Magnumfotograaf Harry Gruyaert trekt zijn blik op België open
"Ik ben veranderd, België is veranderd, niets blijft hetzelfde," zegt de 71-jarige Harry Gruyaert, die al meer dan dertig jaar in Parijs woont en werkt. Dat illustreert hij in de Botanique met een expo die voornamelijk foto's toont die hij in België maakte tussen 1970 en 1980, maar ook work in progress laat zien van zijn nieuwe kijk op zijn vaderland. "Alles is nu veel meer genivelleerd. In Europa kwam je vroeger op korte afstand in totaal andere werelden terecht. Dat vond ik fascinerend."
Nadat de in Antwerpen geboren fotograaf begin jaren 1960 in Brussel aan het INRACI ging studeren, wilde Gruyaert zo snel mogelijk uit België weg. "Er was hier niets te doen, er waren geen magazines, de reclame stond nog in de kinderschoenen, ook in de mode gebeurde nog niet veel. De fotografen die mij interesseerden zaten in Londen, Parijs, New York. Ik wou die mensen tegenkomen, en nieuwe plekken leren kennen. Mijn grote plezier in de fotografie is dingen ontdekken." België was te benauwend en Gruyaert te nieuwsgierig. Hij trok door Afrika en India en streek neer in New York en Londen. In 1968 raakte hij onder de indruk van de popart, onder meer van Oldenburg en Segal. Wat later maakte hij in Londen de opgemerkte reeks TV shots, waarbij hij tv-beelden met felle kleuren bewerkte.
"Ik ging daardoor anders naar alledaagse dingen kijken, met humor, en van op een afstand. Het is moeilijk om iets te zeggen over de plek waar je leeft. Je vindt alles normaal, je ziet het speciale niet. As je iets de rug toekeert, opent dat je blik. Tien jaar nadat ik uit België was weggetrokken, ontdekte ik het surrealistische, de folklore. In die tijd heb ik België veel beter gekend dan de meeste Belgen." Gruyaert had, onder meer door zijn streng katholieke opvoeding, een haat-liefdeverhouding met zijn vaderland, en wilde die graag bijsturen. "Die foto's waren mijn therapie."
Tijdens zijn tochten door exotische landen had Gruyaert zich laten bedwelmen door kleur. Maar België bleef hij in grijswaarden zien, tot hij ontdekte dat net in het contrast tussen het grauwe van het alledaagse en het kleurrijke van het absurde, tussen de banaliteit van het schone en de schoonheid van lelijkheid, een groot spanningsveld zat.
In zijn boek Made in Belgium uit 2000 had hij alle zwart-witbeelden geweerd, maar in Roots komen die wel aan bod. In het samen met de expo uitgegeven boek zorgt een tekst van Dimitri Verhulst voor de cesuur tussen die twee werelden. "Ik heb die zwart-witfoto's opnieuw naar waarde geschat, en vond het interessant om de overgang te tonen. Het is aan de kijkers om overeenkomsten te vinden. (Lacht) Als ik in kleur werk, is kleur allesbepalend. Je richt je op het fysieke, terwijl je in zwart-wit meer de menselijke kant toont."
"Op een bepaald moment heb ik zowel in zwart-wit als in kleur gewerkt, maar dan vond ik kleur toch persoonlijker. Zwart-wit zag er in die tijd meer uit als iets wat an-deren deden. In Europa gebeurde weinig op het gebied van kleur. Gerespecteerde fotografen werkten bijna altijd in zwart-wit. In Amerika was dat anders, daar had je Eggleston die met zijn dye transfer-techniek kleur veel sensualiteit meegaf. Ik werkte zelf met Kodachrome, waarmee je ook die diepe kleurcontrasten verkreeg."
In 1981 trad Gruyaert na Martine Franck als tweede Belgische fotograaf toe tot het prestigieuze fotoagentschap Magnum. Maar die opname werd niet door iedereen toegejuicht. "In Magnum was er een grote zwart-wittraditie en een journalistieke blik waar ik niet zoveel mee had. Ze vonden mijn werk te artistiek. Maar sindsdien is dat gelukkig erg veranderd, ook door de komst van mensen als Martin Parr, die nog veel radicaler was dan ik."
Wie de foto's van Gruyaert bekijkt, vooral die waarop zijn landgenoten figureren, merkt buiten het contrastrijke kleurenpalet ook hun cinematografische karakter op. "Schilderkunst en vooral film hebben mij alles geleerd. Mijn opleiding in Brussel vond ik slecht, maar er waren wel veel meer interessante films te zien dan in Antwerpen. De eerste kleurenfilm van Antonioni, Il deserto rosso uit 1964, was voor mij erg belangrijk. Ik had enorm veel affiniteit met zijn zin voor compositie en kleur."
Gruyaert noemde de Franse fotograaf en Magnum-oprichter Henri Cartier-Bresson ooit de onzichtbare fotograaf, maar dat is hij zelf ook. "Ik wil niet bezig zijn met mijn eigen persoonlijkheid. Dat is een groot verschil bijvoorbeeld met William Klein, die heel fysiek is en in zijn foto's kruipt. Ik werkte niet met een grootbeeldcamera, om snel te kunnen bewegen en overal te zijn, zonder dat mensen het beseffen. Tenzij ik met flits moest werken, maar dat deed ik niet graag." Zelfs dan zie je zelden duidelijke gezichten. "De mens is voor mij niet noodzakelijk het belangrijkste. Ik ben geen humanistische fotograaf, alle elementen in mijn beelden zijn gelijkwaardig."
"In de fotografie moet je zo weinig mogelijk denken," besluit Gruyaert. "Je hebt geen concept nodig. Het denken gebeurt ervoor en erna, als je aan het werk bent moet je dingen voelen, bijna op een dierlijke manier. Als een vogel." Het is een fysiek proces van aantrekken en aangetrokken worden, geeft hij nog mee. "Als ik niet fotografeer voel ik me niet zo best. Het is mijn relatie tot de wereld. Ik fotografeer niet voor het publiek, ik fotografeer voor mezelf. Ik heb het nodig."
BOEK: Het boek Roots wordt uitgegeven door Hannibal, 160 p., €35,95, www.uitgeverijkannibaal.be
.
EXPO: Harry Gruyaert: Roots
wanneer: 13 december 2012 > 3 februari 2013, woensdag > zondag van 12 > 20.00 uur
tickets: €5,50
--------------
Lees meer over: Sint-Joost-ten-Node , Expo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.