Expo: 'Oriental Fascination. Het japonisme in België'
Curator Catherine de Croës heeft al tal van tentoonstellingen over negentiende-eeuwse kunst ingericht voor het Stadhuis van Brussel. Maar nu stoft ze met Oriental fascination. Het japonisme in België 1889-1915 een buitenbeentje onder de genres af. Het Nationaal Museum van Krakau bezorgt veertig Japanse houtsnedes uit de private collectie die in 1920 geschonken werd door de Poolse publicist en verzamelaar van Japanse kunst Feliks Jasienski (1861-1929). De verzameling staat wereldwijd bekend om zijn eersterangsniveau op het vlak van druktechnieken uit het Verre Oosten. De collectie groeide in de nasleep van de rage voor Japanse zaken die met de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1856 echt op snelheid kwam. Van 1641 tot 1854 had Japan zijn kust gesloten gehouden voor alle Westerlingen. Dat had de fascinatie voor de Japanse cultuur en het exotisme sterk aangewakkerd en leidde tot een heuse explosie toen de vrije markt zich aanbood. Met de kennismaking op de wereldtentoonstellingen en via kunsthandelaars en -verzamelaars raakten de houtsneden van de Ukiyo-é-school, net als lakwerk, kimono's, maskers en sierobjecten extreem in zwang in de tweede helft van de negentiende eeuw. Die interesse zou nog lang tot in de twintigste eeuw blijven nazinderen, beginnend bij de Japanse Toren (1901) die Leopold II hier in Brussel liet bouwen.
Erkenning
Kunstenaars in Parijs, maar ook in Londen,
Wenen, Brussel en Krakau gebruikten de kennis van de Japanse kunsttechnieken om
esthetische en thematische inspiratie op te doen. Monet, Degas, Van Gogh,
Whistler... allen vonden ze wel iets prikkelends in de Japanse onderwerpen. Of het
nu vrouwen in kimono's, bruggetjes, waterpartijen of bloemen waren. Het
japonisme - een woord dat werd uitgevonden door de Fransman Philippe Burty -
werd in heel het Westen uitzonderlijk populair. Een van de grote voortrekkers
was de Parijse handelaar Siegried Bing (1838-1905), specialist in Japanse
kunst. Muzikant Edmond Michotte haalde houtsneden van Hokusai, Utamara,
Hiroshige, Harunobo en anderen naar Brussel voor een grote tentoonstelling in
de salons van de Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles (1889). Later
kocht het Jubelparkmuseum die stukken aan als basis van zijn Japanse collectie.
De Koninklijke Bibliotheek kocht later een lot (met werk van Rassenfosse,
Donnay, Maréchal...) van collectioneur Hans de Winiwarter, professor in Luik.
Meteen ook een erkenning voor de Belgische kunst met een oosters tintje.
Perspectief
De tentoonstelling Oriental fascination volgt in die traditie. Tal van private
verzamelaars en Belgische musea (in Oostende, Antwerpen, Luik, het Charlier
Museum, het Prentenkabinet van de Koninklijke Bibliotheek...) leenden werk uit
om een 'pendant' te tonen van de Japanse houtsneden. Dé grote referentie is
natuurlijk Golf bij Kanagawa van Katsushika Hokusai (1760-1849), dat onze
kunstenaars een oneindig aantal keren heeft geïnspireerd, en dat werd gebruikt
en misbruikt, gekopieerd en geparodieerd. Al is The Amida Waterfall die Krakau ons van Hokusai stuurt nog meer
betoverend. Het 'spiegeleffect' tussen het Oosten en het Westen in de expositie
gaat ook op voor de gehanteerde oosterse technieken. Het gebruik van
kleurlithografieën en affiches was bij ons in volle bloei in de negentiende
eeuw, en het 'modeverschijnsel' japonisme werd volop aangewend. Onze
kunstenaars gingen ook de techniek van de kalligrafie toepassen. Verder wordt
het vluchtende perspectief geïmiteerd, terwijl voordien de driehoeksverhouding
voor het dieptezicht van tel was.
Onderwerpen
Ook de onderwerpen getuigen van de fascinatie
voor het exotisme. Of het nu een geïsoleerde berg, een brug in de sneeuw,
draaikolken in de zee, boten bij volle maan, koolmeesjes en kraaien,
bloemschikkunst (ikebana) of rijstplanten zijn. James Ensor haspelt in zijn
stillevens gretig Chinese en Japanse serviezen (chinoiserieën van de Oostendse
familieboetiek) door elkaar. Léon Spilliaert gebruikt Chinese inkt,
kleurpotlood en penseel om een oosters lijnenspel in de zee met succes uit te
proberen bij Vrouw aan de rand
van het water (1910). En Alfred Stevens
schokt iedereen met het oliedoek De Japanse Parisienne (1872), waarop een vrouw die pronkerig in een spiegel
kijkt, een kimono als kamerjas draagt. Bijna 25 Belgische kunstenaars,
waaronder Félicien Rops, Alfred Stevens, Léon Spilliaert, Rik Wouters (met een
aquarel van een lapjeskat), maar ook Evenepoel, Van de Velde, Verhaeren,
Crespin, Donnay, Ottevaere, Ramah en Combaz, delen dezelfde passie voor de
Japanse kunsttechnieken en thema's. Wie toch de unieke combinatie van Japanse
en Belgische werken in het Stadhuis mist (al duurt de expositie drie maanden),
kan zich nog verdiepen in het naslagwerk (160 bladzijden met 100
kleurreproducties, in het Nederlands, Frans en Engels) over Oriental fascination.
:: Nog tot 28 september 2008 in het Stadhuis van Brussel, Grote Markt, Brussel, info: 02-279.64.35, joan.vandenberghe@brucity.be
Lees meer over: Brussel-Stad , Cultuurnieuws , Expo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.