Delphine Lecompte is tien jaar dichter, kreeg van haar uitgeverij De Bezige Bij een Best of cadeau, en doet dra jullie hartjes sneller slaan met haar gedichten over incestueuze imkers, necrofiele tegelzetters en bipolaire kaarsenmakers tijdens de tournee waarmee Saint Amour jaarlijks Valentijn (én de poëzie) viert. Wij koesteren niets dan liefde voor de dichter.
Delphine Lecompte: Saint Amour en de bedeesde zeepzieder
Lees ook: Saint Amour: Letterenliefde
Wie is Delphine Lecompte?
- Wordt geboren in Gent in 1978
- Groeit op bij haar grootouders in De Panne
- Op jonge leeftijd belandt ze in de psychiatrie, na een paniekaanval. Het is een warme tijd die haar aandacht voor de zogezegde onderkant van de samenleving verscherpt.
- Debuteert in 2005 met de Engelstalige roman Kittens in the boiler. Met succes: "Geiler dan Henry Miller" klinkt het.
- In 2009 debuteert ze als dichter met de bundel De dieren in mij (De Contrabas), die haar de C. Buddingh'-prijs voor beste poëziedebuut oplevert.
- Vanaf 2012 en haar bundel Blinde gedichten maakt ze deel uit van het fonds van De Bezige Bij
- Met Dichter, bokser, koningsdochter (2016) wordt ze genomineerd voor de VSB Poëzieprijs
- In 2018 verscheen haar Best of
- En dit jaar toert ze door het land met Saint Amour, op zoek naar liefde. Wees gul!
Liefde is… poëzie. Af en toe toch. Zeker op Valentijn. Niets beters dan een dwingend rijmpje of kokket sonnet om je geliefde duidelijk te maken dat je hart overloopt. Toch? “Ik wil zoveel mogelijk facetten en registers en personages en passie en bloederigheid en geweld in mijn gedichten proppen! Zoveel mogelijk kleuren en woorden moeten erin, alles moet beschreven worden.” Tot bloedens toe. Valentijn schmalentijn! De wijze woorden hierboven komen uit de kuststeeds gewelfde mond van Delphine Lecompte. Voor velen het buitenbeentje van de Nederlandstalige poëzie, voor wie echt goed leest en luistert, onze baldadige hoop – nu ja – in bange dagen.
Met werk dat mank loopt van het leven, dat troost zoekt in kermissen en circussen, dat masturbeert met diepvrieskreeften, dat uit stugge, deerniswekkende, ontoereikende vaderfiguren en krachtige, theatrale, manipulatieve, narcistische moeders een ouderpaar boetseert, en dat stervend zwerft in een klappertandende wereld, lijkt het erop dat Delphine Lecompte zowel hyperactueel is als tijdloos.
Niets nieuws onder de gestaag opbrandende zon, tenzij deze pompende, pulserende, verleidelijk verschrikkelijke, en ja, levenslustige poëzie. En voor u ons van blinde idolatrie beschuldigt, een zekere slagerszoon met een brilletje denkt er net hetzelfde over. Leve de vleesfontein!
Je hebt Gedichtendag mogen vieren met Tom Lanoye?
Delphine Lecompte: Ja, in de Arenbergschouwburg in Antwerpen! Het was een mooie avond. Iedereen heeft goed zijn best gedaan. Al is er wel een pipo op het podium gesprongen die de avond een beetje wilde verstoren.
Iemand die niets had met poëzie?
Lecompte: Of die vond dat hij er had moeten staan. Hij is een gedicht beginnen te declameren en wilde niet meer ophouden.
Rebellie op een poëzieavond. Het is toch een teken dat poëzie ertoe doet. Ik hoorde Tom Lanoye zeggen op Radio 1 dat mensen maar eens moeten stoppen met alleen bij bijzondere gelegenheden poëzie te kopen. Bestaat er zoiets als de troost van de poëzie?
Lecompte: Zelf lees ik bijna dagelijks poëzie, het is een vanzelfsprekendheid voor mij. Ik kan me ook soms ergeren dat mensen alleen op die plechtige momenten naar de poëzie grijpen. Maar het is wel te begrijpen. Poëzie is soms iets minder plat of mysterieuzer dan proza. Sowieso beknopter, en in zekere zin ook dieper en donkerder en spiritueler. Vaak toch.
Wanneer ben jij poëzie beginnen lezen?
Lecompte: Vrij laat hoor. Nu, Paul Snoek vond ik als puber al goed. Maar ook de minder voor de hand liggende dingen, de heel romantische, gezwollen gedichten van Willem Kloos bijvoorbeeld. En dan later heb ik de beatgeneration met Allen Ginsberg ontdekt, en dat was meer opruiend en eigentijdser en opstandiger.
Ik ben heel lang alleen maar lezer geweest. Ik was een wat pedante puber, die toen ze veertien was al Dostojevski en Kafka las en zich slimmer waande dan de leerkracht. Af en toe schreef ik wel, dagboekachtige dingen vol zelfmedelijden, zoals iedere puber. Nu betrap ik mezelf nog soms op de gedachte dat lezen zoveel prettiger is dan schrijven. Ik kan me heel erg verliezen in boeken.
Je mag dit jaar wel zelf je tienjarig dichterschap vieren. Had je een decennium geleden gedacht dat je in het fonds van De Bezige Bij zou zitten en op Saint Amour zou staan?
Lecompte: Ik had nooit durven dromen dat mijn grillige, absurde, perverse gedichten ooit gepubliceerd zouden worden, laat staan bij De Bezige Bij. Ik kom, nogal letterlijk, uit de goot, en om dan nu op te treden in al die fancy venues is bijna te veel. Soms wil ik mijn succes saboteren, omdat het te overweldigend is. I am not worthy. Maar als het straks voorbij is, dan zal ik wel nog schrijven hoor.
Helpt de liefde om gedichten te schrijven?
Lecompte: (Overtuigd) Zeker! Vier maanden geleden ben ik hartstochtelijk verliefd geworden op een man, iemand die van de herenliefde is, dus een onmogelijke liefde. Ik had het heel zwaar te pakken, ik was een beetje wanhopig en verdrietig, en ik heb dan een personage van hem gemaakt: de bedeesde zeepzieder. Om het liefdesverdriet wat te bezweren. Intussen heb ik tientallen gedichten over hem geschreven. Nu ja, ik ken die man nauwelijks, dus het is een wat mystiek personage geworden, dat niet meer veel te maken heeft met de man. Maar ja, liefde en seksualiteit zijn altijd belangrijk geweest in mijn poëzie. Ik ben iemand die altijd verliefd is. Ik word verliefd op haast iedereen die ik ontmoet.
"De freaks en de gedrochten opvoeren, het rare en het burleske, David Lynch en Fellini, dat is wat interessant vind"
Hoe past Omer, je 85-jarige vriend, daarin? Is hij de onvoorwaardelijke liefde?
Lecompte: Ik kan me laven aan de warmte en standvastigheid die Omer me biedt. Al roept zijn burgerlijkheid vaak ook weerstand in me op. Dat gezegd zijnde: zonder Omer zou ik al dood zijn. Ik ben enorm aan hem verknocht. Hij is heel geduldig met mij. Er is altijd wel een of andere crisis aan de gang, maar hij blijft me opvangen. En hij vergeeft me steeds.
Mag ik eens een gemakkelijke vraag stellen? Wat is de liefde voor jou?
Lecompte: (Lacht) Pfoe… Aanvaarding van iemands gaven en gebreken, heel veel kunnen geven, gul zijn zonder dat daar opportunisme bij komt kijken, zonder dat je iets terugverwacht. Een grote overgave. Dat je soms ook vergeet je grenzen te bewaren, hoort er dan ook wel bij.
Je zou het over de poëzie kunnen hebben nu.
Lecompte: Aha! Da’s goed! (Lacht)
Ik bedoel dat je gedichten lijkt te maken alsof je vlees kneedt, in de hoop het leven te geven. Hoe kijk je naar taal? Als een te perverteren middel, een levend wezen, een onmogelijk passend antwoord?
Lecompte: Ja, ik ga er op een heel plastische, onstuimige manier mee om en ik vind ook dat je alles in een gedicht mag proppen. Ik ben niet zo heel erg bezig met de vraag of het er wel bevallig genoeg uitziet. Ik ben daar nogal onbevreesd in.
Schrijven werkt bevrijdend?
Lecompte: Toch wel, ja. Het voelt elke keer alsof ik heb gedaan waarvoor ik – het klinkt een tikje hoogdravend misschien – op deze aarde ben gezet. Het lijkt het enige waarvan ik min of meer het gevoel heb dat het nodig is en dat ik het kan. Ik heb geen andere talenten, geen hobby’s en geen gezin. Dus het is wel belangrijk dat het elke dag lukt, dat gedicht.
