'Ons luxeprobleem? Er is te veel talent'
Vandaag zijn er liefst 48 kunstorganisaties aangesloten bij het Nederlandstalige Kunstenoverleg. Dertig jaar geleden viel er voor Nederlandstalige kunstliefhebbers in Brussel lang niet zoveel te beleven. De KVS voer een traditionele koers, de Ancienne Belgique moest nog worden aangekocht. De Beursschouwburg was toen de place to be voor wie goesting had om iets te doen in de hoofdstad. Hugo Vanden Driessche vertelt graag over die gloriejaren: "Toen gebeurde echt álles in de Beurs. Er waren popconcerten van nog onbekende namen die later mega werden - Dire Straits trad er op voor duizend dollar, U2 ook voor een appel en een ei -, er waren cabaret- en jeugdvoorstellingen, dag in, dag uit. Mallemunt was de voorloper van de stadsfestivals die je nu overal hebt. Er werd met heel weinig middelen gewerkt, er waren veel vrijwilligers. Jari Demeulemeester, die ik kende van het jeugdhuis De Rivieren in Ganshoren, verzorgde er toen de programmering. Ik was vijf jaar ambtenaar geweest bij de RSZ, en ik had handelswetenschappen gestudeerd. Dus werd ik de man van de cijfertjes. Wellicht omdat ik als handelswetenschapper ook de enige was die kon tellen (lacht)."
"Vanuit het hele land kwamen ze het 'Beursmodel' bekijken: Erik Temmerman van Vooruit kwam bij ons bijvoorbeeld inspiratie opdoen. En de artiesten die iets wilden doen in Brussel, zaten er ook, zoals de mensen van Radeis, die met een deel van het budget van Mallemunt een voorstelling konden maken en daarna internationaal gingen toeren. Of Hugo De Greef, die in 1977 het eerste Kaaitheaterfestival organiseerde naar aanleiding van honderd jaar KVS, en daar voor het eerst boeiend buitenlands werk liet zien... Nog een jaar later richtte De Greef Schaamte op, het artiestencollectief met onder anderen Anne Teresa De Keersmaeker en Jan Lauwers, mensen die later een eigen weg zijn gegaan. Ik was, niet verbazingwekkend, de penningmeester van de vzw."
De man van de cijfertjes zat waarschijnlijk vaak met de handen in het haar in die jaren...
Hugo Vanden Driessche: "Er was zo weinig geld, eigenlijk kon je niets doen. Dus werden er putten gemaakt die daarna geleidelijk weer werden opgevuld. Voor mij lag zoiets moeilijk. Maar ik begrijp de strategie wel van bijvoorbeeld Hugo De Greef, die schulden maakte, maar er dan wel tegelijkertijd voor zorgde dat hij er artistiek stond, dat men niet meer om hem heen kon."
Maar stilaan is de overheid dan toch de subsidies beginnen te verhogen?
Vanden Driessche: "Het gebeurde in ieder geval maar mondjesmaat. In feite was het pas in de jaren 1990, toen heel wat artiesten al een internationale reputatie hadden, dat er meer geld is gekomen. Ik vind dat, als er nu in het buitenland met veel lof wordt gesproken over de podiumkunsten in Vlaanderen, dat in de eerste plaats de verdienste is van de artiesten zelf, en van enkele mensen achter de schermen, meer dan dat het om een bewuste Vlaamse politiek zou gaan."
Vandaag komen er veel meer middelen uit Vlaanderen, ook voor de Brusselse podiumkunsten. Andere steden zijn jaloers.
Vanden Driessche: "Heel wat infrastructuur - de Beurs was vroeger een krot - is ondertussen inderdaad gerestaureerd door Vlaanderen. Maar laat je ook niet verblinden door de dossiers die onlangs in Brussel in orde zijn gekomen, zoals de Beursschouwburg en de KVS. Er zijn jaren en jaren over heen gegaan. In andere steden investeert Vlaanderen toch ook: deSingel en het Museum aan de Stroom (MAS) in Antwerpen, het Stuk in Leuven. Bovendien ligt het in Brussel nu eenmaal niet voor de hand dat de lokale overheden investeren. Als we daarop hadden moeten wachten, dan hadden we niks. Brussel is daarenboven de hoofdstad."
"Het tegenargument dat er weinig Nederlandstalige Brusselaars zijn? Er zijn toch ook al die pendelaars, de mensen van de Rand? En Brussel is een Europese stad; het is belangrijk hier een vitrine te hebben."
"Op dit ogenblik vind ik niet dat er nog veel in stenen moet worden geïnvesteerd in Brussel. Ik pleit nu veeleer voor overleg over hoe de infrastructuur het best kan worden ingezet. En dat de overheid het beheer en onderhoud van die gebouwen wat beter zou stroomlijnen. Nu wordt elke organisatie op een andere manier ondersteund. Weet u overigens wat ik geldverspilling vind? Dat er plannen zijn om in de Rand vlak bij Brussel nog een theaterzaal voor vijfhonderd man te bouwen. Met de gezamenlijke promotie via Kwartslag willen wij aantonen dat we met de bestaande culturele centra in de Rand, Strombeek en Dilbeek, perfect kunnen samenwerken."
Het Kunstenoverleg is met zijn 48 leden uniek in Vlaanderen. Maar zal de solidariteit niet zwaar op de proef worden gesteld als er moet worden gepraat over de beschikbare infrastructuur?
