In 2020 vierde de Sint-Lukasgalerie haar veertigste verjaardag in mineur. Niet alleen corona, maar ook een geruisloze stopzetting van de subsidies zette het voortbestaan van de galerie, verbonden aan de LUCA School of Arts, op losse schroeven. Vandaag blikt een boek terug op de rijke geschiedenis en straks neemt curator Filip Luyckx afscheid. Maar de toekomst ligt nog niet vast.
Is er nog hoop voor de veertigjarige Sint-Lukasgalerie?
In februari werd Filip Luyckx nog ontvoerd en naar een onbekende bestemming gebracht. Gelukkig betrof het een symbolische kidnapping tijdens een online-evenement door kunstenaar Honoré d'O, die daarmee de aandacht vestigde op het schrappen van de loonsubsidies door de Vlaamse Gemeenschap tijdens de paasvakantie van 2019, en die rechtstreeks op Luyckx en zijn kleine team van toepassing was. Daardoor houdt de werking van de Sint-Lukasgalerie in haar huidige vorm op te bestaan.
Begin juli loopt de opzeg van Luyckx af, en verlaat hij de plek waar hij sinds 1 augustus 1994 talloze tentoonstellingen opzette. Hij kwam hier ooit terecht door een vacature in De Standaard, die door een familielid werd opgemerkt. “Ik bezocht wel galeries in Brussel, maar kende de Sint-Lukasgalerie alleen van naam uit de galeriekalender. Schaarbeek was toen nog iets te ver om te voet naartoe te lopen voor één tentoonstelling.”
Hoe zag u de rol van deze plek tussen school en kunstwereld, tussen (oud-)studenten en gelanceerde kunstenaars?
Filip Luyckx: We hebben onafhankelijk kunnen werken in uitwisseling met de hogeschool. We richtten ons in de eerste plaats op de kunstwereld om de studenten daarover te informeren. Niet zozeer de gevestigde kunstenaars die al uitgebreid aan bod kwamen in grote instellingen, maar kunstenaars uit binnen- en buitenland die elders nog niet gebracht werden of die bij ons eens iets anders deden. Daarnaast moet je ook bezoekers en bekendheid verwerven en contacten opbouwen in de kunstwereld om de talentvolle oud-studenten te kunnen promoten.
We hebben veel kunnen doen. Soms op de grens van het toelaatbare
Aan welke projecten hebt u vooral goede herinneringen?
Luyckx: Dat we voor ons afscheidsproject bij Honore d'O terechtkwamen, was geen toeval, omdat we al vanaf 1997 met hem samenwerkten, toen hij in binnen- en buitenland nog minder bekend was. Als je graag bekende namen hoort, denk ik aan de Franse kunstenares Anne-Marie Schneider, die nu een vaste stek heeft bij galerie Michel Rein en een overzicht had in het MACS. Veel mensen associëren ons ook met de Zweedse videokunstenares Nathalie Djurberg, die hier haar eerste tentoonstelling had in ons land voor ze de Zilveren Leeuw won op de Biënnale van Venetië. Georges Adéagbo, die in 2008 La Belgique au Congo presenteerde, kwam bij ons dan weer voor het eerst terecht in een westers land met een echt koloniaal verleden.
En spraakmakend was Advertisement van de Bulgaarse avant-garde kunstenaar Nedko Solakov in 2003. Hij had engagementen voor een reizende overzichtstentoonstelling bij Casino Luxemburg en stelde voor ons tentoonstellingsbudget volledig te gebruiken als advertentiebudget voor die andere tentoonstellingen, in kunsttijdschriften als Artforum en Frieze. Daar was natuurlijk verwondering over, maar op die manier werd ons project deel van die retrospectieve, en kreeg het heel wat internationale aandacht.
U kende het commerciële circuit en cureerde Dream extensions in het S.M.A.K. en Kritische elegantie in Museum Dhondt-Dhaenens, maar het bood ook voordelen om geen commerciële galerie te zijn.
Luyckx: We hebben veel kunnen doen. Soms op de grens van het toelaatbare. (Lacht) Want je hebt natuurlijk nog wel rekening te houden met docenten en beheerders van de hogeschool. In 2003 transformeerde geurkunstenaar Peter De Cupere voor The collector's house nog de kamers van het herenhuis in sfeerkamers met verschillende geuren. Daar was ook één kamer bij die de mensen nogal afstootte en die haar geur nogal ver verplaatste. Daar is de gezondheidsinspectie aan te pas gekomen. Rond diezelfde tijd is ook een project van Jan De Cock niet kunnen doorgaan. Hij wilde ingrepen doen op verschillende plekken in de school, in dialoog met studenten en docenten in de ateliers. Dat stootte dan op veiligheidsproblemen.
De jaren in het herenhuis in de Paleizenstraat 70 waren voorspoedig. Nadien volgden wat verhuizingen, en nu is het de vraag wat er met de nieuwe tentoonstellingsruimte zal gebeuren.
Luyckx: Tijdens onze periode in de Haachtsesteenweg hebben we nog grote projecten kunnen doen, zoals installaties van Koen Vanmechelen, Marnie Weber, of Brusselaar Helmut Stallaerts, die nadien de Young Belgian Art Prize won en vertegenwoordigd wordt door Baronian. De terugkeer naar de Paleizenstraat viel dan samen met de jaren dat de werkingssubsidies stilvielen. Nu is het afwachten hoe we de nieuwe ruimte in de Paleizenstraat 116 verder zullen gebruiken.
Hoe evalueert u het abrupte einde van de huidige werking?
Luyckx: Plots terugvallen op nul euro was ongewoon en onverwacht. Bezuinigingen en een politiek om grotere instellingen te steunen die aan collectievorming en archivering doen, hebben de situatie snel doen veranderen. Vooral jonge kunstenaars zullen daar moeilijkheden door ondervinden. De Sint-Lukasgalerie bracht kunstenaars en bezoekers naar de school, wat interessant was voor de studenten en goed voor de uitstraling van de school. Van 1987 tot 2009 hadden we ook ons tijdschrift, dat door de Engelse vertalingen ook verspreid werd in het buitenland. Dat hielp dan weer bij de aanvraag van buitenlandse subsidies. Af en toe gaf je ook al een keer namen van oud-studenten door aan galeriehouders en curatoren, want jonge kunstenaars moeten kunnen doorstromen en dat is niet evident.
Maar de vzw bestaat nog en onze ruimte blijft bestaan. Het is nu tijd voor jonge mensen om daar een nieuwe invulling aan te geven. Ikzelf wil nog initiatieven doen met kunst binnen en buiten Brussel, maar dat zie ik dan los van LUCA.
MAAKTEN WE EEN VERSCHIL?
40 JAAR SINT-LUKASGALERIE
www.sintlukasgalerie.be
Lees meer over: Expo , Sint-Lukasgalerie