Hij was wegbereider van het socialisme in België en ook grondlegger van het Nederlandstalige theater in Brussel. Toch verdween theatermaker, journalist, en gevreesd activist Jacob Kats tussen de plooien van de geschiedenis. Auteur Johan Wambacq wekt hem weer tot leven in de Brusselse straten, cafés en volkshuizen van het jonge België.
Jacob Kats is vrijwel onbekend, maar hij zette het eerste professionele Vlaamse theater in de hoofdstad op.
Lees ook: De Week van BRUZZ vanuit de KVS
Eerst even voor alle duidelijkheid: zeg nooit 'Jacob Cats' tegen 'Jacob Kats'. Jacob Cats is de zeventiende-eeuwse Nederlandse dichter en politicus uit Den Haag die door onze Noorderburen nog altijd waarderend 'Vader Cats' wordt genoemd, en die zijn naam gaf aan het Catshuis, de ambtswoning van de Nederlandse minister-president. Zoveel eer viel de Belgische, Brusselse Jacob Kats nooit te beurt. 'Onze' Jacob Kats leefde van 1804 tot 1886. Hij werd geboren in Antwerpen, maar verhuisde met zijn ouders eerst naar Lier en op zijn vijftiende naar Brussel. Hij werd dus volwassen onder respectievelijk het Franse bewind, de Verenigde Nederlanden van Willem I, en het kersverse België van Leopold I. In zijn lange leven haalde Jacob Kats voortdurend krantenkolommen, politie- en rechtbankverslagen en zelfs de briefwisseling van de koning, maar honderddertig jaar na zijn dood doet hij zelfs in de aan hem schatplichtige middens van socialisten of theaterliefhebbers geen belletje meer rinkelen.
Tenzij dan bij auteur Johan Wambacq die net het goed gestoffeerde non-fictieboek Kats! Of hoe in de vroege negentiende eeuw een Brusselse theatermaker aan de wieg van het socialisme stond schreef. Daarin laat hij met de hulp van fragmenten uit Kats' theaterteksten en opiniestukken, maar ook van politieverslagen, krantenartikels of nog andere bronnen Kats weer onvermoeibaar door de Brusselse straten lopen. Om in cafés en zaaltjes meetings te organiseren om er betere arbeids- en levensvoorwaarden voor het werkvolk te bepleiten. Of om dat werkvolk zelf te emanciperen, te instrueren en ook wel te vermaken met theaterstukken in het Nederlands.
Theater 'pour les flamands'
“Op wat historici na, kent inderdaad niemand nog Jacob Kats,” zegt Johan Wambacq. “Er is geen straat of steeg naar hem genoemd, laat staan een film over hem gemaakt. Nochtans looft niemand minder dan de Duitse politica en filosofe Rosa Luxemburg Kats in haar historische essay Der dritte Akt uit 1902 als 'misschien wel de origineelste van de internationale socialistische pioniers, de schepper van de eerste arbeidersvereniging, van de eerste democratische volksliederen, van het eerste volkstheater in Vlaanderen'. Het belang van Kats kan dus nauwelijks overschat worden.”
In 1930 schreef Julien Kuypers een geromantiseerde biografie van Jacob Kats, en Kats wordt uiteraard nog vermeld in historische naslagwerken. Maar Wambacq koos voor een literaire documentaire die Kats zelf aan het woord laat met zijn teksten, en hem met kritische duiding in zijn tijd plaatst: het jonge België dat kon bogen op industrialisatie, treinverbindingen en stadsontwikkeling, maar dat ook kreunde onder de macht van vorst, kerk en patronaat, en de verwoestende gevolgen van verpaupering, alcoholisme en analfabetisme.
“Kats’ journalistieke teksten, toneel stukken en gedichten zijn nog altijd perfect leesbaar en spreken meer aan dan die van erkende ‘coryfeeën’ uit de literatuur”
Wambacq is zelf een ancien van het Brusselse theater. Hij werkte tussen 1970 en 2015 voor Beursschouwburg en Kaaitheater. Hij is dichter (Waar is mijn hoed?, 2020), richtte uitgeverij Fluxenberg op, en publiceerde eerder al non-fictieboeken met Het paleis op de heide over architect Maxime Brunfaut en Tis of tisni over Jan Decorte. Wambacq: “Ik kwam Kats toevallig op het spoor toen ik in 2014 informatie sprokkelde over de roots van het Vlaamse theater in Brussel. Meestal situeert men die in 1877, het 'geboortejaar' van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS). Maar in 1835 al begint Kats met een toneelgroep binnen de Maetschappij der Verbroedering, een 'sociaal-artistiek project' dat hij met enkele vrienden heeft opgericht. En in 1850 zet hij het Tooneel der Volksbeschaving op. Telkens is hij er zowel auteur, acteur als regisseur. En wanneer hij in 1858 zijn toneelspelersgezelschap met vijf andere Brusselse kringen fuseert tot het Vlaemsch Tooneelverbond is dat de eerste aanzet tot een professioneel Vlaams theater in de hoofdstad.”
Het Vlaemsch Tooneelverbond wordt gefnuikt door een gebrek aan geld, een goede locatie en vooral aan interesse van het Brusselse stadsbestuur. Ook Kats' theatermakker Felix Vande Sande krijgt nadien nog af te rekenen met de onwil van burgemeester Jules Anspach (“Il n'y a plus de Flamands à Bruxelles”), maar profiteert uiteindelijk toch van een gunstig politiek gesternte om de eerste directeur van de KVS te kunnen worden.
Basisinkomen en wereldtaal
“Kats' journalistieke teksten, toneelstukken en gedichten zijn nog altijd perfect leesbaar en spreken meer aan dan die van erkende 'coryfeeën' uit de literatuur,” aldus Wambacq. “Maar het is natuurlijk politiek theater. Agitprop avant la lettre.” Dat is inderdaad het straffe: Kats' lange mars die leidde tot een vaste structuur voor het Nederlandse theater in Brussel, liep gelijktijdig met zijn decennialange ijver voor sociale rechtvaardigheid.
Kats moest al op zijn zesde gaan werken in de weverij, en leerde pas op zijn achttiende lezen en schrijven dankzij het kosteloze (Nederlandse) avondonderwijs van Willem I. Terwijl Kats' vrouw zo goed en zo kwaad als het kon een breigoedwinkel bestierde in Brussel, schreef en speelde Kats niet alleen toneel, maar stampte hij ook het ene na het andere satirische, politieke of sociaal-artistieke opinieblad uit de grond (waarin onder meer Hendrik Conscience debuteert) en organiseerde hij in Brussel en de rest van Vlaanderen talloze meetings om zijn sociale boodschap te verkondigen.
Wambacq beschrijft en documenteert die hele periode van 'vroegsocialisme' in België uitvoerig. Lang voor Kats de Duitse banneling Karl Marx in 1848 in Brussel zijn Communistisch Manifest zag publiceren, en nog langer voor de Brusselse dokter César De Paepe in 1878 de Brusselse Socialistische Partij oprichtte, is Kats – mede dankzij de hulp en inspiratie van eertijdse Belgische revolutionairen en sociale denkers als Lucien Jottrand en Edouard Ducpétiaux – bezig over een basisinkomen, korte werkdagen, coöperatieve werkorganisaties, gelijkheid van man en vrouw enzovoort. Voor het ontstaan van het Esperanto opperde Kats ook al het idee van een 'wereldtaal'. Voor de internationale arbeidersklasse zou zo'n taal dezelfde emancipatorische kracht kunnen hebben als de Nederlandse volkstaal in Brussel en Vlaanderen, waarvan hij de kennis en het gebruik zo vurig promootte.
Infiltranten en provocateurs
Met zijn documentatie en citaten maakt Wambacq ons ook ooggetuige van het buitengewoon spannende leven dat Kats omwille van zijn strijd leidde. Liefst driemaal belandde hij in de gevangenis omdat de gevestigde machten de acties van die oproerkraaier liever niet zagen slagen. Met af en toe een droge en welgemikte eigentijdse bedenking tussendoor reconstrueert Wambacq hoe Kats als beroepsagitator werd geschaduwd door zogenaamde mouchards, en hoe infiltratie en politionele provocatie courante praktijken waren om het volk in toom te houden en hun leiders in den amigo te doen belanden. Als dat niet lukte, werden rellen in de Marollen of betogingen in het centrum met geweld gestopt. Zelfs Leopold I zag er persoonlijk op toe dat Kats kort werd gehouden. “Nochtans,” onderlijnt de auteur, “was Kats géén gewelddadig revolutionair, integendeel, hij pleitte voor geweldloos verzet en voor volksverheffing. Een revolutie die niet gerijpt is in de geesten, was volgens hem gedoemd om te mislukken.”
Lees meer over: Brussel , Expo , jacob kats , vlaams theaterleven , socialisme , Johan Wambacq
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.