Vanden Driessche: "Ik geef een voorbeeld over de werkwijze van het Kunstenoverleg. Bernard Foccroulle (directeur van De Munt, red.) was de pleitbezorger van een grote zaal in de Europese wijk en is dat op onze vergaderingen komen verdedigen. Wij waren bang dat een zaal ginder de Europeanen nog meer in een enclave zou duwen, en we vertelden hem dat, als er zo'n theater zou komen, er tegelijkertijd inspanningen moesten komen om die eurocraten in contact te brengen met het bestaande aanbod. Hij heeft dat voorstel dan ook overgenomen, en het directe resultaat was dat een groot Europees congres over cultuur werd verplaatst naar het BRXLBRAVO-kunstenweekend vorig jaar."
Foccroulles opvolger Peter De Caluwe kiest niet meer voor één vaste 'danspartner'. Voor het gezelschap Rosas van Anne Teresa De Keersmaeker is dat een financiële strop. Het gezelschap zou daarom zijn infrastructuur in Vorst openstellen voor anderen.
Vanden Driessche: "Brussel beschikt wel over een goede infrastructuur om dingen te tonen, maar er zijn te weinig goede repetitiefaciliteiten voor alle artiesten die hier aan de slag zijn. De gebouwen van Rosas vormen in dat verband echt een godsgeschenk. Als Rosas minder producties zal brengen en minder zal repeteren, dan zou ik het jammer vinden als die ruimten leeg zouden komen te staan, zeker omdat die omgeving zo stimulerend is."
De groei in de danssector is bij de jongste subsidieronde gestopt. "Iedereen voelt aan dat dit te maken heeft met de grote aanwezigheid in Brussel van het gros van de Vlaamse dansgezelschappen," zei u daar onlangs over.
Vanden Driessche: "Brussel én Vlaanderen zijn internationaal bekend door de dans. Meer dan welk ander land ook. Maar uiteindelijk hebben we maar vijf gesubsidieerde dansgezelschappen, tegenover veertig theatergezelschappen. Er kwamen geen nieuwe dansgezelschappen bij en het groeiproces van de grote is afgeknot. Ik besef wel dat het geld van de overheid niet onuitputtelijk is, maar we mogen toch de probleemgebieden aanwijzen? Dans is er zo een. (bedachtzaam) Het luxeprobleem is misschien niet dat er veel middelen zijn, maar dat we het zo gestimuleerd hebben dat er heel veel talent is."
Er zijn inhaalbewegingen voor de beeldende kunsten. Maar ook in Brussel blijft het een sector met heel weinig financiële middelen, zeker als je vergelijkt met de podiumkunsten.
Vanden Driessche (na een stilte): "Persoonlijk vind ik dat elke sector moet krijgen wat hij nodig heeft. Met vergelijkingen heb ik het al heel wat moeilijker. En eerlijk gezegd: ik denk dat podiumkunsten nu eenmaal duurder zijn. Dat komt door het genre, het live-gebeuren, de onkosten van op- en afbouw... Maar ik geef toe dat daar misschien maar eens serieus onderzoek naar moet gebeuren."
Vroeger werd er altijd gepleit voor een kunstenintendant voor Brussel. U pleit nu voor een 'kunstenmanager'.
Vanden Driessche: "Een intendant zou wellicht iemand zijn die een artistieke koers uitzet. Dat kan misschien voor de beperkte periode van een festival, maar niet op langere termijn, want dat zou conflicten opleveren. Een manager is eerder een go-between, iemand die het vertrouwen van organisaties en overheden heeft, die problemen kan aanwijzen en mensen samenbrengen. Zo iemand zou wellicht meer kunnen oplossen dan allerlei op te richten ambtelijke commissies. De huidige coördinator van ons Kunstenoverleg, Geert Cochez, zou zeker voor de functie in aanmerking komen."
Een ander pleidooi van u is er een voor een 'artistiek Brusselfonds'.
Vanden Driessche: "Er is zoveel jong talent dat te weinig kansen krijgt. Waarom zouden de VGC, die een grote terreinkennis heeft maar beperkte middelen, en Vlaanderen, dat financieel meer ademruimte heeft, dat jonge talent niet stimuleren en samen een fonds oprichten voor hun projecten? Nu kan de VGC alleen maar geld vinden door af te romen bij de grotere huizen voor de podiumkunsten. Maar daarin kun je niet heel ver gaan, want anders heeft het geen zin om die grote huizen nog te subsidiëren."
Tot slot: u bent nog altijd beheerder bij de Beursschouwburg. De crisis lijkt er erger dan ooit. Misschien omdat van de Beurs wordt verwacht dat ze zich telkens opnieuw uitvindt?
Vanden Driessche: "In het algemeen ben ik er voorstander van dat in culturele huizen de artistiek leider een mandaat voor een beperkte periode krijgt, waarbinnen hij dan zijn project kan uitwerken. Op die manier blijft hij zichzelf vragen stellen, en het publiek blijft nieuwsgierig naar het huis."
"En wat de Beurs zelf betreft: ik hoop echt dat men een nieuw elan vindt in dat nieuwe gebouw, dat zowel beperkingen als mogelijkheden heeft - het is mooi en is fantastisch gelegen."
"Hopelijk vinden ze een ploeg die goed kan samenwerken en die een mooi verhaal te bieden heeft. Ook collega's als de KVS of wij bij het Kaai hopen vurig dat de Beurs een belangrijke rol kan spelen in ons netwerk."
Lees meer over: Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.