Beeldhouwer Pierre Bertrand: 'Laat mij maar rustig in mijn hoekje werken'
D e grondslag voor zijn parcours, zegt Bertrand, is gelegd in zijn kinderjaren. "Ik ben de oudste van negen kinderen. Dat we thuis met zoveel waren, maakte dat ik veel vrijheid had, dat ik mezelf een beetje heb opgevoed."
"De lagere school was een ramp: de Tweede Wereldoorlog was net uitgebroken, de dromer in mij was veel meer geïnteresseerd in de overvliegende legervliegtuigen dan in de schoolboeken. Erin tekenen deed ik, maar er iets uit leren..."
"Voor mij was het allemaal meer een avontuur dan wat anders, die oorlogsperiode; de zorgen van de volwassenen waren niet de mijne. Ik vond het opwindend, altijd viel er wel iets te beleven. Toen het leven dan toch weer een beetje in zijn plooi viel, besloten mijn ouders eindelijk echt iets te doen aan mijn schoolprestaties. Na lang zoeken hebben ze een plek gevonden in het pensionaat van de kunstschool van Maredsous. Daar werden de lessen gegeven door paters benedictijnen. Omdat er maar plaats was voor 35 leerlingen, in alle leerjaren samen, ging het daar heel gemoedelijk toe. Meer dan een school was het een grote familie, en dat paste perfect bij mijn karakter. Ik ben daar helemaal opgebloeid. Ik was daar ook op het juiste moment beland: onder impuls de nieuwe directeur, broeder Anselme Gendebien, was de school zich veel meer gaan richten op de beeldhouwkunst, met een veel grotere vrijheid van expressie dan voorheen."
"Mijn richting was metaalkunst. Dat was voor mij een fluitje van een cent, ik zou zelfs stellen dat die school me misschien wel heeft gered. Wie weet was ik anders als een driedubbele idioot door het leven gestapt (lacht). Het is dan ook spijtig dat die kunstschool halfweg de jaren 1960 definitief de deuren heeft moeten sluiten."
Harry Elstrøm
Bertrand mocht dan wel definitief gebeten zijn door de kunstmicrobe, er was ook nog de zorg voor de andere kinderen in het gezin. "Ik wou verder studeren aan La Cambre, maar mijn vader zag dat niet zitten. Omdat hij onmogelijk het geld kon ophoesten zonder zijn andere zonen en zijn dochters tekort te doen. Dus werd ik de tweede kostwinner thuis. Van alles en nog wat deed ik om geld binnen te brengen. Maquettes maken, etalages inrichten, decoratie... En, gelukkig, ik kreeg ook de kans te werken in het atelier van Harry Elstrøm. Een godsgeschenk: daar kon ik me vervolmaken in de monumentale beeldhouwkunst. Het was ook het begin van een prachtige vriendschap, die zou duren tot Elstrøms dood in 1993. Het vertrouwen dat Harry Elstrøm mij schonk, gaf me het geloof in eigen kunnen dat ik nodig had. Dat geloof werd nog aangescherpt door de Eerste Prijs Louis Schmidt, in 1955, voor 'Zittende vrouw'. Mijn droom om van beeldhouwen mijn levenswerk te maken, kreeg steeds meer vorm. Ik begon te sculpteren voor eigen rekening en kreeg al snel een opdracht van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe voor een monumentaal werk. Maar de liefde heeft er uiteindelijk anders over beslist. Een liefde die in een mum van tijd werd bekroond met vier kinderen, twee zonen en twee dochters, waardoor ik me alweer verplicht zag het beeldhouwen naar de achtergrond te verschuiven. Zo komt het dat ik een studio voor grafisch ontwerp heb opgezet, gelieerd aan een grote Brusselse drukkerij."
"Aanvankelijk beschouwde ik dat nog een beetje als bijberoep, maar gaandeweg is het me meer en meer gaan boeien, meer en meer gaan opslorpen ook. Tot aan mijn pensioen. Werkdagen van dertien, veertien uur: het was geen aardigheid. Daarnaast ben ik ook steeds blijven beeldhouwen. De weekends, de vakanties, bijna al mijn vrije tijd ging eraan op - maar gelukkig zonder dat mijn gezinsleven eronder leed. Ik had mijn atelier thuis, voor mijn kinderen was het mee hun speelruimte, en toen ze wat groter werden, hebben ze er ook een beetje in gewerkt. Dat verliep heel harmonieus, het heeft hen - denk ik - naar carrières parallel aan de mijne geleid."
