De confrontatie tussen jonge Brusselaars en politie in het Ter Kamerenbos donderdag doet heel wat vragen rijzen. Over de noodzaak van het politieoptreden, maar ook over wat duizenden mensen beweegt om in tijden van stijgende coronacijfers samen te troepen, voor een festival dat overduidelijk nep was. “Jongeren zijn dé vergeten groep van dit coronajaar. Ze lopen het minste risico, maar moesten het meeste opgeven.”
| Buitenkomen en je vrienden zien, daar ging het voor veel jongeren om.
Politie te paard die parkgangers achtervolgt. Waterkanonnen die samen oprukken om feestneuzen het park uit te spuiten. Jongeren die op hun beurt agenten bekogelen met flessen of met een skateboard het raam van een combi ingooien: het zijn licht hallucinante beelden die ons donderdagavond bereikten uit het Ter Kamerenbos.
Over de wenselijkheid van het politieoptreden vloeide de voorbije dagen al wat inkt. Maar op de achtergrond rijst nog een andere vraag. Wat drijft vooral jonge Brusselaars dezer dagen om elkaar zo massaal op te zoeken, in vaak onveilige omstandigheden? Want het nepfestival La Boum was donderdag geen alleenstaande gebeurtenis. De voorbije weken moest de politie al vaker tussenbeide komen in het Ter Kamerenbos, omdat de massa te groot werd. En ook andere parken stroomden eivol, zonder dat de ordediensten ingrepen.
“Of ik wist dat het een aprilgrap was? Jazeker, dat was al enkele dagen na de aankondiging duidelijk,” vertelt de Franse filmstudent Simon (21), die er donderdag bij was. “Ook zonder La Boum was ik misschien wel naar Ter Kameren gegaan, maar die aankondiging maakte me wel extra nieuwsgierig.”
Dat er veel politie zou zijn en het wellicht tot een confrontatie kon komen, had Simon eigenlijk verwacht. Toch ging hij. “Dat is nu al een jaar dat ik bijna niemand ontmoet, behalve de mensen uit mijn bubbel. Terwijl ik dat echt nodig heb: andere mensen zien en spreken, mensen die andere overtuigingen hebben, uit een ander milieu komen.” Angst voor het virus had Simon naar eigen zeggen niet. “Ik leef dan ook in een speciale situatie: mijn oudere familieleden zitten in Frankrijk en die kan ik toch niet besmetten. Ik ontmoet hier ook geen oudere mensen, jammer genoeg trouwens.”
“We lijken te vergeten dat dit de groep is die het meeste opoffert, terwijl ze tegelijk het kleinste risico lopen. En eigenlijk is dit hetzelfde als volwassenen die nu massaal de trein naar zee willen nemen"
Simon geeft nog mee dat hij er na dit jaar voorlopig de brui aan geeft op zijn onlineschool. “Ik zit in het eerste jaar en heb nog niet één persoon leren kennen die ik thuis zou willen uitnodigen. Ik ga werken.”
Bij Mabo-vierdejaars Sabine (15)*, die met enkele vrienden naar het Ter Kamerenbos trok, klinkt een gelijkaardig verhaal. “Het hele jaar al mogen we niets meer doen, ik ben dat kotsbeu en wil nieuwe mensen leren kennen. De sfeer was in het begin ook heel solidair en er waren trouwens niet enkel jongeren.”
Georganiseerde uitlaatklep
De getuigenissen van Simon en Sabine klinken Inez Germeys (KU Leuven) bekend in de oren. De professor psychiatrie legde zich het voorbije jaar toe op jongeren en Covid. “Bij 16- tot 25-jarigen zijn die ontmoetingen een echte basisbehoefte om zich te ontwikkelen. Wat we nu zien zijn de schadelijke effecten als je zo’n behoefte een lange tijd negeert. Kijk maar eens naar de maatregelen: het hoger onderwijs ging als enige niveau helemaal online en als het over hobby’s ging, dan stopten de regelingen ook bij 18 jaar. De groep daarboven, die je ook in het park zag samenkomen, is in werkelijkheid heel erg vergeten.”
Hoe moet het dan anders? Germeys pleit voor veel meer georganiseerde uitlaatkleppen. “We moeten bijvoorbeeld creatiever zijn met live-onderwijs. Die omgeving heeft het voordeel dat het een heel gestructureerde context is, waar je makkelijk afspraken kan maken over maatregelen.”
Ook het recente dansexperiment in Nederland, waarbij 1.300 mensen in groepen van 250 uit de bol mochten gaan, vindt de professor een inspirerende aanpak. Bij het Nederlandse experiment mochten enkel negatief geteste bezoekers binnen en golden verschillende regels al naargelang de dansbubbel waarin een deelnemer zat. “De belangstelling voor dat evenement was enorm, alleen al daaraan zie je hoe groot de behoefte is.”
Mensen die wat ouder zijn, reageren dan ook wat te makkelijk met verontwaardiging, vindt Germeys. “We lijken te vergeten dat dit de groep is die het meeste opoffert, terwijl ze tegelijk het kleinste risico lopen. En eigenlijk is dit hetzelfde als volwassenen die nu massaal de trein naar zee willen nemen. Ook daar kan je de regels niet meer afdwingen trouwens.”
KVS-directeur Michael De Cock zit op dezelfde golflengte als Germeys. En hij is boos. “Het is echt hoog tijd dat men zegt op welke manier we elkaar wél legaal kunnen ontmoeten. Hoe het nu loopt is gewoon hypocriet. We duwen de treinen stampvol, maar een voorstelling voor vijftig man op het plein achter het theater? Nee hoor! Het Ter Kamerenbos toont vooral wat er gebeurt als je niet uitlegt hoe het wél veilig kan. De cultuursector wil daarbij graag bijspringen, we kunnen een hele batterij aan veiligheidsmaatregelen nemen.”
De Cock heeft ook wat te doen met de politie die moet ingrijpen in het Ter Kamerenbos. “Op het moment dat daar dan drieduizend man staat, is het eigenlijk te laat en kan het moeilijk nog goed lopen.”
Een kleine kanttekening tot slot. Als we onze 20-jarige dochter – braaf thuisgebleven – porren om eens te horen in de verre vriendenkring, blijkt dat niemand de weg naar het Ter Kamerenbos vond. Een van de vriendinnen drukt erop dat dat misschien ook in het artikel mag. “Die paar duizend man in Ter Kameren zijn heel zichtbaar, maar de jongeren die gewoon de regels volgen zijn nog veel talrijker, ook al is het wel echt lastig.”
* Sabine is een schuilnaam
‘Het is een bevrijdingsfeest’
“Tout le monde déteste la police!” Honderden jongeren schreeuwen hun woede uit tegen de politietroepen. We staan niet in de Brabantwijk of Kuregem, maar in het Ter Kamerenbos. Het is 1 april, iets na vijf wanneer we naast de kiosk van het Ter Kamerenbos staan, met zicht op het centrale grasveld, een slagveld in wording. Een uur geleden heeft de politie de duizenden aanwezige jongeren al gewaarschuwd met drones om het terrein te verlaten, tevergeefs. De jongeren feesten verder, dicht bij elkaar en meestal zonder mondmasker. La Boum mag dan wel een nepfestival zijn, de jongeren zorgen zelf voor de festivalsfeer, die al snel explosief wordt.
Terwijl de paarden tussen de rebellerende feestvierders galopperen, proberen twee agenten een jongeman te arresteren. Meteen stormen enkele tientallen jongeren erop af in de hoop de jongeman te bevrijden, gevolgd door een regen aan projectielen. Eén agent houdt er een hoofdwonde aan over, en blijft de arrestant in bedwang houden, met handen en voeten op de grond, terwijl het bloed tot over zijn mondmasker druipt.
“De politie wil ons hier weg, terwijl wij, de studenten, gewoon van de zon wilden genieten voor de examens beginnen. Sinds het begin van het mooie weer is de politie hier altijd aanwezig. Mogen we dan niets meer?”
“De politie wil ons hier weg, terwijl wij, de studenten, gewoon van de zon wilden genieten voor de examens beginnen,” vertelt student Arthur in het midden van het tumult. “Sinds het begin van het mooie weer is de politie hier altijd aanwezig. Mogen we dan niets meer?” Bij elk maneuver van het waterkanon lijken tientallen jongeren de waterstralen zelf op te zoeken. De projectielenregen duurt verder. “Nique la police,” roept een jongere voor hij de ruit van een waterkanon inslaat. “Dit lijkt wel GTA (een gewelddadig videospel, red.)!”
Het is een ongezien tafereel. Bij rellen na betogingen vormen de amokmakers meestal een kleine minderheid, hier gaat het om honderden. Ook tieners die de kiesleeftijd wellicht nog niet bereikt hebben en van een extra week paasvakantie kunnen genieten, gooien met steen en glas naar al wat blauw is. “Het geweld van onze kant, maar ook van de politie is zinloos,” gaat Arthur verder. Volgens hem heeft de indrukwekkende politiemacht als een rode lap op een stier gewerkt. “Ik ken hier mensen die de politie altijd gesteund hebben, maar nu vol haat zijn.”
Het kat-en-muisspel duurt nog uren en volgt een patroon. Jongeren bekogelen de politie, die antwoordt met waterkanon en traangasgranaten, waarop de relschoppers zich terugtrekken in de bosjes, en ruiten van geparkeerde politievoertuigen inslaan, als dat nog even kan. Met barricades van bomen, fietsen- en deelsteps kopen ze nog wat tijd voor hun ‘feest’. De rust keert pas terug bij het ingaan van de avondklok. “We zijn het beu om opgesloten te zijn. Voor jongeren is het moeilijk om alleen op kot te zijn,” zegt eerstejaarsstudente Chirine. “Ik verwachtte niet dat het zo uit de hand zou lopen, maar dit zijn geen rellen. Het is een bevrijdingsfeest.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Analyse , Samenleving , la boum , coronaprotest , Ter Kamerenbos , politieinterventie , Jongeren
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.