Brussel en Vlaanderen hebben de handen in elkaar geslagen om de werkloosheid - in Brussel - en het joboverschot - in Vlaanderen - aan te pakken. Dat geeft eerste positieve resultaten, maar er is nog marge voor verbetering. “In Vlaanderen solliciteren mag niet vrijblijvend zijn.”
Institutioneel is Brussel een buitenbeentje en dat is niet anders voor het arbeidsmarktbeleid. Het zwaartepunt ligt bij het Gewest, met de bevoegdheden economie, arbeidsbemiddeling, activering en doelgroepenbeleid, maar de federale overheid - sociale zekerheid, arbeidsrecht, loonbeleid - en de gemeenschappen – opleidingen - hebben nog een flinke vinger in de pap. Dat maakt een beleid voeren er niet makkelijker op, zeker niet gezien de metropolitane ruimte die Brussel en zijn hinterland vormen.
Er is maar één oplossing: samenwerken en van elkaar leren. En dat lijkt nu zijn vruchten af te werpen. Het aantal werklozen in Brussel is de laatste jaren fors gedaald. Eind december klokte Actiris af op een werkloosheidsgraad van 15,7 procent. Zo laag was die niet meer sinds 1992.
Toch mogen die betere cijfers geen reden zijn om op de lauweren te rusten. Uit de laatste gegevens blijkt dat Brussel het minder goed doet dan de andere gewesten. In Vlaanderen waren er in december 2018 186.807 niet-werkende werkzoekenden, een daling van 7,9 procent in een jaar tijd. Wallonië telde er 208.757, dat is 4,8 procent minder dan een jaar eerder. In Brussel blijft die daling steken op 3 procent. Er zijn nog altijd 88.317 werklozen.
Wij vroegen aan Fons Leroy (VDAB) en Grégor Chapelle (Actiris) hoe zij de toekomst zien van het Brussels arbeidsmarktbeleid. Geert Pauwels (VDAB-Brussel) en Caroline Mancel (Nederlandstalige adjunct-directeur van Actiris) voegen er vanuit hun expertise hun visie aan toe.Afspreken doen we zestien hoog, in de Actiris-toren, aan Madou, zowat het symbool van de samenwerking tussen VDAB en Actiris, want VDAB-Brussel én Actiris houden er allebei kantoor. Wat dan weer niet wil zeggen dat VDAB en Actiris twee handen op één buik zijn.
"We hebben het geluk dat Vlaanderen en Brussel perfect tegengestelde noden hebben, waarbij de ene de oplossing is voor de andere"
Als u naar de Brusselse arbeidsmarkt kijkt, Fons Leroy, wat ziet u dan? Wat zijn de sterke en zwakke punten?
Fons Leroy: Ik zie vooral een enorme evolutie. Brussel heeft lang stilgestaan. Ik heb vijftien jaar geleden, ook in BRUZZ, fel kritiek geuit op de werking van de BGDA (oude naam van Actiris, red.). Er werd veel te weinig ingezet op trajectbegeleiding van werklozen en op samenwerking met VDAB. Wij waren nochtans vragende partij.
De laatste jaren is er een kentering. Actiris heeft begrepen dat we elkaar moeten vinden. Het institutionele framework is niet langer een belemmering. Samen met andere partners is er een activeringsbeleid op poten gezet. Er is geïnvesteerd in trajectbegeleiding, in de mensen van Actiris zelf. Dat schept vertrouwen.
Tot slot is de hoofdstad voor Vlaanderen onmiskenbaar een socio-economische opportuniteit. In de brede rand rond Brussel is er een sterke vergrijzing, en zijn er veel vacatures. Daar liggen veel kansen voor Brusselse werkzoekenden.
Grégor Chapelle, gaat u akkoord met deze analyse?
Grégor Chapelle: Zeker. Het Brusselse leadership, en daarmee bedoel ik zowel de Brusselse regering als de sociale partners, heeft voor een pragmatische aanpak gekozen. We hebben het geluk dat Vlaanderen en Brussel perfect tegengestelde noden hebben, waarbij de ene de oplossing is voor de andere. Wij hebben een reservoir aan arbeidskrachten, in Vlaanderen is er nood aan. Zodra dat is vastgesteld, is het eenvoudig: samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel is in eenieders belang.
We hebben eerst gewerkt op het vertrouwen in de instelling zelf. De werkgevers moesten weer heil zien in Actiris, zodat het aantal vacatures omhoog kon. Daarna hebben we de jongerenwerkloosheid aangepakt, met het jongerengarantieplan. In dat strategisch stappenplan werd de samenwerking met Vlaamse werkgevers steeds belangrijker, net als die met VDAB-Brussel (die verantwoordelijk is voor de Nederlandstalige opleidingen in Brussel, red.).Tot slot is er ook de benchmarking. Ik heb het al vaker gezegd: we schamen er ons niet meer voor om te zeggen dat we van de VDAB kunnen leren. VDAB heeft lang voor ons in IT geïnvesteerd, in de opleiding van de eigen mensen.
Fons Leroy, u hebt Brussel geanalyseerd vanuit een institutioneel oogpunt, maar als u naar de arbeidsmarkt zelf kijkt, kan u er niet omheen dat die niet zo eenvoudig te activeren is.
Leroy: Brussel is een stad met veel laaggeschoolde werkzoekenden. Die kunnen natuurlijk wel in sectoren zoals de horeca aan de slag, maar voor de rest is het een stad met vooral werk voor hoger opgeleiden. Dat matcht niet. Daarom moet je naar een nieuwe context zoeken, waar die match er wel is. En dan biedt de luchthavenregio een grote opportuniteit. Zo eenvoudig is het.
Vandaag loopt de samenwerking tussen Brussel en Vlaanderen vrij goed, maar er is veel tijd verloren. Het Brusselse arbeidsmarktbeleid heeft te lang alleen naar het Franstalige landschap gekeken. Het zag niet dat de vernieuwing zich in Vlaanderen afspeelde.
Je ziet dat bijvoorbeeld in de samenwerking met andere partners op het terrein. In Brussel is de verhouding vaak gepolitiseerd, met lokale besturen als belangrijke partner. VDAB kijkt meer naar expertise en richt zich op samenwerking met ngo’s. Sommige vzw’s zijn beter dan de klassieke overheid gewapend om bepaalde doelgroepen te bereiken. Geef hen dan ook een rol, zodat de werkzoekenden alle kansen krijgen.
Chapelle: Ik wil toch een en ander nuanceren als het over Brussel gaat. De arbeidsmarkt die we hier zien, is typisch voor grote steden in heel Europa. Critici maken, vaak om politieke redenen, de fout om Brussel met Vlaanderen te vergelijken. Dat heeft geen enkele zin. Dat is een stad vergelijken met een regio.
Een cijfer dat me opviel in de laatste Taalbarometer was dat over de verhuisbewegingen. In Brussel kwamen de laatste twintig jaar meer dan twee miljoen mensen wonen, en vertrokken er anderhalf miljoen weer. Bij die instroom zijn heel veel migranten en Europeanen. Voeg daarbij dat negentig procent van de banen in de dienstensector gelegen is, en een kind kan zien dat het niet makkelijk is.
"Het Brussels arbeidsmarktbeleid heeft te lang alleen naar het Franstalige landschap gekeken. Het zag niet dat de vernieuwing zich in Vlaanderen afspeelde"
Caroline Mancel, het aantal Brusselaars dat in Vlaanderen gaat werken, is toegenomen, maar het blijft een al bij al beperkte toename. Wat kan Actiris daaraan doen?
Caroline Mancel: Er kan een tandje bijgestoken worden, en dat doen we ook. Bijvoorbeeld met het nieuwe airporthouse Aviato. Er is een gemengd team Actiris-VDAB dat samenwerkt met één doel: gekwalificeerd personeel vinden voor de bedrijven in en om de luchthaven. Of dat Vlamingen of Brusselaars zijn, dat doet er dan niet toe.
Is dat voldoende, Geert Pauwels?
Geert Pauwels: We zien inderdaad dat Brusselaars een positieve keuze maken om Nederlands te leren. En ze kunnen dan vervolgens een job zoeken in de Rand. Maar op een bepaald moment volstaat dat niet meer. Die keuze kan niet vrijblijvend blijven. Er moet een moment komen dat de Brusselaars écht gestimuleerd worden om Nederlands te leren, om zo hun jobkansen te vergroten.
"Ik probeer de Brusselse regering er altijd van te overtuigen dat de middelen van Actiris geen uitgaven zijn, maar investeringen, die later opbrengen"
U wil hen verplichten om in de Rand te solliciteren?
Pauwels: Het is niet aan mij om de koers van het Brusselse arbeidsmarktbeleid te bepalen, maar als het aan de VDAB lag, zouden we werklozen eerst de vrije keuze laten om in de Rand te komen werken, en als dat binnen een bepaalde tijd niet leidt tot een job, zouden we hen een competentieontwikkeling aanbieden. Een van die competenties zou het Nederlands zijn. Op dat moment zou die opleiding bij VDAB geen vrije keuze meer zijn.
Mancel: Sowieso is de talentest verplicht bij alle jongeren die zich bij Actiris aanbieden. Als het niveau van het Nederlands onvoldoende is, dringen we er toch sterk op aan dat de werkloze Nederlands leert. Dat verdubbelt zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt.
Het is een cliché, maar los van de taal, lijkt er tussen Vlaanderen en Brussel nog steeds een reusachtige muur te staan. Brusselse werklozen denken er gewoon niet aan om in Vlaanderen te solliciteren.
Leroy: De vervoersarmoede is enorm toegenomen. Niet alleen hier. Dat merk ik als ik praat met mijn Europese collega’s. Mensen raken niet makkelijk op de plek waar er werk is. Tegelijk is er een flexibilisering van de arbeidsmarkt: je moet vroeg beginnen, je werkt laat. Op het vlak van mobiliteit ligt er dus een grote uitdaging. Mensen moeten zich op een vlotte en betaalbare manier kunnen verplaatsen. Die structuur is vandaag niet aanwezig. Dat is voor mij dé politieke prioriteit van de komende legislatuur.
Je zou naar een metropolitane regio kunnen evolueren, waar grensoverschrijdende arbeid en mobiliteit in een klap worden opgelost. Goed idee?
Leroy: Ik zit hier niet om de Brusselse natte droom te verwezenlijken (lachje). De arbeidsmarkt in Brussel bekijk ik niet anders dan gelijk welke andere arbeidsmarkt. We zitten met grenzen en door samenwerking moeten we die grenzen overstijgen. Ik maak daar geen politiek issue van. Dat heeft geen meerwaarde. Ik weet hoe ver we kunnen gaan om Brusselse werkzoekenden naar de Rand te krijgen. Dat is een veel concretere doelstelling.
Chapelle: Dat is juist. Door projectgericht en operationeel te denken bereik je veel meer dan door een institutionele hocus pocus. Dat geldt trouwens ook voor het openbaar vervoer. Waarom zouden TEC, De Lijn en MIVB niet kunnen samenwerken in functie van de noden van de arbeidsmarkt in Brussel en Vlaanderen?
VDAB is in Brussel bevoegd voor opleiding. Is er voldoende instroom van Brusselse werklozen naar het VDAB-aanbod?
Pauwels: Het VDAB-aanbod is voldoende groot. Dat zou je met slechte wil kunnen lezen als: er kunnen nog meer Brusselse werklozen instromen in onze opleidingen. Maar je kan het ook anders zien. We beantwoorden een vraag die leeft op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ons aanbod is vooral enorm veranderd. We hebben veel sterker ingezet op cursussen Nederlands. Die zijn in een jaar tijd vertienvoudigd.
Zijn de Vlaamse werkgevers er zich voldoende van bewust dat er in Brussel een groot reservoir aan werkkrachten is?
Chapelle: Er moet een grote cultuurverandering komen. Ik ben optimistisch, ik voel dat die verandering eraan komt. Langs beide zijden. Vroeger klonk het hier in Brussel: we zijn een tweetalige regio, iedereen moet Nederlands leren. Dat wordt steeds minder als een verplichting gezien, en steeds meer als een kans, een culturele verrijking en een socio-economisch voordeel. Als we die evolutie kunnen doorzetten, door het Nederlands als een voordeel te verkopen, zullen we nog makkelijker de Vlaamse werkgevers kunnen overtuigen.
Mancel: Verder focussen we ook op het digitale. Dat is belangrijk omdat Actiris een digitale transformatie zal doormaken in 2019. We rollen het unieke dossier uit. Inschrijven zal veel makkelijker zijn. We willen zo niet alleen moderniseren, maar ook meer tijd vrijmaken voor de werkzoekende die meer nood heeft aan een face-to-facegesprek.
Digitalisering is al langer aan de orde binnen VDAB, en een van uw stokpaardjes, Fons Leroy. Is dat niet juist drempelverhogend voor kwetsbare werklozen?
Leroy: Digitalisering is voor mij een zaak van emancipatie. We mogen de kloof tussen wie vlot met de computer overweg kan en wie dat niet kan, niet in stand houden. Zeker in Brussel is dat problematisch. De beroepsbevolking is hier jong. Als je die niet integreert, dan eindig je met een zware maatschappelijke factuur, voor jaren.
Om op uw vraag te antwoorden: uiteraard hebben we dezelfde opmerkingen gekregen bij de uitrol van onze digitale strategie bij VDAB, onder meer van de vakbonden en partners uit de civil society. We leven niet alleen in een digitale arbeidsmarkt en een digitale economie. We leven in een digitale samenleving. Als we willen dat mensen volwaardig participeren, dan willen we ook dat ze de nodige digitale skills hebben.
Het mooie van dit verhaal is dat hier geen tegenstelling zit tussen de doelstellingen van de arbeidsmarkt, onderwijs en burgerschap. Vanuit die drie facetten zijn de digitale skills nodig. Daarom is het onze verdomde plicht om voor elke werkzoekende die digitale vaardigheden bijgespijkerd te krijgen. In ons model willen we de digitale analfabeten onmiddellijk detecteren, en naar de gepaste opleiding leiden.
Is het geen extra drempel, Grégor Chapelle?
Chapelle: Ik ga akkoord met wat Fons Leroy zegt. Onze digitale transformatie kan net helpen om te detecteren hoe het met de digitale talenten van onze werklozen zit. En zo kunnen we hen ook de juiste opleiding bieden.
Leroy: Als we uitzoomen, dan zien we dat de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten zoals VDAB en Actiris een belangrijke stabiliserende rol spelen in het socio-economische landschap. Dat zeg ik niet, dat is een vaststelling van onder meer de Europese Commissie. Dat betekent meteen ook dat het imago van en het vertrouwen in die publieke arbeidsbemiddelingsdiensten veel hoger zouden moeten liggen. Maar aangezien de economie razendsnel verandert, veranderen ook de gevraagde competenties. De publieke arbeidsbemiddelingsdiensten moeten daarom in het hart staan van de talentontwikkeling. Het gaat er niet alleen om om vacatures aan te reiken. Daaruit volgt ook dat de samenwerking tussen opleiding en arbeidsbemiddeling belangrijker wordt dan ooit.
Een ander aspect van de activering waar men vandaag minder over praat zijn de sancties, de controle. Sinds de zesde staatshervorming is het een bevoegdheid van de gewesten. Een goede zaak?
Chapelle: Ik wil eerst vooraf iets duidelijk maken. Specifiek voor de Brusselse arbeidsmarkt is de combinatie van de grote fragiliteit van een deel van de bevolking én de hoge levensduurte in de stad. Werklozen vragen om lange opleidingen te volgen is een erg kostelijke zaak. Uit een studie van Bruxelles-Formation blijkt dat hoe minder mensen verdienen, hoe sneller ze afhaken.
Als we over controle en sancties spreken, wil ik eerst de positieve aspecten van de activering benadrukken. Dat wil zeggen dat wij als overheid ook mee oplossingen moeten aandragen, en dat we in de eerste plaats de werkloze moeten begeleiden in zijn traject. Als er manifeste onwil is, dan komen we in een ander verhaal.
Leroy: Als er rechten zijn, zijn er ook plichten. Elke werkzoekende heeft recht op begeleiding en opleiding. De middelen zijn er. Dan staan daar ook plichten tegenover. Ik ben er altijd voorstander van geweest om de controle van het federale niveau naar de gewesten over te hevelen. Om het beleid coherenter te maken. Maar altijd vanuit de filosofie dat we meer mensen aan het werk moeten helpen.
De VDAB is in eerste instantie bemiddelaar, maar soms is de controleur nodig om de bemiddelaar zijn werk te laten doen. We zetten de gendarme niet in de vitrine, maar de bemiddelaar. Maar soms heb je de gendarme nodig.
Chapelle: Daarom is het belangrijk om in Brussel in voldoende opleidingen te voorzien voor ongeschoolde werklozen, bijvoorbeeld in de alfabetisering. Daar zijn nog tekorten. En er zijn vandaag onvoldoende jobs voor die laaggeschoolden. Dat zijn zeker elementen die meespelen bij de controle en de sancties.
Pauwels: Daar ligt wel een uitdaging, meneer Chapelle. Als we de uitwisseling van vacatures tussen Vlaanderen en Brussel intensifiëren, dan verruimt de arbeidsmarkt ook voor de Brusselse werklozen, zelfs voor wie lager geschoold is.Mancel: Ik wil hier nog aan toevoegen dat het unieke digitale dossier dat er dit jaar aankomt ook een instrument kan zijn om de controle te verbeteren. Het brengt de carrière van iedere werkzoekende in kaart. En de controleur zal zo kunnen kijken of er voldoende inspanningen zijn gedaan.
Fons Leroy, in uw boek ‘No Jobs’ stelt u dat we niet bang moeten zijn voor de robotisering van de arbeidsmarkt. Digitalisering helpt ons juist om de vervelende klussen uit de wereld te helpen. In Brussel is er een sterke toename van de platformeconomie. Deliveroo, Uber Eats, et cetera schudden de onderkant van de arbeidsmarkt danig door elkaar.
Leroy:We moeten innovatie een kans geven. Als die niet helemaal in het huidige arbeidskader past, moeten we geduld oefenen. Anderzijds hoed ik me wel voor de proliferatie van nieuwe arbeidsstatuten, die weinig of geen bescherming meer geven aan werknemers.
We moeten streven naar duurzame loopbanen. Ook de andere Europese publieke arbeidsbemiddelingsdiensten staan achter die doelstelling. De kleine job kan wél een aanbod zijn op de arbeidsmarkt, maar als startpunt, niet als eindpunt. Dat was vroeger met de interimjob ook zo.
In die platformeconomie kan iemand nieuwe competenties aanleren, maar dat mag niet ten koste gaan van sociale rechten, én vooral: de werknemer moet klant blijven van de VDAB of Actiris. Want dat is onze grootste uitdaging: een duurzame cliëntenrelatie. Of de werknemer nu in de zorgeconomie of platformeconomie zit, of in de industrie, hij of zij zal altijd met transities te maken krijgen. En op dat moment moeten ze een publieke arbeidsbemiddelingsdienst vinden waarin ze vertrouwen hebben.
Als we nu de hele platformeconomie links laten liggen, krijgen we niet het vertrouwen van wie daarvoor werkt. We moeten de platformeconomie integreren in ons sociaal bestel en overlegmodel, zoals we dat in de jaren zeventig met de uitzendarbeid hebben gedaan, en er een kader rond bouwen met rechten en plichten.
Chapelle: Ik wil een duidelijk onderscheid maken tussen het digitale instrument, de app, en het statuut van de werknemer. Die worden nogal eens met elkaar verward. Een app is perfect mogelijk zonder dat het de sociale rechten van de werknemer aantast. Neem nu de app van de Brusselse taxibedrijven, waar betaald kan worden met kredietkaart en de ritten vooraf kunnen worden besteld.
Waar ik wel een probleem mee heb, is hoe de platformeconomie de individualisering van de arbeidsrelatie tot een maximum heeft opgedreven. De werknemer heeft vrijwel geen rechten meer. De werkgever kan met een klik de werknemer zonder werk zetten door gewoon te beslissen geen klanten meer te sturen. Dat is de totale precarisatie van de werknemer.
En dat gaat met fraude gepaard. We hebben tal van werkzoekenden die, om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, voor Uber of Deliveroo werken, en toch nog werkloosheidssteun krijgen. Dat mag helemaal niet, maar daar wordt nauwelijks op gecontroleerd. Dus ja, hier ligt een serieuze uitdaging voor de overheid.
Zijn jullie tevreden over de zesde staatshervorming?
Leroy: We zitten nog altijd niet met homogene bevoegdheden. Zaken die essentieel zijn voor de activering zitten nog altijd in federale wetten gegoten, terwijl dat bij de gewesten zou moeten liggen. Er zijn nog altijd federale contingent-regels voor opleiding. Die zijn totaal onlogisch.
Wat mij betreft is de zesde staatshervorming dus zeker niet optimaal uitgewerkt. Integendeel: het arbeidsmarktbeleid is complexer geworden dan ooit tevoren. En mochten Brussel, Vlaanderen en Wallonië niet zo goed met elkaar samenwerken, dan zou het nog erger zijn.
Chapelle: Ik wil me niet uitspreken over de zesde of zevende staatshervorming. Ik pleit voor een pragmatiek van de samenwerking. Ik probeer de Brusselse regering er altijd van te overtuigen dat de middelen van Actiris geen uitgaven zijn, maar investeringen, die later opbrengen. Zelfs in het huidig institutioneel kader kunnen we nog efficiënter zijn, met name als de dialoog tussen de gewesten en de federale overheid ook vertrekt vanuit een gezamenlijk belang, wat vandaag niet het geval is.
Grégor Chapelle
- Geboren in 1974 in Togo
- Sinds 2011 directeur-generaal van Actiris, de Brusselse gewestelijke dienstvoor arbeidsbemiddeling
- Master in de rechten aan de UCL (1992-1997)
- Master of Public Administration in Harvardconsultant Mc Kinsey (2004-2006)
- Medeoprichter van het advocatenkantoor van de Vrijheidswijk, met Alexis Deswaef in 2006
- Schepen van Werk, Handel en Economie in Vorst (2006-2011)
Fons Leroy
- Geboren in 1954
- Hoofd van de VDAB sinds 2005
- Licentiaat in de Rechten en in de Criminologie
- Bijzondere licentie in de Bestuurskunde en het Overheidsmanagement
- 15 jaar adjunct-kabinetschef en later als kabinetschef op de Vlaamse kabinetten van Werkgelegenheid
- VDAB werd onder zijn leiding uitgeroepen tot Vlaams Overheidsorganisatie van het jaar 2015
Caroline Mancel
- Geboren in 1969 in Gent
- Sinds 2016 adjunct-directeur-generaal Actiris
- 2014-2016: aan het hoofd van de directie Werkgevers bij Actiris.
- Haar team van de nieuwe dienst ‘Select Actiris’ slaagde erin om 11.287 werkaanbiedingen te behandelen in 2015, tegenover 9.751 in 2014 en 8.686 in 2013
- Werkte als adviseur voor de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel
- Vertaler-tolk en master in de Europese studies
Geert Pauwels
- Sinds juni 2013 directeur VDAB Brussel
- Begint in 1997 als instructeur Engels bij de VDAB te werken
- Bekleedt sinds 1997 verschillende functies bij de VDAB Brussel, onder meer opleidingsmanagervan 2006 tot 2013
- 1996: leerkracht Engels, Duits & Frans in Noorwegen
- Master Germaanse Talen Engels & Duits KULeuven (1992-1996)
Lees meer over: Brussel , Analyse , werkloosheid , jeugdwerkloosheid , VDAB , Actiris
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.