Vrouwelijke rondingen
78 is Bertrand ondertussen, maar de man zit nog stevig in elkaar. Tot mijn grote geluk: ik glijd uit op een bemoste kassei, Bertrands sterke armen behoeden me voor een lelijke val.
Het mos hoort bij de groene omgeving waar zijn atelier ligt. In het bos van de kazerne van Evere. Een legerbarak met wilde tuin. "Beter kan ik niet dromen, inderdaad. Elke dag zit ik hier te werken, binnen of buiten, dat hangt ervan af. Een voorrecht is het. En bij mooi weer zitten we hier te barbecueën met de kinderen en kleinkinderen."
"Hoe ik deze plek gevonden heb? Nadat mijn vrouw nu iets meer dan tien jaar geleden door een hersenbloeding was getroffen, hebben we ons huurhuis, waar ik mijn vroegere atelier had, verruild voor een appartement. Nood breekt wet, ik had me er al bij neergelegd dat mijn tijd zou opgaan aan de zorg voor mijn lieve echtgenote. Maar toen het gaandeweg weer beter met haar ging, begon het te kriebelen. En op een dag stootte ik hierop..."
"De barakken worden beheerd door een vzw, waarvan de stichter luisterde naar de naam André Fricx, een militair die zijn hele legerloopbaan beeldhouwer is geweest. Hij organiseerde met de vzw ook om het jaar een wedstrijd, afwisselend voor kunstschilders en beeldhouwers. Ik schreef me in en zo kwam ik erachter dat hier ook ateliers waren. Misschien wel iets voor mij? Maar Fricx reageerde negatief. Tot hij mijn sculpturen zag en een bocht van 180 graden maakte: 'Ik ga ervoor zorgen dat je een atelier krijgt.' Het was de aanzet tot een mooie vriendschap en samenwerking met deze ongelooflijk sympathieke man, die helaas drie jaar geleden overleden is."
"Het zou best kunnen dat het mooie liedje hier niet lang meer zal duren. Omdat het leger plannen heeft om het terrein te gebruiken om er woningen op te bouwen. Maar in elk geval heb ik er een tijd kunnen van genieten, en dat is al niet slecht."
Pierre Bertrands grote inspiratiebron is het vrouwelijke lichaam. Dat leren me de enkele beelden die in de tuin en binnen in het atelier staan, én de catalogus van de overzichtstentoonstelling die de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe onlangs organiseerde. Bertrand werkt vooral figuratief, maar ook voor het abstracte draait hij zijn hand niet om. Zijn geliefkoosde materiaal is geelkoper - versneden, bewerkt en gelast -, maar hij werkt ook met ijzer, kersenhout en een enkele keer met steen. En de laatste jaren zijn daar moderne materialen bijgekomen, zoals polyester en spaanplaat: "Omdat ik wou experimenteren met kleur zonder dat het ten koste van het volume zou gaan."
"Ik vertrek altijd van een eigen tekening. Tekenen, tekenen en nog eens tekenen, waarbij het beeld langzamerhand vorm krijgt. Maar dan nog wordt de vorm bepaald door het materiaal. Dat verplicht je tot concessies, tot andere vormen dan gepland. En dat is niet noodzakelijk negatief. Ik doe ook alles van de eerste tot de laatste stap zelf, ik kan onmogelijk delegeren: het is een tijdrovende manier van werken, maar ik blijf er wél door evolueren. Mijn beeldhouwwerken zijn voor mij als poëzie. Telkens als ik een sculptuur af heb, zoek ik een gedicht om het bij de afbeelding te zetten. Om een idee te geven van wat me beïnvloed heeft bij de creatie. Soms is het een gedicht dat ik zelf schrijf, soms zijn het dichters die ik ken die het voor mij schrijven, soms is het een gedicht dat ik al kende, dan weer is het het resultaat van een beetje research."
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Sint-Lambrechts-Woluwe , Cultuurnieuws , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.