Standbeelden met 'te weinig allure', seksistische stripmuren, werken met een koloniale laag … Heel wat kunst in de openbare ruimte wordt verguisd, met aanvallen uit verschillende hoeken. Wat moeten we dan doen met 'foute' kunst in de stad?
| Het standbeeld Man van Atlantis van Luk Van Soom moet plaatsruimen bij de heraanleg van de Gulden Vlieslaan. “Dat voelt als een slag in het gezicht,” zegt de kunstenaar.
Alsof hij een slag in het gezicht had gekregen. Zo voelde beeldhouwer Luk Van Soom zich toen hij vorige maand vernam dat zijn bronzen beeld Man van Atlantis plaats moet ruimen bij de heraanleg van de Gulden Vlieslaan. Staatssecretaris Pascal Smet stelde in het Brussels parlement dat de lokale handelaars een prestigieuzer werk willen. De kwestie veroorzaakte een stroom aan reacties, zowel voor als tegen de arme bezoeker uit de verzonken stad.
Voor een goed begrip: de Man van Atlantis wordt enkel verplaatst. “Hij belandt niet op de schroothoop,” zegt Smets woordvoerder Damiaan De Jonge. Hij benadrukt dat de beslissing genomen is in het kader van de gehele transformatie van deze zone. “Aan dit grote project werkten veel experts mee, er was overleg met buurtbewoners, en er vond een openbaar onderzoek plaats.”
“Ik zou me ook gekwetst voelen, want elke creatie is als een kind voor een kunstenaar,” zegt beeldhouwer Tom Frantzen. Hij heeft ervaring met gepolariseerde reacties. Zo was zijn standbeeld van Jacques Brel op het Oud Korenhuisplein het onderwerp van strijd tussen buurtcomités. Tegenstanders noemden het niets meer dan een karikatuur. Het beeld bleef staan en groeide uit tot een magneet voor toeristen die tuk zijn op een selfie met 'Le Grand Jacques'.
Kritiek op kunst in de publieke ruimte draait dikwijls om esthetische meningsverschillen, maar vaak spelen ook politieke gevoeligheden een rol, zoals bij Frantzens standbeeld van schilder Pieter Bruegel de Oude. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) schonk het in 2002 aan de Stad Brussel, maar opeenvolgende schepenen wezen het 'Vlaamse geschenk' af, en door communautair getouwtrek duurde het twaalf jaar voordat het aan de Kapellekerk geplaatst werd.
Het op dit moment meest controversiële beeld van Frantzen staat bij het AfricaMuseum en dateert van 1996. Voor de honderdste verjaardag van de koloniale tentoonstelling in Tervuren maakte hij The Congo, I Presume? waarin Leopold II wordt afgebeeld te midden van een groep Congolese krijgers en verschillende dieren. In 2020 werd het beeld van Leopold II beklad met rode verf door aanhangers van de Black Lives Matter-beweging.
“Toen ik gevraagd werd om dat werk te maken, waren de geesten nog niet gerijpt. Ook ik ben een kind van mijn tijd, maar ik weigerde om Leopold II de hemel in te prijzen. Ik wilde een antikoloniaal werk maken, maar dat kon toen enkel met subtiele ingrepen.” Destijds moest hij vechten om de krijgers te mogen afbeelden met afgehakte voeten, als verwijzing naar hun vrijheidsberoving. Andere vingerwijzingen: de pauw als symbool voor de hoogmoed van de koning, de leeuw en de olifant kijken minachtend weg van Leopold II, de satirische titel … Hij begrijpt dat koloniale kritiek vandaag best explicieter is, en heeft concrete voorstellen. “Ik zou het beeld van Leopold II 45 graden willen kantelen, zodat het lijkt alsof hij valt, en de titel veranderen in De val van de koning.” Verrassend genoeg kon de kunstenaar het bekladden met rode verf wel waarderen. “Het had iets van popart,” glimlacht hij. “Ik sta daar voor open, al zou ik het rood verven wel graag zelf doen.”
Het meest omstreden beeld van Leopold II staat nog altijd op het Troonplein, tot woede van dekolonisatieactivisten, zoals de Brusselse kunstenares en onderzoekster Laura Nsengiyumva. Nsengiyumva was lid van de werkgroep rond de dekolonisatie van de Brusselse openbare ruimte, die aanbeveelt om dit standbeeld ofwel te verwijderen, ofwel om te smelten tot een antikoloniaal kunstwerk. De suggestie om het om te smelten is gebaseerd op haar werk PeoPL, in 2018 vertoond op Nuit Blanche: een levensgrote replica in ijs van het beeld, dat langzaam wegsmelt.
“Vroeger stak ik altijd mijn middelvinger op als ik het beeld passeerde,” zegt ze. “Nu wend ik me af, ik kan het zicht niet meer verdragen.” Volgens haar moet Leopold II verdwijnen om een gat te vullen – een gat in de kennis over het koloniale tijdperk.
Stripmuren
Ook de Brusselse stripmuren zijn onderwerp van debat, zeker nu de feministische actiegroep Noms Peut-Être seksistische en racistische elementen aanklaagde. Op Oh! Lieve Hemel bijvoorbeeld, bij het Justitiepaleis, loeren twee agenten naar de enige gekleurde man en de enige vrouw – die ook topless is. “Het bagatelliseert seksisme en racisme binnen de politie,” zegt Agnès* van Noms Peut-Être. “Terwijl de politie haar werkwijzen rond met name gendergerelateerd en seksueel geweld dringend moet aanpassen om te voorkomen dat slachtoffers zich een tweede keer slachtoffer voelen als ze naar de politie stappen. Is deze stripmuur nog 'grappig' als je de cijfers kent rond slecht onthaal en het seponeren van zaken?”
De Stad Brussel investeert in QR-codes voor context, maar dat vindt de groep onvoldoende. Ze vraagt ook direct leesbare informatie en een twaalftal muurschilderingen – de meest aanstootgevende, zoals Oh! Lieve Hemel – willen ze verwijderd zien. “En vervangen door een andere afbeelding. We stellen voor om een foto van verwijderde fresco's te behouden, en een uitleg te plaatsen waarom.”
Ook De Kleine Robbe in het Bruparck in Laken staat op de lijst 'te verwijderen' van Noms Peut-Être. Omdat het enige vrouwelijke personage – juffrouw Cijfer, met kort rokje – “geseksualiseerd wordt en stereotiep is neergezet” en door de manier waarop andere personages naar haar kijken. Striptekenaar Janry – nom de plume van Jean-Richard Geurts – verantwoordelijk voor de in 1996 geplaatste fresco, reageert met gemengde gevoelens. “Ik begrijp het, en van mij mogen ze de stripmuur weghalen als een grote groep er zich door aangevallen voelt. Ik wil niemand pijn doen met mijn werk.” Tegelijk wijst hij op het gevaar van overdreven, verkrampte reacties en van een cancelcultuur. “Je moet juffrouw Cijfer zien als de fantasie van een jongetje, dat zoals zoveel jongetjes verliefd wordt op een lerares.”
Uit onderzoek van Noms Peut-Être blijkt dat 85 procent van de helden op de muren mannen zijn, wat ook geldt voor 93 procent van de tekenaars. “Om dat onevenwicht recht te trekken, vragen we om voorlopig enkel stripmuren van vrouwelijke artiesten te plaatsen,” zegt Agnès. “Zorg ook voor een meerderheid aan vrouwelijke personages, die geen stereotiepe rol hebben.”
De laatste vijf Brusselse stripmuren zijn alvast van een vrouwelijke hand, waaronder Vandergoten in Laken van de Brusselse striptekenares Émilie Plateau. Vandergoten toont een levendige buurt. “Ik heb erop gelet dat de afgebeelde buurtbewoners cultureel divers zijn en dat de vrouwen, lichtjes in de meerderheid, niet stereotiep zijn voorgesteld,” zegt ze. “Zo nam ik heel bewust een voetballend meisje op.”
Gezonde democratie
Burgergroeperingen kijken steeds meer met een kritisch oog naar de kunst in de stad. “Een positief teken van een gezonde democratie,” vindt Hans De Wolf, professor kunstwetenschappen en esthetica aan de VUB, en curator. Hij gaat echter niet akkoord met het bekladden van kunstwerken en eisen om ze te vernietigen of verwijderen. “Dat doet me denken aan wraakoefeningen voor snelle, maar tijdelijke genoegdoening,” zegt hij. “Ik vind het veel constructiever om nieuwe kunstwerken te plaatsen naast de oude, met contextualisering, en om meer in te zetten op educatie over het verleden.”
De Wolf ziet een belangrijke rol weggelegd voor politici. “Natuurlijk moet Pascal Smet zich moeien met het wel of niet behouden van de Man van Atlantis. Het is de plicht van politici om zorg te dragen voor de uitstraling van de publieke ruimte. Ze moeten zich daarbij wel laten bijstaan door deskundigen en de lokale gemeenschap betrekken.”
De Wolf heeft het erg moeilijk met wat hij de parallelle markt noemt van kunst in de openbare ruimte, gedomineerd door kunstenaars die zich daarin specialiseren. “Dat zijn meestal geen kunstenaars die alles in vraag stellen en als het ware tot hun werk komen na een zware tocht door de woestijn. Hun werk stelt vaak helemaal niks in vraag, en is enkel entertainment. Kunst in de openbare ruimte mag geen aparte categorie zijn. Het moet gewoon kunst zijn, innovatief en drager van nieuwe inzichten.”
“Kunst in de publieke ruimte mag geen aparte categorie zijn”
In hoeverre speelt bijvoorbeeld het Comité voor kunst in de Stad (CKS) van de Stad Brussel zijn rol? Het CKS geeft al sinds 1996 advies over de aankoop, installatie en restauratie van kunstwerken in de stad. “Ik denk dat er geen betere weg is dan gebruik te maken van commissies van experten, maar elke commissie zal maar zo goed zijn als de experten die erin zitten. Er hoeft maar één manipulatief karakter in te zitten, dat iedereen naar zijn hand zet, en de commissie zal niet goed functioneren. Maar daarvoor is het systeem op zich natuurlijk niet slecht.”
De Wolf spreekt geen waardeoordeel uit over de werking van specifieke comités, zoals het CKS. “Om de heel eenvoudige reden dat ik daar niet bij zit en niet weet hoe zij precies evalueren,” zegt hij. De Wolf leidt uit de resultaten van het beleid af dat er ruimte is voor verbetering. “Zulke comités zouden zich beter bezinnen over de beslissingen die ze nemen, en hoe ze die nemen.”
Concreet is De Wolf een koele minnaar van streetart, zoals graffitikunst, die steeds vaker in opdracht gebeurt. Al scheert hij niet alle werken over één kam. “Ik zie vooral veel streetart met een vluchtige impact, al blijft ze jammer genoeg wel lang aan de muren kleven.” Waar hij in Brussel wel van geniet? “Men heeft goed werk geleverd met de kunst in de metro's. Daar vind je een mooie doorsnede van relevante kunstenaars.”
* Volledige naam bekend bij de redactie
Lees meer over: Brussel , Cultuurnieuws , kunst in openbare ruimte , Man van Atlantis , Luk Van Soom , kunst op straat
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.