Waarom eigenlijk poëzie?
Lecompte: Ik heb altijd een enorme eerbied en respect gehad voor poëzie. Het leek me de puurste vorm van taal, van literatuur, de hoogste vorm van schoonheid. Daarom wilde ik het heel graag proberen. Nooit gedacht dat het ook zou lukken. Nu ja, ik heb het natuurlijk wel naar mijn hand gezet.
Je gedichten werken op de lachspieren, maar zijn tegelijk heel confronterend. Je bezit een soort genadeloosheid, voor jezelf en de mensheid, of liever: een vrijheid van taboes en scrupules.
Lecompte: (Lacht) Ja, het is inderdaad schaamteloos. Maar dat komt heel naturlijk. Ik heb nooit de bedoeling om te choqueren, het is te gemakkelijk om veel mensen te verontrusten.
Vaak gaat het over de onderkant van de maatschappij: de verliezers, de dronkaards, de perverten. Ga je zelf de wereld in, op zoek naar die figuren?
Lecompte: Het gevaarlijke, duistere fascineert me wel, maar ik wil het zeker niet mooier maken dan het is. Het is niet iets wat ik romantisch vind, en ik beeld me ook niet in dat die mensen per definitie nobeler of interessanter zijn. Nee, ik ben er zelfs een beetje bang van.
Normaliteit is ook maar een constructie.
Lecompte: Die façade geeft natuurlijk een veilig gevoel, maar is niets dan een dun laagje vernis. Daaronder zitten de meeste mensen met heel vreemde smaken en perversies en verlangens, waar ze zich dan tegen verzetten.
Dat is misschien de reden waarom ik zo vaak over zogezegde misfits en marginale figuren schrijf. Ik ben opgevoed in een heel burgerlijk milieu, onder dokters en rechters, en ik ben daar meer wreedheid en sadisme tegengekomen dan toen ik in de psychiatrie terechtkwam, bij de patiënten dan: mensen die gemarginaliseerd waren, vooral alcoholisten maar ook ex-hoeren. Dat was een warm bad van vriendschap en aanvaarding.
Je voelt een zekere verwantschap?
Lecompte: Dat zeker. Die gekweldheid, dat zelfdestructieve, de neiging tot verslaving en de weerloosheid zitten ook in mij. Het feit een buitenbeentje te zijn, nergens bij te horen.
Heb je enig idee waar dat vandaan komt?
Lecompte: Ik was altijd al raar en ziekelijk, maar ook opstandig en anarchistisch. Ik hoorde nergens bij. Ik wilde ook uitdrukkelijk nergens bij horen. Nog steeds. Dat ik succes heb, is verbijsterend. Het klopt niet, ik ben een paria. Kunstenaars moeten het isolement opzoeken, en het gevaar en de marge. Er is geen plaats voor gezelligheid of gezapigheid in een kunstenaarsbestaan.
"Ik wil altijd maar gekoesterd en geadopteerd worden"
Je gedichten worden bevolkt door beroepsgroepen die op verdwijnen staan, en mensen die in de samenleving vrijwel stemloos zijn. Alsof je een soort rebellie pleegt op de tijd.
Lecompte: Da’s mooi gezegd.
Is dat vanuit een droefenis om een maatschappij die al te vaak mensen veronachtzaamt?
Lecompte: Ja, ik vind het echt angstaanjagend hoeveel mensen niet mee kunnen en uit de boot vallen. Dat maakt me verdrietig en kwaad. Ik heb een grote achterdocht tegenover de moderne tijd. Ik heb bijvoorbeeld ook nooit technologie of een selfiestick in een gedicht zitten. Nee, dat is te lelijk.
Een wachtzaal en een bushokje komen dan weer vaker voor.
Lecompte: Ja, da’s juist. Het is een soort limbo. Het oordeel is nog niet geveld, er kan nog van alles gebeuren, het kan nog de goede of de fatale kant uitgaan. Zoiets. Veel van mijn personages zijn nog niet echt absoluut veroordeeld en verre van gered. Dat nomadische zit er ook altijd in, het zwervende, zoekende…
Slaat dat op jouw als fysieke persoon of zwierf en zwerf je vooral in je hoofd?
Lecompte: Ik ben zeer rusteloos, zowel innerlijk als in het werkelijke leven. Ik ben altijd aan het wandelen en aan het kijken. Als kind was ik al zo. Ik liep voortdurend weg, er stond altijd een rugzak klaar met daarin een fles water, een zaklamp, en een kinderbijbel! Ik ben eens vanuit De Panne in het noorden van Frankrijk geraakt.
Thuis is toxisch, niets goeds kan gebeuren tussen gezinsleden. Incest, chantage, macht. Echt te vreselijk voor woorden. Mensen die zwerven, zijn subliem. Of zijn ze satanisch? Nomaden, zigeuners, profeten, degenslikkers, ezeldrijvers... Ze spreken erg tot mijn verbeelding. Rechters en dokters daarentegen boezemen angst en weerzin in.
Is het podium voor jou ook zo’n plek, waar het nog de goede of de fatale kant op kan gaan?
Lecompte: Ik heb het podium lang verafschuwd en het als een vorm van prostitutie beschouwd om mijn gedichten te vertolken. Maar na een tijd merkte ik dat mijn ingetogen manier van voordragen ook een plaats heeft naast de brullende, bulderende, stampvoetende podiumbeesten. Ik geniet ook van het contact met lezers. Al verwar ik het soms met liefde. Ik wil altijd maar gekoesterd en geadopteerd worden, en dat kan natuurlijk niet.
Voordragen leidt soms af van de essentie: alleen zijn met een blad papier, tekst. Wanneer ik voordraag, ontmoet ik mensen en word ik verliefd. Dan werp ik me op hen en smeek om hun affectie. Of ik drink en dan misdraag ik mij. Dan molesteer ik lezers of andere schrijvers, die het zich laten welgevallen. (Lacht)
Is poëzie ook een middel tegen het eigen verdwijnen of stemloos zijn? Een manier om je (misschien alsnog) uit te drukken?
Lecompte: Ja, tuurlijk. Die poëzie is mijn enige manier om een zekere waardigheid en fierheid te kunnen uitstralen. Het is een belangrijk aspect dat ik mezelf kan verdedigen tegen al dan niet ingebeelde boemannen en vervolgers.
Hoe reageert de wereld op haar aanwezigheid in je gedichten? Je ouders bijvoorbeeld? Of Omer?
Lecompte: Mjn moeder heeft het lang moeilijk gevonden, omdat ik al haar eigenschappen uitvergroot: ik maak haar veel wellustiger, promiscuer, theatraler en narcistischer dan ze is, maar ze houdt zelf ook veel van literatuur en ze kan wel erkennen dat het goed is. Bij mijn vader ligt het moeilijker. Die vindt het te verwrongen, veel te raar, te confronterend. Hoe hij dan wordt afgeschilderd, is nogal sukkelachtig, deerniswekkend, alcoholistisch, wat dan wel weer volledig klopt. (Lacht) Nee, hij leest mijn gedichten niet. En Omer gaat overal mee naar mijn voordrachten, en is dan trots als hij ziet dat het lukt om op een podium te staan, mensen mee te krijgen. Ik ben soms verrast dat ze zover willen meegaan in het rauwe en soms perverse en duistere.
Is wat normaliteit wordt genoemd niet gewoon te droog? Niet eerlijk?
Lecompte: Die kleurloosheid, monotonie en sereniteit kunnen me ergeren, ja. De freaks en de gedrochten opvoeren, het rare en het burleske, David Lynch en Fellini, dat is wat ik zelf interessant vind. Ik hou van mensen die durven buitenissige dingen te creëren. Maar dan sta je natuurlijk wel af en toe alleen.
Er zijn ook momenten dat ik mezelf streng toespreek: Jij freak! En zou je niet beter je best doen om koketter of beschaafder of braver te zijn. Dat zal wel niet lukken.
Dat is een moment van zwakte.
Lecompte: Ja! (Lacht) Ik vergelijk mezelf niet zo met anderen. Ik heb geen poëtica of uitgesproken theorieën. Ik vind het altijd verdacht als dichters die nog maar net komen kijken al een helder beeld hebben van waar ze staan in de literatuurgeschiedenis. Voor mij is poëzie iets primitiefs en instinctiefs, soms iets kinderlijks en anarchistisch. Soms denk ik dat het onvermijdelijk is dat ik opnieuw in de marginaliteit beland of niet meer word uitgegeven. Tot daaraan toe. Ik zal altijd wel mijn soort gedichten blijven schrijven. Vriendelijke of gemakkelijke poëzie, nee, daar kan ik me niets bij voorstellen.
> Saint Amour
9/2, 20.00, KVS BOL
Lees meer over: Brussel , Expo , saint amour , delphine lecompte
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.