De geheime gangen in Brussel en in onszelf

An Devroe
© Brussel Deze Week
21/06/2012
Jacqueline Harpman zit voor altijd op een bankje van het Constantin Meunierplein, terwijl ze haar ogen laat glijden over de gebouwen als waren het spiegels van onszelf. De grote Belgische schrijfster en psychoanalytica is vorige maand overleden, maar sommige plekken in Brussel heeft ze voor altijd bezield.

I n de bibliotheek van Casablanca stond Flaubert naast Freud, en zo laafde Harpman zich als jonge tiener al aan de liefdes van haar leven: literatuur en psychologie.

Met een Joodse vader van Nederlandse afkomst was Marokko het toevluchtsoord voor de familie in de oorlogsjaren. Terug in Brussel zag ze dat de stad veranderd was, en in haar boeken zou ze daarvan een soort seismograaf blijven. Ze debuteerde met Brève Arcadie in 1959 en ging als psychoanalytica werken.

In Ukkel bouwde ze haar leven op met haar man en twee dochters. In drie van de vier boeken die in het Nederlands vertaald zijn, is het zuiden van Brussel heel aanwezig. De emotie die straten en gebouwen bij haar oproepen, wilde ze doorgeven.

Met een deur te veel
Na het lezen van Orlanda (1997, Prix Médicis) zal het wat monotoon ogende Constantin Meunierplein nooit meer hetzelfde zijn. Een armzalig parkje waar drie narcissen (niet toevallig!) elkaar treurig de rug toekeren, maar waar een jongeman, Orlanda, loert naar de spiegelende appartementen van Aline en Albert op de derde verdieping van een gebouw op de hoek met de Molièrelaan. Naar de eerste winkel of het eerste café is het een halve kilometer wandelen, maar Orlanda en Aline kunnen naar het ijssalon op de hoek van de Vanderkinderestraat - dat kan alleen Zizi zijn. Ze spreken voortaan af aan de discrete ingang van Alines appartementsgebouw, aan de kant van Molière. Het appartement is een metafoor voor Aline, "die ook gesloten is maar met een deur te veel, waardoor Orlanda is ontsnapt."

Ook in Het strand van Oostende (1991, Prix Point de Mire), wanneer Émilienne op het punt staat het Hannonhuis aan de Brugmannlaan te kopen, wordt haar innerlijk op het gebouw geprojecteerd. De liefde tussen Émilienne en Léopold hoeft niet langer in het geheim beleefd te worden, en het huis heeft dan ook bijna geen muren, vooral vensters: "Ik had het gevoel alsof ik mijn weg door dicht struikgewas had gebaand alvorens uit te komen op de open plek in het bos."

Maar vooral in Het geluk in het kwade (1993) staat Huis Delune voor onze psyche. De verteller in de file op de Franklin Rooseveltlaan kan zijn ogen niet van het huis afhouden: "Het bevindt zich, als het ware afgesneden van het stadsrumoer, in een denkbeeldige enclave en staat er wat hooghartig bij, als een prinses in ballingschap die van haar omgeving het protocol blijft verlangen dat haar rang vereist, zich afsluit van de buitenwereld en vol geheimen zit."

Het huis is zo raar ingeplant omdat het het enige nog overblijvende gebouw van voor de Wereldtentoonstelling van 1910 is. Welke bedoelingen moet de opdrachtgever toch gehad hebben, vraagt de verteller zich af, met de onzichtbare tussenverdiepingen, de geheime en de "nog geheimere gangen" die alleen broer en zus Clément en Emma helemaal verkend hebben?
Via vensterscènes wordt bij Harpman vaak veel duidelijk: Clément die met een verwrongen glimlach Emma's minnaar volgt die de laan oversteekt, Émilienne die na de housewarming van Hôtel Hannon haar ouders ziet vertrekken die er plots oud uitzien, en Aline en Orlanda, elk aan hun kant van het raam: "Ze posteerde zich achter het raam en tuurde naar de hoek van de Rodenbachstraat en het plein: blijkbaar wacht ik op hem, zei ze bij zichzelf, en zag verbijsterd hoe hij het plein op kwam rennen."

Orlanda vráágt gewoon om een verfilming, net als Het strand van Oostende, alleen al voor de scène van het neerstortende gordijn in de oude bioscoop in de Ransfortstraat.

Smaak der Brusselaars
Voor wie de beau monde van verschillende Brusselse generaties wil leren kennen, geeft Het strand van Oostende een hilarisch portret. Het cruciale eerste diner dat een getrouwde vrouw moest geven, maar Émilienne maakt een "uitstekend debuut", of het ideale tijdstip waarop je in het Ter Kamerenbos op het Robinsoneiland een ijsje at.

In al Harpmans romans leer je de smaak van de Brusselaars kennen. We zien een mopperende architect Louis De Koninck omdat hij het huis in de Schepenijlaan niet met een atelier mag uitbreiden. De schilder Léopold houdt liever zijn atelier in de Ransfortstraat in Molenbeek, "een armoedige wijk waar we niet het risico liepen betrapt te worden door mensen uit het mondaine wereldje". Van twee Spilliaerts kon tijdens de oorlog enkele jaren geleefd worden, en in de jaren 1980 wordt niet meer naar Oostende, maar naar Knokke afgezakt "aangezien de bon-ton van strand was veranderd".

Stemvork
Harpman amuseerde zich zo goed tijdens het schrijven aan Het strand van Oostende dat ze bijna niet kon stoppen. Ook in Orlanda, waar de 'ik' die Aline de keel uithangt, haar heeft verlaten, maakt de auteur zich vrolijk over de mogelijkheden die dat met zich meebrengt. In ware cameostijl betrapt ze zich erop dat ze zich te veel laat meeslepen door Orlanda's eerste seksuele verovering: "Ik geloof dat ik hier te veel ben!" Ze vermaakt de lezer ook met haar pogingen om Virginia Woolf, die Orlando schreef, ervan te overtuigen dat Orlanda geen plagiaat, maar een hommage is.

Maar de toon van Harpman wisselt geregeld. "Ze wilde graag leuk gevonden worden, en dat doodt de jongen in een meisje" is zo'n zinnetje dat blijft hangen. Haar personages zijn Tristans en Isoldes, altijd op zoek om een eind te maken aan de ondraaglijke amputatie: "Liefde maakt ons kapot, omdat we haar nooit bereiken."

Harpman noemt onze tweeledigheid in meer dan een boek het resoneren van de twee benen van een stemvork, en die vergelijking gebruikte ze ook voor de band tussen haar metiers, psychoanalyse en literatuur.

Als je je afvraagt waar Harpman zit in al haar verhalen - in de opdracht van Orlanda bedankt ze tenslotte voor het appartement -, dan is er dat typische antwoord van haar, dat ze juist schreef over wat haar niet overkwam, opdat het haar zou overkomen terwijl ze het schreef. "Ze zou de afloop van de geschiedenis niet kennen, want die blijft altijd onbekend, op het moment dat de dood het boek dichtslaat, zijn er altijd verhalen over waarvan het einde open blijft."

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni