BRUZZ-muziekjournalist en alom begeerde Snapchatbimbo Sasha Van der Speeten laat elke week zijn vale licht schijnen over de pop- en showbizzactualiteit. Hij verwacht dat u hem daarbij vertrouwt en hem blindelings volgt, zijn favoriete afgrond in.
Column: Barrio Sound
Deze week vroeg iemand me naar het verschil tussen de Antwerpse hiphopscene en die van Brussel. Goeie conversatiestarter. Veel beter dan, pakweg: “En wat had Siegfried Bracke volgens U moeten doen dan?”. Of beter dan, ik bazel maar wat: “Zeg, nog veel mandaten gecumuleerd deze week?”
Nee, dan liever wat kletsen over popmuziek. Pintje in de ene hand, mijn kin met wazig stoppelbaardje in de andere. Yep, ik ben er zo eentje. Een chinstroker. Pseudo-intellectueel ogende tic, I know, maar het is sterker dan mezelf. Stel me een muziekjournalistieke vraag en hoppa, die hand schiet naar de kin, nog voor u “wa hedde zoal liggen in de winkel” kunt zeggen.
De vraag an sich is niet zo eigenaardig. Anno 2017 waait de interessantste hiphopbries uit én onze dierbare hoofdstad én uit Antwerpen. Laatstgenoemde locatie vormt het décor voor een heleboel spannende, avontuurlijke hiphophybrides die nog maar eens demonstreren hoe roteclectisch de wereld van de urban-muziek is. De voorbije maanden bombardeerden we bij BRUZZ de nieuwe tracks van de band blackwave. en van TheColorGrey tot onze CRUSH (voor wie op de maan (of in Antwerpen) woont: da’s onze Single Van De Week): een gegeerd keurmerk dat menig popartiest als epitheton bij zijn of haar versgeperst liedekijn wenst.
Daar houdt het niet bij op, daar in ’t gehuchtje van Brabo aan de Schelde. Darrell Cole scoorde vorig jaar als ware hij de Babe Ruth van de Belgische hiphop met de single ‘Take me away’. Ook het excentrieke ‘Boyz in the yard’ van Amo Achille hoort u dan weer met de regelmaat van de klok door onze playlists scheuren. Men fluistert mij op onbewaakte momenten wel eens in dat een heel regiment Antwerpse rappers staat te trappelen om de vaderlandse hitparades te veroveren. Ik geloof dat, omdat er nu eenmaal dingen zijn die ik graag wil geloven.
Maar het verschil tussen Brusselse en Antwerpse hiphop dus? En vooral: doet die vraag ertoe? Nu, ze kwam van iemand met een oprechte nieuwsgierigheid naar popmuziek. Bovendien werpt die vraag een licht op de alomtegenwoordigheid van de twee hiphopscenes. Wanneer niet alleen suf over de kin strijkende muzieksociologen en popjournalisten piekeren over de verschillen dan wel gelijkenissen inzake de muziekniches van twee regio’s op nog geen vijftig kilometer van elkaar, schiet mijn linkerwenkbrauw prompt de lucht in. Nog zo’n enerverende tic die sommige van mijn disgenoten steevast tot hoongelach aanspoort. Ja, we dollen wat af in de midprice-brasserietjes die we frequenteren.
In elk ander jaar (2015, bijvoorbeeld, maar zéker 2010, en don’t get me started wanneer het 2008 betreft) had ik die nieuwsgierigheid vermoeiend en aanstellerig gevonden. Vandaag de dag valt u mij bijvoorbeeld ook maar beter niet lastig met de vraag waarom het indiepubliek Beyoncé interessant moet vinden. Of waarom Rock Werchter nog maar eens Foo Fighters programmeert. Laat me met rust en ejaculeer uw zurigheid ergens in een uithoek van Twitter. Dank u.
Ik herinner me nog dat ik Une Ball Dans La Tête van De Puta Madre kocht, ooit het moederschip van de Brusselse hiphop. Dat moet in de JJ Records in Leuven zijn geweest, ergens diep in 1995. Het was mijn eerste likje Brusselse hiphop en het prikkelde mijn nieuwsgierigheid zoals alleen hiphop dat kan. Want in de stad die zich op dat album in slowmotion openvouwde, in díe fuckin’ stad, waar nors kijkende homies in gure steegjes wiet aan elkaar verpatsten, waar die kerels toetraden tot een broederschap op het ritme van de boombap, wegduikend voor plots opduikende zwaailichten - in die fuckin’ stad wilde ik leven!
‘Strictly Barrio Sound’ werd een groove die ik gulzig tussen de lippen nam of haastig wegmoffelde achter de tanden wanneer mijn leeftijdsgenoten over het nieuwste indierockgroepje begonnen te orakelen. Tja, ’t waren de nineties. Hiphop stond een white-ass middenklassebroekje als yours truly behoorlijk potsierlijk. Althans, zulks vermoedde ik toen. Call it an hunch.
Soit, de groffe grint-grunt van Rayer, de jazzed up samples van Smimooz, de draaitafeltrucjes van Grazhoppa. Loved it.
Een zucht later raakte ik verslingerd aan Le Rap Appartient à Tout Ceux Qui y Pensent van Defi-J & The Def Rock Posse, gestroomlijnder dan De Puta Madre maar verdomd aanstekelijk. Brussel was funky, quoi. ‘Je ne veux pas d’ennuis’ werd het ritme van mijn silly walk wanneer ik door Brussel beende, voor het eerst, twintig jaar geleden. Het was 1996 en ik mocht Defi J himself interviewen in het café van de Botanique, voor het intussen ter ziele gegane tijdschrift RifRaf. In een Frans dat bovendien even épouvantable in het oor lag als het Duits van Jean-Marie Pfaff. Rooie kaken, ja, maar ik had tenminste een échte rap-dude mogen highfiven.
In de noughties leek ik op de eerste rij te zitten voor de grillige performance die de Brusselse hiphop in wezen was, is en altijd zal zijn. Mee rond de wieg staan van een Brusselse stadsradio had zo z’n voordelen. Vanuit het kraaiennest dat FM Brussel heette, zag ik de Brusselse hiphop verharden, ruwer en trager worden, grimmiger en norser ook. Die schaduwkant kwam het appeal niet altijd ten goede.
Maar kijk, na een decennium in zichzelf te zijn gekeerd, op zoek naar verlichting en verluchting, bruisen de Brusselse beats als nooit voorheen. De scene heeft zijn mojo herontdekt, heeft de humor en de zelfrelativering omarmd én berijdt de funk bovendien met veel zwier. Niet alleen spilfiguren als STIKSTOF, Zwangere Guy, Caballero en Roméo Elvis, maar ook een heel regiment jonge gamins voor wie de sky niet de limit is maar een opstapje naar de kosmos.
Antwerpen en Brussel? Smaken zoals appelen en peren. Kip en biefstuk. Parmesansticks en veggie balls. Ze vullen elkaar aan, spreken elkaar prachtig tegen en versterken elkaar zoals Biggie en Tupac elkaar versterkten, zoals Nas en Jay-Z elkander den hoogte inkatapulteerden. Maar toegegeven: Brusselse hiphop ademt true grit. Brux-hop is schizofreen en weerbarstig, tilt zichzelf op en wist zichzelf doodleuk weer uit, schuurt en wringt, sust en kust. The element of surprise, quoi. Onevenaarbaar warrig en verwarrend, schots en scheef in deze stad. In ónze fuckin’ stad.
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.