Expo 58 for dummies: begin van wereldburgerschap
De toen achttienjarige Kennis, die later de oprichter werd van de gidsenvereniging Brukselbinnenstebuiten, kan het gevoel van toen nog perfect oproepen. "De expo werd gezien als het begin van wat er allemaal zou komen in deze wereld. Er heerste een enorme sfeer van euforie, een idee van 'alles kan'. Iedereen liep er gelukkig rond, overal stonden er mensen met elkaar te kletsen. We leefden in een periode van economisch optimisme. Expo 58 was dan ook een sleutelmoment voor de culturele en maatschappelijke vrijheid die nadien in de jaren 1960 zou ontstaan."
Kennis kan zich niet meer exact herinneren of hij vóór de expo al eens naar Brussel gekomen was, maar naar de expo is hij wel vijftien tot twintig keer gekomen. "Ik kreeg van mijn vader steeds de toelating om naar de expo te gaan, hij zei dat ik in mijn leven nooit meer zoiets ging meemaken. En gelijk had hij! Die centrale allee waarop het Atomium uitgaf vond ik ongelooflijk. En de moderne architectuur van de paviljoenen en de experimentele muziek van Philips. Er waren ook vermakelijkheden zoals La Belgique Joyeuse, een nabootsing van het Ilot Sacré (het toeristische hart van de stad Brussel, bt) met hopen cafeetjes en restaurants, vergelijkbaar met Bruparck vandaag."
Expo 58 was een overweldigend succes: 40 tot 45 miljoen bezoekers op zes maanden tijd.
WIM KENNIS: Ja, het zag er zwart van het volk. Het gonsde - letterlijk in de klank, zoals in een bijenkorf - van het geroezemoes van het volk. Ik bleef altijd uren hangen, ik wou die wereldtentoonstelling opslorpen. Ik heb daar een euforisch gevoel bij, en dat was niet alleen bij mij het geval. Een gevoel van 'hé, dit is toch wel, potverdekke, iets unieks, dit maak ik in mijn leven nooit meer mee!'
Welke impact had de expo op de tijdgeest van toen?
KENNIS: Voor heel wat Belgen, zowel Vlamingen, Walen als Brusselaars, ging ineens een hele wereld open waar ze bitter weinig over wisten. De meeste mensen hadden zoiets van 'wat is dat?' Je had bijvoorbeeld Löwenbräu, het paviljoen van Beieren met bovenop een leeuw die zijn pint hief en 'löööwenbrääuu' uitriep. Dat schalde over een deel van de esplanade. Je kon daar pinten van een liter bestellen. Ik was nog nooit in Duitsland geweest, dus dat was volledig nieuw. Dat is meteen het grootste effect van de expo: de wereld ging open voor de mensen. Ik herinner me ook nog de paviljoenen van Thailand en Japan, met veel water en mooie begroeiing. Je zag ook allerlei klederdrachten en rassen die wij tevoren nog nooit gezien hadden.
Er wordt gezegd dat Expo 58 het begin is van de moderne wereld.
KENNIS: Een aantal dingen die je daar zag, zowel het Atomium, de Pijl van de Burgerlijke Bouwkunde als bepaalde paviljoenen, waren uniek in hun moderne manier van bouwen. De Pijl van de Burgerlijke Bouwkunde was een voetstuk met een heel lange betonnen pijler in overkraging met een klein tegengewicht. Indrukwekkend hoe dat ding overeind bleef! Er stond altijd veel volk rond. Onderin kon je het landschap van België zien. Er stond ook uitleg bij over bouwkunde. Ook nieuw was de experimentele muziek in het Philips-paviljoen, een voorloper van de elektronische muziek. Van het Atomium heb je pas door wat voor een baanbrekende constructie dat was na het zien van de documentaire over het Atomium in opbouw. Ik heb die documentaire nu pas gezien met de heropening na de restauratie. Echt prachtig om te zien hoe ze dat allemaal handmatig met katrollen en klimmende mensen gebouwd hebben.
Er waren drie grote delen op de expo: België, de katholieke missies en het internationale gedeelte.
KENNIS: Ik herinner me dat ik rondgelopen heb op de katholieke missies want rond die tijd ging ik missionaris worden. Er was zelfs een paviljoen van de witte paters en van de congregatie van Scheut (een katholieke congregatie van religieuze missionarissen gesticht voor de evangelisatie van China, bt). Je zag op de wereldtentoonstelling enorm veel geestelijkheid, dat is een beeld dat me sterk is bijgebleven. Nu vallen nonnen en paters niet meer zoveel op, maar toen droegen zij allemaal nog lange gewaden. Je kon er niet naast kijken. Er waren ook moslimgeestelijken. Er kwamen veel grote groepen, bussen Chinezen en Japanners. En veel zwarten. Nu is dat dagdagelijkse kost, maar dat was toen helemaal nog niet zo.
Hoe kwam u naar de expo?
KENNIS: Met de trein van Antwerpen naar Brussel, en dan stapte ik naar het De Brouckèreplein. Daar stond een paviljoen dat dienstdeed als informatiebalie. Van daaruit kon je met tram 58 rechtstreeks naar de Heizel. Op de exposite was er een zetellift boven de grote esplanade die zowat de afstand tussen de tramhalte en het Atomium overspande. Je werd ineens boven de massa uitgetild en kreeg een overzicht van de exposite en de paviljoenen, maar ook van het reliëf. De zetellift was niet erg hoog, ongeveer op de hoogte van de eerste bol van het Atomium, iets lager dan de zetelliften die we kennen van op skivakantie. Ik gebruikte die zetellift soms om terug te keren, want als je een paar uur rondliep op de expo, was je moe. Er reed ook permanent een treintje in lussen, een soort openbaar vervoer.
Er zijn in Brussel grote infrastructuurwerken geweest om de expo bereikbaar te maken voor auto's…
KENNIS: Ja, de tunnels van de kleine ring dateren van toen. De lanen met platanen op die prachtige ring rond Brussel zijn afgebroken om plaats te maken voor het autoverkeer naar de expo. Dat was toen onder het mom van 'Brussel bereikbaar maken'. De auto's kwamen langs de grote invalswegen op de kleine ring terecht, en daar werden ze via de tunnels en het viaduct boven de Leopold II-laan naar de expo geloodst.
De ideologie van de expo was: voluit geloven in de toekomst. Men dacht dat men via atoomenergie en door de vooruitgang van de techniek en de wetenschap een einde van de armoede en eeuwige vrede op aarde ging bereiken. Eigenlijk naïef idealisme.
KENNIS: Ik zou dat direct koppelen aan het euforische gevoel van die tijd. Je moet je even situeren in de jaren 1950 en het Marshall-plan: heel Europa dat door zichzelf kapot gebombardeerd was, kreeg enorm veel geld van de Verenigde Staten voor de wederopbouw. Zo zijn zij ook wereldmacht geworden. Er heerste een idee van 'alles kan'. Ook de technologische vooruitgang gebeurde met razende sprongen. Als ik me niet vergis, is 1958 ook het jaar dat in België de televisie doorgebroken is. De expo werd gezien als het begin van wat er allemaal kan in deze wereld. In die euforie ontstond de idee van eeuwige vrede en wereldburgerschap.
Als je vandaag, vijftig jaar later, terugblikt op de expo, wat blijft er dan eigenlijk van over?KENNIS: Het Atomium en het paviljoen van de Kortrijkse dakpannenindustrie (lacht uitbundig). Bijna niks dus. Ik vind het jammer dat er zo weinig bewaard is gebleven van die wereldtentoonstelling. De Heizelvlakte was toen echt wel indrukwekkend! Maar we hebben toch ook nog het Amerikaans theater en de beplanting van de omgeving, een mooi stuk stad. Vandaag blijft vooral het gevoel over dat zo'n dingen toch wel kunnen. Het was een periode van euforie. De Tweede Wereldoorlog was gedaan, de Vietnam-oorlog was nog niet bezig, China was nog niet binnengevallen in Tibet, de muur van Berlijn stond er nog niet, het Palestijns-Israëlische conflict was al begonnen maar weinig mensen wisten daar iets vanaf. De euforie was veel ruimer dan de expo. We leefden in een periode van economisch optimisme. De bouw ging goed, dus alles ging goed. Mensen kwamen ervoor uit dat ze internationalistisch waren, of internationaal dachten. Als je hoort hoeveel miljarden Belgische franken ermee gemoeid waren, dat kon dan toch maar allemaal.
Lees meer over: Cultuurnieuws , Expo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.