Sinds hij in 2016 afscheid nam als directeur van de KVS verdeelde Jan Goossens zijn tijd vooral tussen Marseille en Tunis. Maar ook Brussel laat hem niet los. BRUZZ sprak hem hier tijdens zijn winterstop over de Franse slag, de Vlaamse besparingen en een nieuw Brussels elan richting cultuurjaar 2030.
| Jan Goossens, oud-directeur van de KVS, verdeelt vandaag zijn tijd tussen Marseille en Tunis.
Wie is Jan Goossens?
- Geboren in 1971
- Studeert Germaanse letterkunde was assistent van onder meer Gerard Mortier, Wim Vandekeybus en Peter Sellars voor hij van 2001 tot 2016 de KVS leidde
- Vandaag is hij artistiek directeur van het Festival de Marseille en Dream City
- Was onder meer co-organisator van de 0110-concerten in 2006, curator van Theater aan Zee in 2009, en is voorzitter van vzw Connexion die artistieke banden tussen noord en zuid aanhaalt
- In 2016 werd hij Chevalier des Arts et des Lettres in Frankrijk
Jan Goossens is bezig aan de voorbereidingen van zijn vijfde Festival de Marseille en de vierde editie van het stadsfestival Dream City in Tunis. Maar wanneer hij café Flora op het Sint-Gillisvoorplein binnenwaait, moet hij ook daar eerst nog een aantal bekenden groeten.
Het valt dan wel niet te ontkennen dat Goossens een kleurtje heeft gekregen van zijn jaren aan de Méditerranée, zijn actieterrein reikt ook nog steeds ver buiten de theaterzalen. Getuige zijn opiniestuk in De Standaard van twee weken geleden, waarin hij hard is voor de Vlaamse regering, of het uitgebreide analysestuk in Knack waarin hij het symbolische belang van Marseille bij de nakende lokale verkiezingen in Frankrijk schetst.
In het afgemeten en beredeneerde discours van Goossens vallen twee dingen op: dat hij met name in Brussel de cultuurpolitiek nog altijd op de voet volgt, en dat zijn geloof in een shift naar de stad als laboratorium voor een alliantie van kunst en cultuur met andere sectoren nog is versterkt. “Samenwerken met stad, gewest en Europa is interessanter en zinvoller dan discussiëren met deze Vlaamse regering.”
Wat brengt deze periode aan beide oevers van de Middellandse Zee bij u teweeg?
Jan Goossens: Toen ik hier vertrok wilde ik professioneel, maar ook persoonlijk een soort cultuurclash, en die heb ik gekregen. Frankrijk functioneert toch heel anders. Het is een land dat veel meer gebaseerd is op consensus en tradities. Er is minder ruimte voor avontuur en vernieuwing. Tegelijkertijd is er nieuwsgierigheid als je die vernieuwing toch binnenbrengt.
Bovendien ben ik in Marseille in een stad terechtgekomen die maar voor een stukje Frans is, en die ook poorten opent naar andere werelden. En in Tunis, waar ik met Selma en Sofiane Ouissi aan Dream City werk, heb ik veel inspiratie opgedaan als het gaat om artistieke projecten in een stedelijke context.
Op welke vlakken heeft u uw stempel op het Festival de Marseille gedrukt?
Goossens: Het festival was historisch een dansfestival dat weinig met creatie en productie bezig was en dat eerder relaties onderhield met stadhuis, burgemeester (de 80-jarige Jean Gaudin die dit jaar stopt na 25 jaar aan de macht te zijn geweest, red.) en bovenklasse dan met de rest van de stad.
Nu is het multidisciplinair, maken we veel nieuw werk dat we ook ten dele produceren, en is de band met de stad het beginpunt van alles, waardoor ook de samenstelling van ons publiek verandert. Een aantal van die veranderingen heb ik sneller doorgeduwd dan men gewend is, en dat heeft spanningen veroorzaakt. Ik heb geregeld vragen gehad vanuit het stadhuis en de raad van bestuur, maar wel vragen die tot zinvolle debatten hebben geleid.
En wat betekent die lokale stedelijke werking concreet?
Goossens: Om te beginnen minder in het gegentrificeerde centrum werken. Marseille is de stad met de meeste gated communities in Frankrijk, maar er is ook ontzettend veel miserie. Dus spelen we ook in de Quartier Nord of in Parc Borély, en hebben we partnerschappen opgezet met kleinere organisaties of districtshuizen.
Daarnaast gaan we op zoek naar makers en gezelschappen die aanwezig zijn in de stad, maar tussen de mazen van het institutionele net vallen. Er is in Frankrijk relatief weinig doorstroming van jongere stemmen, en in Marseille is de décalage tussen wie er op straat rondloopt en wie op de scène staat of het economisch en cultureel voor het zeggen heeft, groter dan bij ons.
“Toen ik nog bij de KVS zat was de nu aangekondigde verhoging van het Brusselse cultuurbudget voor Vlaamse culturele initiatieven totaal ondenkbaar”
Het revolutionaire Frankrijk manifesteert zich dus niet in de cultuursector?
Goossens: Ik denk dat er veel minder een traditie is van een autonome culturele sector, en van programmatoren en artiesten die in het publieke debat ingaan tegen de overheden waarvan ze middelen krijgen. Dat laat men eerder aan een paar publieke intellectuelen en filosofen.
De staat wordt gezien als de oplossing van veel problemen, en ook culturele figuren schrijven zich in in een beleid dat van bovenaf wordt gedefinieerd en waarvan zij een manager zijn. Als ik eens een opinie in Libération schrijf, dan krijg ik daar wel goede feedback op, maar lijkt men verbaasd dat ik überhaupt mijn stem laat horen.
Binnen de instituties en de elites is er weinig contestatie. Daarom speelt die zich ook vooral op straat af en wordt ze snel gewelddadig. De gilets jaunes zijn een uitlaatklep voor ontevredenen die zich geen deel voelen uitmaken van maatschappelijke processen die veel participatiever zouden kunnen en moeten zijn.
Frankrijk kan dus wat leren van onze cultuurprotesten. Maar hoe legitimeer je je als Brussels, Vlaams of Belgisch intendant en in een context van dekolonisering, in een stad als Tunis?
Goossens: Ik ben daar geen intendant, maar heb mij er ingeschreven in een bestaand project en een bestaande ploeg die sowieso divers is, en waar niet alleen Tunesiërs werken. Dream City Tunis draait op alle niveaus om 'gedeelde ruimtes' - ook wat de leiding en de programmering betreft.
Zowel in de KVS, in Marseille als in Tunis heb ik aangedrongen op zulke gedeelde ruimtes om te streven naar nieuwe gezamenlijke talen, inhouden en vormen om de toekomst te verbeelden. Om het Tunis en het Afrika van de toekomst te bouwen is inspiratie van overal welkom, zolang die vertrekt vanuit bescheidenheid. Selma en Sofiane hadden zelf de behoefte om hun project open te trekken.
Daarnaast is het ook geen oplossing om er als witte mannelijke Europeanen voortaan alleen maar het zwijgen toe te doen. Je bouwt legitimering op door langdurige aanwezigheid, beschikbaarheid, nieuwsgierigheid, dialoog en betrokkenheid. Voorts stelt zich natuurlijk de vraag waar ik nog thuishoor. Het is wat vreemd geworden om mezelf nog als Vlaming te kwalificeren. Marseille en Tunis zijn al jaren mijn werkterrein, mijn dochter groeit op in Mali, en als ik me in België met een plek identificeer waar ik nog altijd veel ben, dan is het eerder Brussel dan Vlaanderen.
Hoe kijkt u aan tegen de besparingen in de Vlaamse cultuursector?
Goossens: Die zijn heel kwalijk, maar ik was niet verrast. Een regeerakkoord waarin de kunsten worden geïnstrumentaliseerd voor de Vlaamse natie, het objectief om te komen tot een canon - terwijl we weten dat een canon altijd in de eerste plaats uitsluit en niet insluit - en daarbovenop de besparingen die in mijn ogen ideologisch zijn omdat ze economisch peanuts opleveren: dat is foute boel.
Maar zoals gezegd: we konden het zien aankomen. Het was heel duidelijk welke partij in deze regering onderwijs en cultuur wilde, en ik denk dat Luc Tuymans gelijk heeft als hij zegt dat die partij echt voor een cultuuroorlog wil gaan. Sommigen in onze sector vonden het een prestigieuze zaak dat de cultuurbevoegdheid bij de minister-president zat, maar ik heb me daar geen enkele illusie rond gemaakt.
"Uiteindelijk zal iedereen in de klappen delen van een anticulturele Vlaamse regering, ook de grote instellingen"
Waaruit bestaat volgens u een gepaste reactie van de cultuursector?
Goossens: We moeten ons vast en zeker verzetten, maar we mogen ook niet te veel zaniken. We moeten zoeken naar kansen op iets nieuws. Wat dat betreft denk ik dat er in Brussel, en ook in andere steden als Gent, interessante signalen waar te nemen zijn. Daar moeten we ons op concentreren.
Een deel van het antwoord op het natieverhaal in Vlaanderen situeert zich op het niveau van de steden. Een aantal burgemeesters heeft ook begrepen dat het verhaal van de Vlaamse natie terugkeert naar een monocultureel, reducerend beeld van de samenleving dat niet past bij de realiteit van hun steden.
En dan zie je in Gent een fikse verhoging van het cultuurbudget (53 miljoen voor nieuwe infrastructuur, en 15 miljoen extra werkingssubsidies in een periode van zes jaar, red.), en in Brussel het Kangouroe-project (waarmee Brussel-Stad in 200.000 euro voorziet voor kleine culturele spelers die samenwerken met gevestigde culturele instellingen, naast nog een 100.000 euro steun voor een aantal Vlaamse instellingen, red.). 300.000 euro is maar een klein deel van wat Vlaanderen heeft weggesaneerd, maar toen ik nog bij de KVS zat, was zo'n verhoging van het Brusselse cultuurbudget voor Vlaamse culturele initiatieven totaal ondenkbaar.
Tel dat op bij de nieuwe gewestregering - met een regeerakkoord waarover ik enthousiast ben, en met op een aantal domeinen ministers die echt begrepen hebben dat ze een mandaat hebben gekregen om zaken anders aan te pakken op het vlak van mobiliteit, meertaligheid, onderwijs, participatieve democratie én cultuur, met projecten als Kanal of Brussel 2030 (Stad en Gewest stellen zich kandidaat als culturele hoofdstad, red.).
Dan denk ik dat in een samenwerking tussen stad en gemeenten enerzijds, en het Gewest en Europa anderzijds een heel terrein ligt dat we met de cultuursector kunnen bespelen. Niet alle oplossingen voor de besparingen liggen daar, maar het is een zinvoller en interessanter gevecht dan met de Vlaamse regering in discussie gaan over canon, repertoire en schoonheid. Want in die discussie zullen we elkaar toch niet vinden.
Is de sector intern solidair genoeg? Moeten stadstheaters als KVS verder streven naar een erkend statuut als Vlaamse Kunstinstelling om meer buiten schot te blijven?
Goossens: Buiten schot blijven lijkt mij een slechte motivatie. Uiteindelijk zal iedereen in de klappen delen van een anticulturele Vlaamse regering, ook de grote instellingen. Toen ik in KVS zat, hebben we de discussie over dat statuut intern enkele malen gevoerd.
De conclusie was altijd dat het niet de moeite was, omdat de echte uitdaging voor KVS lag in de ontwikkeling van een artistiek en maatschappelijk project, mét de steun van de Vlaamse Gemeenschap zonder erdoor te worden geïnstrumentaliseerd.
En dan is het statuut van Vlaamse Kunstinstelling, met alles wat daarbij hoort aan verwachtingen en verplichtingen, allicht niet het beste vehikel, zeker niet gezien het huidige regeerakkoord. Principieel moet er nu samenhorigheid worden gecreëerd tussen groot en klein. Zoals Michael De Cock ook doet. Het valt me op dat je de directies van de huidige grote Vlaamse instellingen veel minder hoort.
Is er nog aanleiding tot zelfkritiek in de sector?
Goossens: Als we ons zouden herdefiniëren vanuit een Brussels stedelijk perspectief moet ons dat ook uitnodigen tot zelfkritiek. Ik heb al eerder gezegd dat kunst en cultuur op een aantal vlakken misschien wat doorgeslagen zijn in hun autonomie. We moeten bekijken hoe we meer bruggen kunnen bouwen en samenwerken met andere sectoren. Een Brussels cultuurbeleid kan mee worden gevoed door initiatieven op het vlak van meertaligheid, onderwijs, mobiliteit en participatieve democratie. Als Vlaanderen niet meewil, kunnen we ons op stedelijk vlak inschrijven in een project waarvan de horizon niet alleen artistiek is, maar dat ook gaat over een leefbare, solidaire en gedeelde stad.
Heeft Brussel na de verkiezingen in 2019 mentaal afscheid genomen van Vlaanderen, en omgekeerd?
Goossens: Dat is negatief geformuleerd. We hebben geen afscheid genomen. De band met Vlaanderen zal blijven bestaan, maar er is wel een evolutie merkbaar. Toen ik begin 2000 in de KVS begon, kreeg je ondanks het cultuurjaar Brussel 2000 het gevoel dat Brussel politiek niet mocht bestaan.
Vlaanderen, Wallonië en België waren iets, maar Brussel mocht niets zijn. Dat droegen we zelf ook met ons mee. Wanneer we opkwamen voor een Brussels project, dan was dat met een grote bescheidenheid die grensde aan gêne.
Ik denk dat we daar nu van af zijn. Voor een deel uit noodzaak, maar ook door een toegenomen zelfbewustzijn. We beseffen dat we als stad op een aantal cruciale terreinen de competenties voor de toekomst in handen hebben waarmee we kunnen experimenteren, zoals dat nergens anders kan - ook niet in Vlaanderen. In die zin vind ik Brussel meer dan ooit een spannend laboratorium voor de toekomst.
Dus u solliciteert nog weleens in Brussel?
Goossens: Momenteel niet, maar ik ben hier nog heel geregeld. Dit blijft mijn thuis, en als ik me afvraag waar ik de komende tijd vanuit artistieke en culturele projecten mee wil bouwen aan een zinvol, ambitieus stedelijk maatschappelijk project, dan sluit ik Brussel allerminst uit.
Met Afrika zal ik zeker ook een band blijven behouden, maar meer dan ooit vind ik de wisselwerking tussen Europa en Afrika belangrijk. Ik wil Europese verankering behouden op plekken en in steden die voor een stuk ook Afrikaanse steden zijn. Ook op dat vlak heeft Brussel natuurlijk troeven die weinig andere steden hebben.
Lees meer over: Sint-Gillis , Events & Festivals , jan goossens , KVS , festival de marseille , Dream city tunis , opiniemaker , besparingen cultuursector
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.