Architectuur: De man van Martini, Brusilia en Amigo

Steven Pil
© Brussel Deze Week
11/01/2009
De Martinitoren op het Rogierplein, de Schaarbeekse Brusiliatoren, het Muntcentrum aan het De Brouckèreplein, het Karel de Grotegebouw in de Wetstraat en het omstreden hotel Meridien tegenover het Centraal Station: allemaal ontworpen door één man. Jacques Cuisinier was een belangrijk modernist, maar bij het grote publiek is hij een nobele onbekende. Daar wou VUB-student Paul-Alexander Crop wat aan doen. Hij inventariseerde het archief van de architect en wijdde er een lijvige thesis aan.

J acques Cuisinier bracht zijn hele leven in Brussel door. Hij werd in 1915 geboren in Elsene en haalde uitmuntende cijfers als architectuurstudent aan Sint-Lucas in Schaarbeek. Zijn doorbraak kwam er in de jaren 1950, toen hij de opdracht aanvaardde voor een mastodont die zo ongeveer de geloofsbelijdenis van het Belgische modernisme zou worden: het Internationaal Centrum Rogier, dat naar het neonlogo op de hoogste verdieping gemeenzaam 'de Martinitoren' genoemd werd. De bouw moest voltooid zijn vóór 1958. Op die manier konden de mensen die behalve de Expo ook Brussel zelf aandeden, constateren dat 'de modernste hoofdstad van Europa' haar eigen wolkenkrabber had.

Het product dat Cuisinier afleverde, werd algemeen geroemd om zijn multifunctio­nele opzet. Behalve kantoren waren er appartementen; op de gelijkvloerse verdieping had je handelszaken en een busstation. Het Théâtre Nationale de Belgique beschikte er over twee zalen en een foyer.
Op de hoogste verdieping van het Rogiercentrum opende een Italiaanse immigrant, Aldo Vastapane, de luxueuze Martini-bar, die de volgende jaren de pleisterplaats zou worden van de trendy Brusselse elite. Graaggeziene gasten waren Paul Vanden Boeynants en vastgoedmagnaten zoals Ado Blaton en de omstreden Charly De Pauw. Die laatste, door vriend en vijand 'King Parking' genoemd, belastte Cuisinier en enkele anderen met de constructie van Parking 58 in het stadscentrum. In die biotoop voelde de architect zich helemaal thuis.
Paul-Alexander Crop dook in het gigantische archief van Cuisinier en inventariseerde het. "Cuisinier was een flamboyante persoonlijkheid, het soort man dat graag zijn opwachting maakte in de nieuwste blitse Mustang, in, laten we zeggen, dartel gezelschap. Maar professioneel gaf hij blijk van een krachtige persoonlijke visie - en dat is niet zo evident. Mannen als Blaton en De Pauw hadden doorgaans ook welomlijnde ideeën, en vooral, zij waren de financiers. Cuisinier hield zich vooral bezig met kantoren en grote residentiële appartementen, en moest dus terdege rekening houden met hun wensen. Zelf noemde hij zo'n soort pragmatisme een beetje sarcastisch 'un crayon souple'. Niettemin heeft hij ook na het Rogiercentrum verschillende puntgave voorbeelden van modernisme gebouwd."

Die combinatie van mondain gelobby en beroepsernst blijkt ook uit zijn vele reizen naar zijn favoriete vakantieland Italië. Verplaatsingen die hij vaak per Ferrari deed, maar eenmaal daar bestudeerde hij nauwgezet alle architectuur, van de Romeinse klassieken tot zijn modernistische tijdgenoot Pier Luigi Nervi, de ontwerper van de Milanese Pirelli-building.

