Zone 02 zou hem kunnen kennen als Zlatan Magazurski, de Vlaamse ambtenaar als inside jokende diender die aan de haal gaat met uw belastinggeld, en de meerwaardezoeker als de meedogenloze stripindustrialist SGF. De Geslepen Potloden kennen Simon Spruyt als hun nieuwste aanwinst. Hoog tijd om de meest kameleontische aller stripmakers welkom te heten in stripstad Brussel.
| Simon Spruyt in het Schaarbeekse atelier De Geslepen Potloden
WIE IS SIMON SPRUYT?
Geboren in Perk in 1978
Tekent al als kind, maar beslist toch om “iets serieus te doen” en begint in 1996 aan een studie Germaanse talen aan de KU Leuven
Weerstaat na zijn transformatie tot germanist niet aan de lokroep van de kunsten en trekt in 2000 naar Sint-Lukas in Brussel voor een opleiding grafische vormgeving
Vindt in het atelier beeldverhaal zijn roeping en begint aan Sint-Lukas korte, naar censuur hengelende verhaaltjes te maken rond zijn alter ego SGF, een megalomane stripindustrialist
Wint de Stripstrijd van Focus Knack en mag gedurende een jaar het imperium van SGF uitbouwen in het weekblad, de afleveringen bundelt en bewerkt hij later als zijn eerste graphic novel SGF (2010, bekroond met een Stripvos)
Volgt zijn lesgever aan Sint-Lukas Nix op als illustrator bij Zone 02 onder het pseudoniem Zlatan Magazurski
Gaat voor het personeelsmagazine van de Vlaamse overheid paginastrips en cartoons maken
Tekent het drieluik De Bamburgers(2006-2012, bekroond met een Stripschappenning), naar een scenario van Fritz Van den Heuvel
Debuteert als alleenheerser met het tweedelige De furox (2007-2008)
Later volgen Junker. Een Pruisische blues (2014, Willy Vandersteenprijs), Papa Zoglu (2017), Bouvaert. Elegie voor een ezel (2019, bekroond met de Prix littéraire Prince Alexandre de Belgique) en De tamboer van Borodino (2021), dat hij afwerkte in zijn nieuwe thuis, het Schaarbeekse atelier De Geslepen Potloden
Een reconstructie: een Schaarbeekse vesting, het jaar 2020, putje van de nazomer. Simon Spruyt: “Gabri, jij verdient al het licht van de wereld. Je plaats is hier aan het raam, in het zicht van de gulle, laag brandende zon.” Gabri Molist: “Oké, Simon, we doen een position switch. Ik zal schitteren en jij eist eindelijk je rechtmatige plek op aan de dark side. Dit is jouw moment, duistere held, don't fuck up.”
En zo belandde Simon Spruyt aan de dark si… Ahum! Enkele mineure details niet te na gesproken, greep dit gesprek geheel en al in de werkelijkheid plaats. Die werkelijkheid neemt de tastbare vorm aan van De Geslepen Potloden, het stilaan legendarische atelier dat in lang vervlogen dagen door Judith Vanistendael en Wauter Mannaert in Molenbeek in het leven werd geroepen, en vandaag in Schaarbeek gelijkgestemde zielen als Gabri Molist, Pieter Fannes, Bram Algoed, Max de Radiguès, Floris De Smedt, Wauter Mannaert en sinds vorige zomer dus ook Simon Spruyt verzamelt.
“Simons reputatie is hem vooruitgesneld,” vertelt Wauter Mannaert. “Toen ik in 2007 mijn eerste stappen zette als stripmaker, waren hij en Olivier Schrauwen lichtende voorbeelden. En via Maarten De Saeger, die indertijd nog zijn tweeluik De Furox heeft ingekleurd, en Judith Vanistendael, met wie hij aan Sint-Lukas heeft gestudeerd, wist ik al wat voor een noeste werker hij was. De dag dat hij hier in het atelier binnenkwam, was dat meteen duidelijk. Hij heeft zich achter zijn bureau gezet en is aan het werk gegaan. Een machine, heel intimiderend. Ik maak al even strips en heb hier al wat mensen zien passeren, maar Simon is onnavolgbaar.”
Onnavolgbaar, ongrijpbaar. De Mechelaar die zich van een plek aan de schaduwkant van De Geslepen Potloden verzekerde – louter om praktische redenen, benadrukt hij, de lichtbak, weet je wel –, heeft zich in de loop der jaren een fameuze naam bij elkaar geschreven en getekend. Eerst als tekenaar van het drieluik De Bamburgers (2006-2012), naar een scenario van Fritz Van den Heuvel, later als alleenschepper van het tweedelige De Furox (2007-2008), het 'autobiografische' SGF (2010), Willy Vandersteenprijs-winnaar Junker. Een Pruisische blues (2014), het glorieuze koeienprinsenreisverslag Papa Zoglu (2017), de niet-Rubens-biografie Bouvaert. Elegie voor een ezel (2019) en het kakelverse De tamboer van Borodino. Samen een oeuvre dat even consistent hoogstaand is als stilistisch veranderlijk.
Die variatie aan stijlen is commercieel niet de beste move, besef ik. Maar dat is mijn manier om te vermijden dat ik verzand in automatismen. Je creëert snel maniërismen, en zo verdwijnt er altijd wat leven uit een boek
Zo veranderlijk dat je zou zeggen dat je streeft naar een zekere vorm van ongrijpbaarheid, beste Simon. Of moet ik zeggen: Zlatan Magazurski?!
Simon Spruyt: (Lacht) Dat was mijn pseudoniem als cartoonist bj Zone 02, mijn eerste professionele opdracht. Nix, mijn lesgever aan Sint-Lukas, had mij gesuggereerd als zijn vervanger. Vanwaar die naam? Euh… Ik heb heel lang role playing games gespeeld, Dungeons & Dragons en dat soort dingen. Zlatan Magazurski, een soort pedofiele Nosferatu-vampier, was een van mijn personages in het spel Vampire. Ik had zelfs een theme song, het deuntje van The Addams family.
Euh, niets megalomaans is je vreemd! Je eerste one shot was SGF. Het lef om meteen een autobiografie de wereld in te gooien waarin je verschijnt als een middels een pact met de duivel razendsnel gecanoniseerde stripindustrialist.
Spruyt: Die korte verhaaltjes ben ik aan Sint-Lukas beginnen te maken, voor de fun. Toen ik daarmee de Focus Knack Stripstrijd won en een jaar een pagina mocht vullen in het magazine, heb ik ze herwerkt en aan elkaar geschreven. Als een levensverhaal, de rise to fame en dan de retraite in de Provence… (Lacht)
Simon Godfried Frederik Spruyt maakt ook nog eens korte, fatale metten met een getalenteerde stripmaker die verdacht veel weg heeft van jezelf.
Spruyt: (Lacht) SGF is een extreme uitvergroting van al mijn negatieve karaktertrekken. Zoals bij de meeste mensen zijn zowel hoogmoed als extreme twijfel mijn deel. Het is voortdurend schipperen tussen het trippen op een afgewerkte, gelukte pagina en het gevoel dat het allemaal geen nut heeft, dat niemand hierop zit te wachten. Ik heb soms de neiging om iets te pessimistisch te zijn. (Lacht) Nu, ergens moet je als kunstenaar wel gewoon de hoogmoed hebben om te zeggen: “Foert, wat ik maak, heeft recht op bestaan en is het waard om gelezen te worden.” Maar evident is dat niet altijd.
Helpt het dan om in een gedeeld atelier te zitten? Ben jij iemand die openstaat voor feedback?
Spruyt: Normaal apprecieer ik dat niet zo, nee. (Lacht) Maar hier begint dat te lukken. Ergens voelt het ook professioneler, met dat gependel en al die mensen rond je die hetzelfde doen.
En op de trein ontmoet je ook nog eens je vrienden, de ambtenaren. Maak je nog steeds die 'En dat met ons belastinggeld'-cartoons?
Spruyt: Ja. Ik werk intussen al tien jaar in een of andere vorm voor de Vlaamse overheid. Eerst maakte ik voor het personeelsmagazine de paginastrip 'In de goede oude tijd van de Vlaamse overheid'. Later is dat 'De dienders' geworden, een scifistrip over superambtenaren, en nu voor de nieuwsbrief 'En dat met ons belastinggeld'. Blijkbaar overleef ik al die veranderingen. Het is een goeie oefening om uit je eigen wereld te treden, je in te werken in iets als de nieuwe cafetaria… en daar dan een mop over te verzinnen. Dat houdt je scherp. (Lacht)
EPIEK VAN EEN AMBETANTERIK
“Voor mij is het ook best intimiderend, hoor, te worden omringd door al die getalenteerde mensen,” vertelt Simon Spruyt beneden aan de steile buitentrap die leidt naar zijn dagtaak. Maar het gat dat het vertrek van – de al even onvergelijkbare schepper van Hubert en Aaron – Ben Gijsemans naar Gent in de constellatie van De Geslepen Potloden sloeg, blijkt hij nogal letterlijk te vullen. “Ben poseerde ook voor de camera, ja. Als personage, soms gehuld in vrouwenkleren. Maar hij deed dat verdoken,” lacht Wauter Mannaert. “Simon doet dat, wel, op een heel organische manier. En aangezien ik net naast hem zit, gebeurt het weleens dat hij plots in een of andere idiote houding, met zijn wireless muis in de hand, voor mijn bureau staat. Ook voor de meest pikante scènes. Die fotoposeurs... We gaan een hoekske moeten maken.”
Alleen op voor de hand liggende dingen kappen, wat is de meerwaarde daarvan? Dan werk je voor een publiek, geef je de mensen wat ze willen. Ik vind het niet erg om een publiek af en toe tegen de haren in te strijken
In dat hoekske broeit het van de buitenissigheid en genialiteit. Simon Spruyt is er de man niet naar om twee keer dezelfde stijl te hanteren – “om mezelf te verrassen” – en durft zijn eigen lezers al eens ongegeneerd neer te zetten als verdoken tettenzotten, onophoudelijk en genadeloos te wijzen op de kleine kantjes van de mens die zich op de tast een weg baant door grote verhalen, of zijn Rubens-biografie te vatten onder de commercieel wellicht iets minder hoog springende titel Bouvaert. Elegie voor een ezel. “Ik heb hem daarnaar gevraagd,” vertelt Wauter Mannaert. “Het is een steengoed boek, het wint prijzen en het is duidelijk geïnspireerd op Rubens. Het internationale potentieel van dat boek is immens. Waarom dan Rubens niet benoemen? 'Omdat ik dat grappig vind,' was zijn antwoord.” (Lacht)
Is het radicale artistieke vrijheid? Non-conformisme? Vanwaar komt toch die onstuitbare drang om stoorzender te spelen, totaal vrij en onafhankelijk te zijn? “Omdat ik een ambetanterik ben, zeker,” wuift Simon Spruyt de vraag eerst wat lacherig weg. “Wat die kleine kantjes betreft, ergens vind ik dat ook gewoon eerlijker. Je mag dat ook niet verwarren met mijn mening. Ik speel bewust de advocaat van de duivel, omdat ik dat interessant vind, maar dat druist dus even vaak in tegen mijn eigen impliciete meningen. Alleen op voor de hand liggende dingen kappen, wat is de meerwaarde daarvan? Dan werk je voor een publiek, geef je de mensen wat ze willen. Ik vind het niet erg om een publiek af en toe tegen de haren in te strijken. En het is hopelijk slim genoeg om het verschil te zien tussen een stem in een boek en de auteur.”
En wat met de grilligheid van de auteur?
Spruyt: Ik geef toe: aan storyboards doe ik niet, soms tot ergernis van mijn uitgevers. (Lacht) Ik heb wel een synopsis voor ik begin, maar die is vaag en verandert snel als er clichés in zicht komen. Maar de meeste uitgevers weten ook hoe ik werk en hebben vertrouwen in de goede afloop. Ik krijg nooit een blanco cheque, hè. Die variatie aan stijlen is commercieel wel niet de beste move, hoor ik af en toe. Maar dat is mijn manier om te vermijden dat ik verzand in automatismen. Je creëert snel maniërismen, en zo verdwijnt er altijd wat leven uit een boek.
Jezelf verrassen, is bij jou redelijk letterlijk te nemen, krijg ik de indruk.
Spruyt: Ja, dat is toch de bedoeling. Vooral grafisch en in de manier van vertellen. Voor wat betreft de inhoud niet zozeer. Ik ken mezelf, ik weet dat ik vaak rond dezelfde onoplosbare thema's cirkel en dat die cynische ondertoon er altijd wel wat in zal zitten. Een andere stijl staat me dan toe om er toch andere boeken van te maken. Om verhalen heb ik nog nooit verlegen gezeten. Meestal begin ik al aan iets nieuws voor een boek af is, als de stijl in mijn hand zit en ik op automatische piloot kan overschakelen. Dat is vooral omdat ik dan de nood voel om die frisheid van het begin te voelen, de materialen die me nog ontsnappen en de tekening gaan dicteren. Dat eerste moment is zalig. Alles is blanco, de mogelijkheden zijn eindeloos en de meest epische ideeën dringen zich op. Met elke lijn die je zet, schrap je een mogelijkheid.
Dat eerste moment is zalig. Alles is blanco, de mogelijkheden zijn eindeloos en de meest epische ideeën dringen zich op. Met elke lijn die je zet, schrap je een mogelijkheid
En schep je orde in de chaos?
Spruyt: Daar zit het verschil tussen een verhaal en de naakte werkelijkheid. Het eerste is samenhangend, chronologisch en causaal, het tweede is chaos. Mijn verhalen gaan vaak over personages die in die chaos structuren proberen te zien, maar daar niet in slagen. Of die de structuren wel zien, maar er geen betekenis aan kunnen vastknopen.
TAMBOEREN VOOR VETZAKKEN
Dat spel met verhalen en structuren lukt het best vanaf een afstand, vertelt Simon Spruyt. “Wat zijn vandaag de grote verhalen? Je kan wel ideeën hebben, maar vaste grond is er nog niet. Terwijl de geschiedenis die verhalen wel kan aanreiken, samen met talloze interpretaties en weerleggingen waarop je kan voortbouwen.” En die je kan ondermijnen. “Daar komt het in mijn werk vaak op neer, ja. Proberen die grote, zingevende verhalen, die ideologieën net te ontkrachten, te relativeren. Te tonen dat ze niet vol te houden zijn, omdat ze zo absurd zijn. Dat is wat de geschiedenis zichtbaar maakt: het zijn maar verhalen. Op zich hebben ze niet veel te maken met de werkelijkheid, en de werkelijkheid zal er altijd wel ergens tussen kruipen en er een gat in slaan. Je hebt altijd van die momenten dat je je in je eigen megalomanie verliest, je door waanideeën laat leiden, in het kader van een greater scheme denkt te functioneren en uit het oog verliest dat je ook maar wat aan het aanmodderen bent. Dat is normaal, denk ik, dat is geen verhaal dat je bewust schrijft, het is iets waar je in opgroeit. En je hebt die verhalen ook nodig om als samenleving te functioneren. Alleen helpt het misschien om het fictieve aspect ervan niet geheel uit het oog te verliezen.”
“Een mens heeft iets nodig om de afgrond te bezweren,” klinkt het van op het randje van de wroeging uit de mond van Vincent Bosse in het in bloedmooi, vloeibaar aquarel gedrenkte De tamboer van Borodino. Een verhaal dat Simon Spruyt wikkelt rond de as van een onooglijk nevenpersonage uit Tolstojs Oorlog en vrede, een in maagdelijk wit schitterende jonge tamboer die zichzelf staande houdt (of wordt gehouden) in de setting van de Russische veldtocht van Napoleon in 1812. Als de idee van onschuld in omstandigheden die te concreet, te vleselijk zijn voor bloedeloze concepten.
Het is niet voor niets dat De tamboer van Borodino leentjebuur speelt bij Jheronimus Bosch, de zestiende-eeuwse meester van de menselijke conditie, en een van diens door Het Peulengaleis ontvreemde 'vetzakken' uit De kruisdraging als contrapunt opwerpt. Simon Spruyt wroet en graaft en peutert in de geschiedenis, in de mensheid, in de grote verhalen die de kleine mens doen ontsporen, en in de verhalen die we onszelf vertellen om voort te kunnen. Of het nu via een ultiemeschurkenbio is als SGF, een briljante parodie op een middeleeuwse queeste als Papa Zoglu, een ontluisterende blik achter de schermen van de schone kunsten als Bouvaert, of een dissectie van een modelmaatschappij in verval als Junker, steeds gaat het evenveel over het maken als over de inhoud. Evenveel over de schepping als de daad van het scheppen. Evenveel over wat wordt gezegd als over taal, beeldtaal, stijl, patronen en structuren, die misleiden en verdichten, vatten en onvatbaar zijn, scheuren en in elkaar stuiken.
Je hebt altijd van die momenten dat je je in je eigen megalomanie verliest, je door waanideeën laat leiden, in het kader van een greater scheme denkt te functioneren en uit het oog verliest dat je ook maar wat aan het aanmodderen bent
Het is die dark side waarin Simon Spruyt zich beweegt. Met de lichtbak als onnavolgbaar dwaallicht en ongrijpbare vlam. “Als tegelijk regisseur, caster, schrijver, acteur… (Fluistert) De volledige controle!”
Was dat stripimperium van SGF dan toch ooit een ambitie?
Spruyt: Nog altijd! Alleen blijkt de weg ernaartoe veel langer dan verwacht. (Lacht)
SIMON SPRUYT: DE TAMBOER VAN BORODINO
Uitgegeven bij Le Lombard, 152 p., €29,95
De strips van kameleon Simon Spruyt
Lees meer over: Expo , Simon Spruyt , De Geslepen Potloden