Fading: Vaag concept, sterk werk
Curator Sven Vanderstichelen contacteerde via diverse Belgische galerieën op de kop veertig Belgische kunstenaars. Onder meer galerie Dagmar De Pooter (Jean-Marie Bytebier, Franky Michielsen) en Zeno X (Luc Tuymans, Dirk Braeckman) uit Antwerpen en de Brusselse Crown Gallery (Karin Hanssen, Maryam Najd, Stefan Serneels en vele anderen) leverden topwerken van hun beste kunstenaars. Opvallend is de hoge kwaliteit van de werken die zijn opgenomen in het parcours. Fading onderstreept dat de Belgische schilderkunst - de tentoonstelling bestaat voor het leeuwendeel uit schilderijen, een uitzondering zijn de foto's van Dirk Braeckman en Charif Benhelima - zich vandaag nog steeds op een bijzonder hoog niveau bevindt.
Fading toont dan ook heel wat moois, al valt het concept van de tentoonstelling erg mager uit. Vanderstichelen schrijft in zijn essay 'Fading. De vervaging van het beeld in de constructie van de realiteit', uitgebracht in de drietalige (Nederlands, Frans, Engels), fraai vormgegeven publicatie die bij de tentoonstelling hoort, dat een resem kunstenaars en eerdere tentoonstellingen aan de basis van zijn tentoonstelling lagen. Om enkele kunstenaars op te noemen: Hans Memling, Gustave Courbet, Edward Hopper, Marcel Duchamp en Glenn Brown of de projecten Picturaal 1: recente schilderkunst in Vlaanderen (ICC, Antwerpen, 1981), The painting of modern life (Hayward Gallery, Londen, 2007) en Un-scene (Wiels, Brussel, 2008). Volgens de curator zijn deze kunstenaars en projecten "in meer of mindere mate beeldende geestverwanten van de tentoongestelde kunstenaars". Een open deur, een veel te breed veld. De samensteller geeft hiermee zelf aan waar het schoentje knelt: Fading gaat enorm breed en mist daardoor focus.
Alle kanten op
De tentoonstelling wil onderzoeken "hoe kunstenaars in confrontatie met de multimediale maatschappij een individueel kritische en conceptuele beeldspraak hebben ontwikkeld en de grenzen van de vervaging in het picturale vlak aftasten". Wat daar precies mee bedoeld wordt, is na een bezoek aan de tentoonstelling ook niet duidelijk. Wel valt het op dat de tientallen portretten, stillevens, landschappen enzovoort neigen naar - om het lelijk te zeggen - onduidelijkheid. Hoewel de werken inhoudelijk alle kanten uitschieten, valt de blur op: de 'realiteit' werd door het oog van de schilder en zijn penseel weergegeven als een vervaagd beeld.
Als Fading dan een zuiver - en in die zin bijzonder vervelend - formeel onderzoek naar het raster in de schilderkunst zou willen zijn, is het ook vreemd dat de werken in de tentoonstelling vaak zijn gerangschikt naar inhoud. Die thematische ophanging is eveneens banaal en mist een 'leidraad'. Zo bezit de tentoonstelling een 'vrouwenhoek' met vrouwenportretten/werken van onder meer Jan De Maesschalk (Untitled, 2006), Guy Van Bossche (Ich bin eine Chinesin, 2008) en Robert Devriendt (Die Geschichte eines Jägers, 2008). Verderop zijn dan weer twee werken achter elkaar opgehangen omdat ze zich concentreren op lichtinval. Het gaat om Het wonder (2007) van Jan Vanriet en Sanssouci van Jan De Vliegher (2008): twee recente schilderijen waarin een spel met licht en schaduw centraal staat.
Topwerken
Moeten we dan niet naar deze tentoonstelling trekken? Toch wel. In de eerste plaats is de presentatie van de werken bijzonder fijn uitgewerkt. Daarnaast bewijst de tentoonstelling, we kunnen dit niet genoeg herhalen, dat de Belgische schilderkunst op een internationaal niveau bijzonder hoog scoort. De voorbeelden daarvan zijn legio.
Neem Decoration (2007) van Ronny Delrue: een mokerslag van een beeld dat Fading opent. Delrue overschilderde het portret van een manspersoon (zijn kleding doet enigszins vermoeden dat het om een historische figuur van stand gaat) met dikke klodders zwarte verf. Het portret beklijft, is zwartgallig en ademt bijna angst uit. Tegelijkertijd gaat Delrue dermate over the top dat het ook komisch wordt. Eveneens niet eenduidig te lezen is het werk van Michaël Borremans - nog zo'n briljante schilder (en overigens ook erg sterke filmmaker) die België rijk is. Hij is zoals vele kunstenaars met slechts twee werken in de tentoonstelling opgenomen: de portretten Man holding his nose (2007) en Mombakkes II (Mask) (2007). Beide beelden zijn gekenmerkt door een teruggetrokken sfeer, alsof de personen zich willen afschermen van de blik van de kijker. Tegelijkertijd speelt Borremans op een unheimlich gevoel. Fading heeft dus wel degelijk een waslijst van topwerken in de aanbieding, vaak van erg bekende namen. Ook Koen Broucke (Untitled (De oorlogsverklaring), 2003, Our travelling circus life, 2008), Gerry De Smet (Eigen weg, 2004, Het aantal ronden is niet opgegeven, (Francorchamps), 2009), Tina Gillen (Table tennis, 2008) en Koen Van den Broek (Red border, 2000) leveren bijzonder krachtige bijdrages.
:: Fading > 13.9.2009 di > zo 11.30 >17.00 - Museum van Elsene - Jean Van Volsemstraat 71, 1050 Elsene - 02-515.64.21, museum@elsene.be
Tickets: 5/7 euro
Lees meer over: Elsene , Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.