadden het echt goed.
Ik herinner me dat, toen je me hier voor het eerst over vertelde, je zei dat ik het op Google moest opzoeken. Het is bizar, ik geloofde het niet echt, een beetje zoals de legendes die beweren dat we van een koning of grote koningin afstammen. Het ligt misschien aan mijn westerse mentaliteit, maar ik had behoefte aan een schriftelijke bevestiging van wat je me vertelde. Ik vond inderdaad sporen terug van Ernest Itela, vol verwondering, alsof ik een onverwachte som geld aantrof, verstopt in de muren van een nieuw huis. Het was de vreugde van te hebben bestaan vroeger, van deel te hebben uitgemaakt van deze ‘Geschiedenis’. Begrijp me goed, ik weet dat we bestonden vóór de kolonisatie, maar die heeft alles opgeslokt en weggegooid als een sombere voetnoot, een grijs gebied in onze mondelinge tradities. De immateriële gevolgen van de kolonisatie zijn niet in cijfers uit te drukken.
Op een internetpagina lees ik dat Ernest Itela een uitstekende ambtenaar was, dat hij zelfs in het leger heeft gediend en de Eerste Wereldoorlog heeft meegemaakt. Dat zou me niet blij moeten maken, want het was niet onze oorlog en hij was alleen wereldwijd vanuit Europees navelstaarderig perspectief, maar toch ben ik dat. Ik ben verdrietig blij omdat soldaten zoals Ernest uit de boeken zijn gewist.
Wie waren we, oma? Daarvóór? Wie waren we vóór hen? Waar komen je gelaatstrekken vandaan? Waar komen mijn angsten en vaardigheden vandaan?
Zie je, oma, dat alles doet me glimlachen wanneer ik de naam Ernest Itela vind, geboren in 1890 en gestorven in 1959, tussen data uit de vorige eeuw in de krochten van het internet.
En daarna? Hoe ben je in Kinshasa terechtgekomen?
Voor mijn studies. Dat was in 1963.
Hoe was dat?
Echt heel goed, er waren winkels en alles wat je wil. Ik verbleef bij mijn grootoom. In die tijd was hij directeur toerisme en beheerde hij alle guesthouses. Je weet wie tante Angèle is, toch? Mijn grootoom is de grootvader van tante Angèle. Later begon hij bij Sabena te werken.
Ik wist niet dat je gestudeerd had en ik schaam me echt dat ik dat niet wist of nooit gevraagd heb. Wacht oma, euh, wat heb je gestudeerd?
Basisonderwijs. Ik werkte in het sociaal centrum van ONATRA, l’Office national des transports, in Kinshasa. Ik gaf les.
Waarin?
Frans en Lingala.
Je gaf dus Franse les?
Nu ja, ik onderwees de basis, lezen en schrijven op zijn minst. We gaven ook naailes, kookles, de zeden, hoe je het huis op orde houdt, hoe je goed voor je gezin zorgt ...
Maar aan wie?
Er waren twee groepen, jonge vrouwen en moeders.
Frans? Vergeef me, oma, maar dat verbaasde me echt. Je hebt nog altijd zo’n zwaar accent, het stigma van mensen die van elders komen. Sommige accenten wekken nieuwsgierigheid, maar het jouwe wekt minachting. Het wil zeggen dat je niet goed genoeg spreekt, dat je niet goed genoeg geïntegreerd bent. Terwijl bij anderen de eerste de beste Franse zin leidt tot verwondering, nieuwsgierigheid en felicitaties, als een blijk van een welgekomen exotisme.
Ik heb soms gelachen om dat accent. Als je me kwam ophalen na de vioolles of op school, wilde ik niet dat mensen het hoorden. Ik wilde niet dat ze ermee zouden spotten. Ik zag overal dat het een aanleiding was om te lachen, geïmiteerd op tv, geïmiteerd op het toneel, geïmiteerd in strips. En jij, met je accent, jij die nog steeds naar je woorden zoekt in het Frans, een van de vele talen die je spreekt, jij gaf Franse les. Dat verbaast me, maar maakt me ook trots.
Als wij met elkaar spreken, combineer je Lingala en Frans. Maar je spreekt nog veel andere talen, waaronder het Swahili dat ik had willen leren. Swahili is de taal van mijn moeder, van wie de familie uit Kivu komt. Vandaag, weet je, kan het me niet schelen dat je je r’s rollen. Men verwijt Engelsen of Italianen hun accent niet, men vindt het zelfs charmant. Waarom zou jij je r’s niet mogen rollen?
Oma, wanneer zijn jullie in België aangekomen?
We kwamen in 1975. We vestigden ons in Brussel, je opa studeerde in Louvain-la-Neuve en pendelde.
Hoe was het daar?
Heel proper, niet zoals nu. Nu heb je sommige wijken die echt heel vuil zijn.
Hoe ging het met de Belgen?
Destijds waren we met weinig Congolezen en kenden we elkaar allemaal. Het waren goede families, veel studenten. We waren heel solidair met elkaar. Vandaag is dat anders. We zijn met heel veel, mensen uit alle milieus, en we hebben geen gemeenschapsgevoel meer. Tegenwoordig zijn mensen individualistisch en te kwader trouw.
Trouwens, als ik dood ben, weet dan dat als iemand komt zeggen: ‘Je oma was me zoveel verschuldigd,’ dat dat niet waar is. Ik heb geen schulden. Je moet geen schulden hebben in het leven, Raïssa, dat is niet goed, je moet altijd je schulden betalen.
En voelde je je goed in België?
We gingen elke zomer terug naar Congo. Mobutu had het makkelijker gemaakt voor studenten om te reizen. Dat was belangrijk. Ik heb er altijd op aangedrongen dat jullie ouders verbonden bleven met hun land, want het is hun land. Jullie zijn geen westerlingen, jullie zijn ook Congolezen, Afrikanen. Dat moet je nooit vergeten. Jullie zijn niet alleen Belgen. Wees trots dat je Congolees bent.
Waarom is dat belangrijk?
Ah, omdat je altijd een plek hebt om naar terug te keren. Ik wilde altijd dat ze (haar kinderen, red.) de taal (Lingala, red.) spraken en niet alleen Frans. Als je ergens naartoe gaat, neem je wat goed is mee en laat je de rest achter.
Wat was er goed hier?
Er zijn niet alleen slechte dingen in de westerse cultuur. Orde bijvoorbeeld. Een bepaald idee van hygiëne, met hun lakens en handdoeken.
En bij ons?
In onze cultuur zijn er veel goede dingen, bijvoorbeeld de liefde en respect voor ouderen. Weet je, hier (in België, red.), als een jongere me Béatrice noemt, ergert dat me enorm. We zijn geen vrienden, ik zou hun moeder of grootmoeder kunnen zijn, en ze noemen me bij mijn voornaam!
Zie je, we hebben veel waarden doorgegeven aan jullie ouders, ze zijn goed opgevoed.
Wat deed jij hier toen opa studeerde?
Ik werkte, we moesten tenslotte iedereen voeden. Overdag werkte ik bij de bank, daarna had ik pauze en ‘s avonds maakte ik kantoren schoon. Ik nam elke jongen om de beurt mee om me te helpen schoonmaken: de ene avond was het je oom Toussaint, dan je vader, dan oom Ernest.
Je werkte dus eigenlijk de hele tijd. Vond je het niet erg om schoon te maken, terwijl je uit een goede, rijke familie komt en niets tekortkwam?
Maar het was werk! Je moet werken. Toen ik met je grootvader trouwde, die net aan het begin van zijn leven stond, verliet ik mijn familie en nu moest ik voor de onze zorgen. Ik moest werken voor de mijnen.
Er waren veel mensen in huis, jullie hebben ook heel wat mensen geadopteerd.
Ja, dat was om te helpen ...
Oma, hoe heb je opa ontmoet? Ik vind het gênant om je dat te vragen, wij praten niet over de liefde. Ik heb de indruk dat liefde zich nog altijd ophoudt in een schemerzone tussen schaamte en taboe. Ik zeg niet “Ik hou van je”, ik laat het zien en jij laat het ook zien.
Ik nam dezelfde schoolbus als zijn jongere broer. De halte was vlak voor hun huis, bij de voordeur. Hij had me van ver gezien en eerst vergaarde hij informatie bij zijn broer, totdat hij me elke dag het hof kwam maken. Ik zei hem dat ik een serieuze vrouw was en geen avonturier wilde. Als hij goede bedoelingen had, moest hij naar mijn familie gaan en duidelijk zijn.
Wat vroeg hij aan zijn broer?
Hun vader was een beetje racistisch. Hij wilde dat zijn zonen vrouwen meebrachten die hun taal spraken en van dezelfde stam waren als zij. Zodra zijn broer bevestigde dat ik goed Lingala sprak en ook uit de Evenaarsprovincie kwam, was het goed.
En toen?
Nu, je weet hoe koppig je opa is, net als je vader. Hij kwam naar huis, om mijn oom en tante te ontmoeten.
En je ouders?
Die waren niet in Kinshasa.
En toen?
Mijn oom en tante zeiden dat hij moest wachten tot ik mijn studies had afgemaakt. Ik ben in juni afgestudeerd en we zijn op 30 november 1963 getrouwd.
Hield je van hem? Je lacht verlegen ...
Maar enfin, als je niet van de ander houdt, hoe wil je dan met hem trouwen?
Is het huwelijk belangrijk voor jou?
Ja, dat is wat je moet doen.
Ook al was het niet altijd makkelijk?
Ach, weet je, dat hoort bij het huwelijk, je moet kunnen vergeven. Ik heb hem verdragen, jullie opa ...
Waarom?
Als iemand je om vergeving vraagt, moet je vergeven. Het is God die ons een vergevingsgezind hart geeft.
Natuurlijk ben ik het niet met alles eens.
Ik zou je kunnen tegenspreken met een radicaal, compromisloos feminisme, maar wat heeft dat voor zin? Hoe zou ik mijn eenendertig jaar kunnen vergelijken met jouw ervaring? Het was een andere tijd, met andere uitdagingen. Wie zou ik zijn geweest in jouw plaats? Wat zou ik hebben gedaan? Ik weet dat je niet zwak bent, dat het beledigend zou zijn en de zaken zou simplificeren om te zeggen dat zij die denken zoals jij zwak zijn. Ik bedoel: zij die bij hun partner blijven.
Kanga motema, zoals we bij ons zeggen. ‘Sluit je hart.’ Het is een simpele zin, een aansporing tot veerkracht. Hij was vooral bedoeld voor vrouwen. Ik heb die zin vroeg geleerd, in onbeduidende situaties. Ze zeiden het tegen me als ik de bijtende schedelpijn tijdens het vlechten niet kon verdragen.
Kanga motema, sluit je hart, bijt op je tanden, enfin, op welke manier dan ook.
Soms heb je veel kracht nodig om vol te houden ondanks de desillusie. Ik zal hier niet jullie leven in detail beschrijven, het is van jullie en bovendien hou ik van mijn grootvader, hij is een uitzonderlijk man op vele andere vlakken. Ik laat je dus je eigen stem en kijk op de zaken, ik zal niet op zoek gaan naar de intimiteit van je wonden als echtgenote, die zijn van jou. Je bent een sterke vrouw zoals veel oudere vrouwen die ons omringen of die verdwenen zijn. Dat is misschien wat betreurenswaardig is, dat die onzichtbare en discrete kracht zo vaak op de proef is gesteld.
Jij en opa hebben net jullie zestigste huwelijksverjaardag gevierd. Ik vind dat duizelingwekkend, zestig jaar. Wat doe je al die tijd met z’n tweeën? Tijdens de familiebijeenkomsten die ik weer begin bij te wonen, kijk ik aandachtig om me heen, naar de talloze neven en nichten, de tantes en ooms, de kinderen die rondrennen. Ook dat is zestig jaar, een hoop mensen die je omringen. Ik weet niet of ik in het huwelijk geloof, mijn leven is zo anders dan alles wat je me vertelt. Op mijn leeftijd denk je de vormen en vragen opnieuw uit te vinden, je hebt ook meer ruimte om dat te doen. Toch voel ik me meestal verloren.
INFO
(Grands-)mères en lumière, dat is het verhaal van de moeders en grootmoeders van sociaal onderneemster Juliette Berguet, journaliste Salwa Boujour, docente Mariam Diallo, juriste Sarah Kawaya, kunstenares Marie-Paule Mugeni, onderneemster Aurélie Mulowa, auteur en journaliste Raissa Yowali en politicoloog en inclusie-experte Fatima Zibouh. Het werk ontstond in samenwerking met de vereniging ParagraFes van Manuela Varrasso en is uitgegeven bij maelstrÖm.
Lees meer over: actua , Raissa Yowali , (Grands-)mères en lumière , maelstrÖm , Paragrafes