Geduld loont voor museum voor Japanse kunst

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
22/03/2006
Met oosters geduld wachtte de collectie Japanse kunst van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) sinds 1988 op een eigen presentatiestek. Die stek is er nu, met het nieuwe Museum voor Japanse Kunst. Afdelingsconservator Chantal Kozyreff bouwt er een feestelijke vijfdaagse rond, vol Japanse levens­energie. En wij die vreesden dat ze nog harakiri zou plegen!

Veel offerolie hoeft er niet gebrand te worden voor de Regie der Gebouwen, die de voormalige stalling en wagenberging van het Chinees Paviljoen omgebouwd heeft tot museumruimte. Het verbouwingsdossier van dit goed van de Koninklijke Schenking werd samengesteld in 1990 en sleepte eindeloos aan. Het kreeg meermaals (valse) hoop tot realisatie - onder meer naar aanleiding Brussel Europese Hoofdstad in 2000 - en werd telkens weer van de prioriteitenlijst geschrapt. "Onlangs pas raakte alles in een stroomversnelling. De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis zijn huurder van de museumruimte (de voormalige stallingen, JMB), die achter het Chinees Paviljoen en de Japanse Toren ligt.

Hopelijk voor altijd," zegt Chantal Kozyreff, die met oosterse diplomatie eindelijk verkreeg waar ze geduldig op gewacht heeft. Een intimistische locatie om haar delicate collectie te presenteren, die op de wapenrusting na niet lang het daglicht verdraagt. Wie denkt dat hij met een bezoek aan de Japanse Toren de 'schatkist' van de rijke overheidscollectie Japanse kunst bekeken heeft, heeft het mis. In de reserves van de KMKG ligt een bodemloze schat aan Japanse kunstobjecten, van houtlakwerk, etsen en bronzen boeddhabeelden tot zijden kimono's en samoerai-uitrusting, in hoofdzaak uit de Edo-periode (1600-1868). Zonder de grote verzameling keramiek te vergeten, met exemplaren van 3000 voor Christus tot de twintigste eeuw.

De laatste opmerkelijke presentatie van een deel van deze kunstschatten dateert van het 'Oosterse zonnejaar' 1989, toen Japan gastland was van het Europalia-festival en ruim 1,6 miljoen bezoekers trok. De Japanse Toren kon toen, dankzij sponsoring, weer opengesteld worden voor het publiek. Maar de parterre, de trapgang en de voorschootgrote eerste verdieping van de toren bleken te klein om een representatieve permanente verzameling Japanse kunst te etaleren. Het zou logisch zijn om de hele collectie op de site van de Musea van het Verre Oosten (zoals de Japanse Toren en het Chinees Paviljoen samen genoemd worden) onder te brengen, vond collectieconservator Kozyreff toen al. Er bleef nog één bouwwerk uit de Leopold II-periode op de site over: een bijhuis dat oorspronkelijk als koetshuis en garage voor de klanten van het Chinees Paviljoen was bedoeld. Dat Chinees Paviljoen zou een luxerestaurant worden. Maar zo ver kwam het nooit. En bijgevolg ging het bijgebouw meteen dicht, zodra het af was in 1907.

Beurtrol
Een eeuw na zijn bouw gaat het pand nu als museumruimte open. Eén probleem werd niet opgelost: de toegang voor personen met een handicap is beperkt tot de gelijkvloerse zaal. Binnen noch buiten kon een lift of een hellend toegangsvlak voorzien worden. Kozyreff: "Tot de presentatie van roterende collecties uit de Japanse kunstverzameling leent het pand zich goed, omdat er een centrale open ruimte is. En op de mezzanine liggen verschillende kleinere tuigkamers, die de sfeer van de kleine Japanse behuizing oproepen. We lieten vitrines op maat maken, met heel professionele precisiebelichting. Er komt een beurtrol voor de verzamelingen die niet te lang aan het licht mogen worden blootgesteld, zoals de etsen en het zijdetextiel. Maar dat zorgt net voor een dynamiek in de presentatie."

In de grote centrale ruimte, oorspronkelijk bestemd voor het stallen van koetsen en auto's, staan de wapenrustingen. Om het halfjaar wordt die collectie gewisseld. De kleine tuigkamers herbergen verfijnde klein­oden, zoals dozen in lakwerk, miniatuursculpturen en zwaardsieraden, die om de zes maanden of om het jaar vervangen worden door andere stukken uit de reserves. In de stallen komen de kamerschermen - nu is dat een uniek stuk van zeven meter lang -, rolschilderingen, kostuums en meubels. En op de balkons staan de boeddhistische sculpturen. Op de hooizolders werd plaats gemaakt voor etsen, prenten en keramiek. Die zullen elke maand al gewisseld worden, want de hele collectie Japanse kunst uit de reserves telt maar liefst twaalfduizend stuks.

:: Museum voor Japanse Kunst, Van Praetlaan 44, 1020 Laken. Kaartjes kosten 3 euro (2 euro voor groepen, -18 en senioren; gratis voor -13 in gezinsverband, leerkrachten, en iedereen op de eerste woensdag van de maand vanaf 13 uur)

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni