Paastijd, passietijd volgens Philippe Pierlot
Over de vergelijkingen tussen de passies van Bach kan een proefschrift geschreven worden. Eentje daarvan stelt dat de Johannespassie een gravure is, terwijl de (latere) Mattheüspassie geldt als een schilderij. Pierlot reageert lachend: "Ah, die kende ik nog niet. Maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. Zo kun je stellen dat de omvang van de bezetting een grote rol speelt. De Mattheüspassie is in veel opzichten monumentaler. Je hebt meer volk op de scène en het is ook een werk dat veel langer duurt. Maar bij een gravure stel ik me eerder een zwart-witbeeld voor. En dat doet zo'n belangrijk en mooi werk echt oneer aan. De Johannespassie bruist van de kleuren. Als ik dan toch een vergelijking zou moeten maken: voor mij zou het dan eerder een fresco zijn."
De speurtocht naar authenticiteit en een musicologische correctheid blijven vandaag ordewoorden in de wereld van de oude muziek. Hoe staat u daartegenover?
Philippe Pierlot:Musicologische correctheid alleen is onvoldoende. Want die correctheid is het wapen waarmee wij als musici een partituur kunnen verdedigen. Maar je moet als uitvoerend musicus ook een stap verder durven gaan. Zo lijkt me al je ervaring een heel belangrijke factor. Zelfs voor Bach, over wiens muziek men zegt dat het gewoon "volstaat om te spelen wat er geschreven staat". Ondanks dat gegeven kun je er als uitvoerder toch nog iets aan toevoegen. Daaruit bestaat precies mijn werk, die zoektocht naar de ideale uitvoering.
Leg dat eens uit.
Pierlot:Je kunt het misschien nog het best vergelijken met het eten van een heerlijke schotel. Het interesseert me natuurlijk wel hoe dat gerecht is klaargemaakt, maar die wetenschap verandert misschien ook mijn perceptie. Zo was de eerste vraag die zich stelde toen ik de partituur opensloeg welke instrumentale en vocale inzet ik zou gaan gebruiken. Hoeveel strijkinstrumenten, hoeveel zangers vereist het werk? Die vraag speelt zeker een grote rol voor de opnames, want voor concerten hangt er veel af van de zaal waarin we optreden. Vaak speelt de akoestiek een bepalende rol. Bach had vier eerste zangers en daarnaast ook nog eens vier ripieni. Het orkest was relatief eenvoudig: strijkers, fluit, hobo, continuo en een klavecimbel. Ik heb ook twee fagotten gebruikt. Bach heeft het in de partituur over bassoni, in het meervoud dus. Een fagotpupiter maakt echt een groot verschil. Gebruikelijk was dat die ene fagot zich mengde met de klankkleur van de celli. Maar met twee fagotten en evenveel celli, krijg je een heel ander kleurenspectrum. Ik zeg niet dat het feit dat ik twee fagotten gebruik de wereld op zijn kopzet, dat is het niet. Bach schreef niet "bassono", wel "bassoni"... Het helpt om mee te zoeken naar een specifieke klankkleur, met een juist evenwicht. Wat misschien nog het moeilijkst is als uitvoerder, is om de transparantie in de muziek van Bach te laten horen. Het geheel is belangrijk, maar ik denk dat je er nog meer van kunt genieten als je de verschillende onderdelen, de verschillende stemmen en kleuren dus, kunt onderscheiden. Het geeft mij een intensere beleving van het werk.
Ricercar Consort
20/4, 20.00
€12/25/38/49
Lees meer over: Muziek
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.