Modernisme
In de jaren 1960 was Cuisinier een veelgevraagd architect in Brussel. Zijn voorbeelden waren de aartsvaders van het modernisme, Gropius, Le Corbusier en Mies van der Rohe. Hij ontwierp appartementscomplexen waar wonen, winkelen en ontspannen gemengd werden, zo mogelijk omzoomd met heel veel groen. De vormgeving was sober, strak en functioneel. Op een heuvel tussen Vorst Natio­naal en het Dudenpark verrees in 1962 La Magnanerie, een elegante building met een ruim privépark. Er waren zowel kleine studio's als enorme flats met kamers voor inwonend dienstpersoneel: Cuisinier geloofde in een sociale mix. Langs de gelijkvloerse zuilengalerij liggen handelszaken, waaronder een restaurant en een kapsalon waarvan het sixties-interieur tot op heden intact is.
Cuisinier leidde in die periode een bureau met vijf medewerkers in Etterbeek. Zijn vrouw Andrée deed de boekhouding. De architect drukte ook zijn stempel op de Europese wijk. In de Wetstraat verrezen het Crowne Plaza Hotel en het Karel de Grotegebouw (dat in de jaren 1990 werd gerenoveerd door de Duitse architect Helmut Jahn).

Brusilia

Dat Crop in zijn studie veel aandacht besteedt aan de Schaarbeekse Brusilia­toren, heeft zo zijn reden: hij woont er zelf. "Voordien stond op die plek het Schaarbeekse Sportpaleis. De Zesdaagse van Brussel werd er gereden en onder meer Marcel Cerdan kwam er boksen. Voor en tijdens de oorlog was het Sportpaleis echter het decor van rexistische massa­manifestaties, en nadien is het die kwalijke reputatie nooit meer echt kwijtgeraakt. Toen de Rolling Stones er in 1966 optraden, lagen de eerste schetsen van de Brusilia al op de tekentafel van Cuisinier. De naam verwijst naar Brasilia, de modernistische Braziliaanse hoofdstad van Oscar Niemeyer. De sierlijke curve die het gebouw kenmerkt, is typisch Cuisinier, zoals ook te zien aan de Magnanerie en de Tour Albert in Vorst."

Proces
In de jaren 1980 ging het de architect minder voor de wind. In 1985 werd hij veroordeeld voor fraude. Cuisinier mag een uitmuntend vakman zijn geweest, zijn zakelijk instinct liet soms te wensen over. Zo liet hij zich vaak betalen in natura, doorgaans in appartementen in door hem ontworpen torens, zonder rekening te houden met de hoge fiscale lasten. Op die manier bouwde hij bij de overheid een huizenhoge schuld op, die uiteindelijk tot een persoonlijk faillissement leidde.
Crop: "Erg pijnlijk is ook de geschiedenis van zijn kunstcollectie. Cuisinier kocht werk van Daumier, Monet, Renoir, Degas, Matisse en Picasso. Zelf zei de architect dat deze kunst zijn creativiteit aanwakkerde. Maar toen de werken onder de hamer gingen, ontdekten experts dat het grootste deel niet aan de bewuste schilders kon worden toegeschreven. Het duurde geruime tijd voordat de zeventigjarige architect kon geloven dat hij het slachtoffer was geworden van oplichters."

Na zijn veroordeling kreeg Cuisinier hulp van zijn oude kameraad Blaton, die voor hem een suite reserveerde in het hotel Amigo, nabij de Grote Markt, een gebouw dat Cuisinier in de jaren 1950 zelf had ontworpen. In ruil ging hij weer aan de slag. Zijn laatste werf was het Meridien aan het Europakruispunt, op wat voorheen een parkeerterrein was van de onvermijdelijke familie De Pauw. De kritiek was niet van de lucht. Het mag duidelijk zijn dat deze constructie mijlenver afstaat van Cuisiniers bevlogen modernisme uit de jaren vijftig en zestig.
In 2000 overleed Jacques Cuisinier. Bij zijn onderzoek ontdekte Crop zijn archief op een zolder van de firma Blaton in Schaarbeek. "Het verhaal van Cuisinier leest bijna als een roman. Het was een man met een sterke esthetische visie, die echter volgens sommigen al te snel boog voor commerciële belangen. Net als de stad kende Cuisinier zijn groei en grootste hoogtepunten in de fifties en de sixties, en stagneerde hij tijdens de late jaren 1970. Meer nog, net als Brussel zag de man in de jaren 1980 zwarte sneeuw. Het verhaal van Cuisinier is dus ook een beetje het verhaal van de hoofdstad."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni