Liberski over zijn speelfilmdebuut Bunker Paradise

Niels Ruëll
© Brussel Deze Week
20/10/2005
Brusselaar Stefan Liberski (54) schreef radio- en tv-geschiedenis met 'Les Snuls' (Brussels voor 'nietsnutten'). Verschillende typetjes en uitdrukkingen uit de komische tv-sketches behoren ondertussen tot het collectieve geheugen van de Franstalige Belg. Liberski heeft ook al een roman of vijf op zijn naam staan, maar wat blijkt nu? Er ging de hele tijd een boeiende filmmaker aan hem verloren.

Op het voorbije Filmfestival van Namen won Liberski de Bayard d'or voor het beste debuut. Bunker Paradise toont een bende klaplopers met steenrijke ouders die feesten tot ze er bijna bij neervallen, elke dag opnieuw, want iets beters hebben ze niet te doen. Uitrekenen hoeveel zwembaden hun familie bezit, kost de cynici te veel moeite, liever verdrijven ze de verveling met verdorven spelletjes.

Cinema is een oude liefde. Uw curriculum vermeldt dat u in 1979 tijdens de opnamen van La città delle donne de assistent was van de grote Fellini.
Stefan Liberski: Dat klopt, maar sta me toe een wijdverspreid misverstand uit de weg te ruimen. Mijn bijdrage bestond vooral uit het aanslepen van kabels, het brengen van koffie en het berispen van mensen die sigaretten rookten, want daar hield Fellini niet van. Het was niettemin een erg leerrijke ervaring. Monstres sacrés als Fellini bestaan vandaag niet meer."

"Op de Mostra, het filmfestival van Venetië, ontmoette ik Liliane Betti, een van zijn medewerkers. Het klikte tussen ons en zij nodigde me uit om in Italië mee te werken aan de film. Ik had op dat moment niets om handen en ben verhuisd. Ik ben in Italië gebleven tot ongeveer 1984. Ik kreeg wel af en toe een baantje op een filmset, maar onvoldoende om van te leven. Net op dat moment stortte de Italiaanse cinema in elkaar. Alleen Nanni Moretti en twee, drie anderen kregen nog iets gefilmd. De televisie verpulverde de Italiaanse cinema. Het waren de jaren van Berlusconi, ook al was hij toen nog geen president."

"Terug in Brussel schreef ik twee filmscenario's, maar daar is nooit iets van geworden. Een persoonlijke economische crisis dwong me richting reclamebureau, waar ik een van de creatievelingen was. En toen ben ik voor de televisie gaan werken. De gelegenheid maakt de dief.

Het duurde twintig jaar voor u weer aan film toekwam.
Liberski: "Ik heb een rouwperiode doorgemaakt. Ik was heel cinefiel, je vond me voortdurend in het Filmmuseum. Ik las nogal veel van de filmcriticus Serge Daney. Hij stierf ten gevolge van aids en identificeerde zich met het leven en dood van de cinema. Hij was geboren in 1944, het jaar dat Roma, Città aperta van Rosselini uitgebracht werd en hij stierf in 1992, toen Luc Besson Le Grand Bleu kwam: de film als grote commerciële massacommunie kreeg ook in Frankrijk de bovenhand. Daney vond dat met hem ook de soort film stierf waar hij van hield. Dat was ook de film ik van hield."

"Ten tweede vind ik dat je na 1985 tv onmogelijk nog kunt negeren. In elke huiskamer staat zo'n lichtgevende bak waar elk moment van de dag keuze is uit veertig beelden en verhalen. Dat gegeven verandert fundamenteel onze verhouding met beelden en gefilmde verhalen. Ik vrees dat we de gevolgen daarvan nog steeds niet beseffen."

"Een aantal auteurs blijft verder filmen zoals vroeger, ook al bekijkt niemand hun films nog. Daarnaast krijg je commerciële films die het verschil met televisie uitspelen: het enorme scherm, de speciale effecten en zo meer. Maar het is een wedloop, de tv haalt ook die films in, denk maar aan de huisbioscoop."

U bent niet echt in de positie om neer te kijken op televisie.
Liberski: "Ho, maar ik kijk niet neer op televisie. Integendeel zelfs. Maar ik heb wel altijd op mijn vrijheid gestaan. En met elk programma hebben we geprobeerd om de gemakkelijke codes, het repetitieve en vulgaire van televisie te doorbreken. En het publiek gaf ons gelijk. Les Snuls was een enorm succes omdat mensen hunkerden naar zulke programma's. "

Televisie is tegelijk het beste en het ergste. Ik hou bijvoorbeeld van de snelheid van het medium en de impact. Ik zal blijven werken voor televisie, maar misschien dat ik niet langer sketches maak. Raak ik uitgeput? Er zijn tegenwoordig zoveel humoristen, ik wil niet verdrinken in de massa. Ik wil niet zelf een stereotiep programma maken."

Kunt u het fenomeen Les Snuls uitleggen aan niet-Franstaligen?
Liberski:De mooiste erkenning is dat Les Snuls een culturele referentie is geworden voor Franstalig België. Nogal wat citaten uit de sketches zijn gemeengoed geworden. We hielden het land als een van de eersten op televisie een spiegel voor. Voorheen was het taboe om op tv met een Belgisch accent te praten. Nu wordt het Belgisch accent in negen op de tien reclamespots gebruikt. Maar wij waren de eersten en dat werkte bevrijdend. Belgen waren de Franse humoristen en Monty Python gewoon, Les Snuls verwees naar wat ze privé kenden en meemaakten. De ontdekking van een eigen humor was tegelijk ook een erkenning van een eigen nationale identiteit."

"Het is wel grappig dat we over de taalgrens ineens niets meer betekenden. Dat speelt ook mee in de motivatie om te filmen. Met film bereik je meer mensen. Ik merk het effect nu al. Het Vlaams Audiovisueel Fonds gaf ook wat geld, ik zit hier nu te praten met een Nederlandstalige journalist... Als Snul is me dat nooit overkomen.

Een boutade om de discussie over Bunker Paradise te openen: is het Ken Loach bij de rijken?
Liberski: "Hé, wat gek. Een Fransman bedacht dezelfde boutade. Maar uiteraard had ik Loach helemaal niet in gedachten."

U streeft een vorm van realisme na.
Liberski: "Ik hou van het realisme. Zelfs de sketches waren in zeker zin realistisch. Mensen herkenden zich erin. Ik maak graag een staat op van de dingen, van de mensheid anno nu."

"Maar ik begrijp wel waar je naar toe wilt. Veel auteursfilms buigen zich over de slachtoffers van een sys­teem, maar ik vind het interessant een blik te werpen op hen die profiteren van het systeem en de achterliggende ideologie."

"Rijke mensen komen vaak voor in reclamespotjes en Amerikaanse tv-series, waarin dat milieu tot in het belachelijke geïdealiseerd wordt. Ik heb de indruk dat we opereren in een heel simplistisch, dualistisch systeem: rijk of arm, succesvol of niet. Men protesteert tegen armoede, men wil de armen rijker... maar op die manier stem je volledig in met de ideologie die de superrijken zo superrijk gemaakt heeft. Ik vraag me af waarom we zo zelden ter discussie stellen of geld werkelijk de enige maatstaf is. Is er niet meer nodig dan geld om gelukkig te zijn? Natuurlijk is het belangrijk om uit de financiële ellende te raken, maar moet rijkdom de maatstaf zijn, moeten de rijken het te volgen voorbeeld zijn? Ik denk van niet, mijn film zegt van niet."

Hoofdpersonage John Deveau is een smeerlap eersteklas, en toch voel je op den duur mededogen met 'm. Hij probeert zo wanhopig iets te voelen, maar het wil maar niet lukken.
Liberski: "Het centrum van de film is inderdaad John Deveau. Maar hij is een leeg centrum. Hij bestaat niet. Zijn vader zegt letterlijk dat hij er de voorkeur aan had gegeven dat zijn zoon nooit bestaan zou hebben. Waarom? Vader zit vast in het onwaarschijnlijke egoïsme waar het Systeem toe leidt: de individualisering tot in het extreme doorgedreven. Het enige wat hij zijn zoon kan meegeven is geld. Andere waarden heeft hij niet." "Dat extreme egoïsme zie ik overal om me heen en dat wil ik aan de kaak stellen. Jonge ouders staan op voorhand al doodsangsten uit dat hun kinderen materieel iets tekort zouden kunnen komen. Ze kopen er zelfs huizen voor. Dat is in orde, maar mag er ook iets anders zijn? Is overlevering van smaak en kennis en hoffelijkheid en dat soort zaken niet minstens even belangrijk?"

"De film beschrijft ook het perverse van onze gewoonte om mensen te beschouwen als voorwerpen die je weggooit als ze je niet meer van nut zijn. Je vrouw op straat zetten voor een jong dingetje. Oude mensen in rusthuizen opbergen. Michel Houellebecq onthult in zijn nieuwste boek hoe we mensen behandelen als de houdbaarheidsdatum verstreken is. Een houdbaarheidsdatum die steeds vroeger komt te liggen. Een vrouw die de veertig voorbij is mag zich een kogel door het hoofd jagen of het klooster ingaan? Seksueel is ze niet meer aantrekkelijk en dus is ze overbodig. Gruwelijk.

Uw zoon componeerde het thema van de muziek. Wie is het meest trots op wie?
Liberski: "Trots is het woord niet. Ik kan mijn gevoel moeilijk benoemen. De film zit goed in elkaar, dat weet ik, dat is mijn beloning. Ik benoem de dingen graag, maar tegelijkertijd laat ik ook graag dingen onuitgesproken. Ik wil niet te veel analyseren waarom ik dit verhaal verteld heb. Martin Amis heeft ooit voorgesteld om het onderbewustzijn gewoon zijn werk te laten doen, het doet dat goed, val het toch niet te veel lastig."

"Wat mijn zoon betreft, hij wil muzikant worden en is heel getalenteerd. Hij heeft de hele totstandkoming van de film van nabij meegemaakt. Het was ook makkelijk om samen te werken: dat kon thuis. Hij had bijna een partituur van de emoties die hij in muziek moest vertalen. Hij staat er trouwens op dat bekend is dat het thema van de film in Japan is gecomponeerd. Van kleins af is mijn zoon door dat land gefascineerd. Het parallelverhaal in de film, van het jongetjes dat naar Japan gaat, is door hem geïnspireerd. Er was geen sprake van dat hij met de opnamen in Japan thuis zou blijven. Misschien was dat mijn manier om hem iets anders dan geld mee te geven."

:: Bunker Paradise draait sinds vorige week in de bioscoop

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni