Opinie: David Van Reybrouck breekt lans voor populisme
D e 'laagopgeleide blanke' over wie mijn essay handelt, is een bijzonder diverse categorie. Het gaat over André en andere dikbuikige werklozen uit de lagere klasse die om tien uur 's ochtends uitgezakt voor de televisie hun peuken doven op de rand van halveliterblikken bier uit de Lidl. En het gaat over al die Tanja's, die zonnebankcentra en boetieks uitbaten en daarmee tot de lagere middenklasse zijn doorgedrongen.
Hun lifestyle bestaat uit plasmaschermen, stoere auto's, botox en kinderen die Leroy en Shania heten. Ja, het gaat zelfs over de enkele Wesleys van deze wereld die door wat voor talent dan ook (vastgoed, voetbal, popmuziek) als laaggeschoolden tot de hoogste inkomensklasse zijn doorgestoten.
Hoe divers hun huidige sociaal-economische status ook is, door hun opleiding houden André, Tanja en Wesley er vaak verwante culturele en politieke denkbeelden op na, zo blijkt keer op keer. Laaggeschoolden definieer ik hier als iedereen die hoogstens middelbaar onderwijs genoten heeft; met hooggeschoolden bedoel ik eenieder die na zijn achttiende verder heeft kunnen studeren, binnen of buiten de universiteit.
Aandacht vragen voor laagopgeleiden en populistische stemmers impliceert onvermijdelijk stilstaan bij autochtoon ressentiment. Dat betekent uiteraard geenszins dat ik de legitieme besognes van allochtonen misken of ervan uitga dat hun ergste noden inmiddels wel gelenigd zullen zijn. Dat zijn ze helaas niet. De hardnekkige ongelijkheid in het onderwijs en de discriminatie op de arbeidsmarkt waar zoveel migranten onder gebukt gaan, blijven stuitend; ik zie het dagelijks in Brussel en heb er menige column aan gewijd. Maar het schrijnende onrecht van de een mag niet leiden tot blindheid voor dat van de ander. Al verdienen ze vaak meer dan Abdul en Mehmet, ook blanke laaggeschoolden kunnen slecht geïntegreerd zijn in de samenleving, ook zij kunnen uitsluiting en discriminatie ervaren, ook zij kampen met gevoelens van al dan niet vermeende achterstelling. In het parlement komen ze nauwelijks nog aan bod, in de samenleving wordt op hen neergekeken. Afhankelijk van hun welvaart noemen we ze white trash , parvenu's of nouveaux riches. Wij, dat zijn de hoogopgeleiden, de 'masters', zoals ze na de laatste onderwijshervorming heten. Subtiel. Niemand lijkt erbij stil te staan dat die term een nieuwe klasse van onderdanigen veronderstelt. De lacherige opmerkingen die hoogopgeleiden zich vaak over laagopgeleiden permitteren, zijn haatpraat die in andere omstandigheden racistisch zou heten. De veelbezongen tolerantie van de culturele bovenlaag geldt kennelijk niet voor iedereen. 'Aso's' worden de lastige kansarmen in Nederland genoemd, maar men vergeet dat de echte asocialen ook aan de kant der gediplomeerden kunnen zitten.
Patjepeeër
De antropologie leert dat wanneer er veel woorden bestaan voor hetzelfde stukje werkelijkheid, er vast iets aan de hand is. Welaan dan: asocialen, marginalen, proleten, patsers, patjepeeërs, gajes, geteisem, tuig (al dan niet van de richel), plebs, voetvolk, schorem, schorremorrie, schoffies, tokkies, johnny's, marina's, anita's, crapuul, canaille, racaille, rapaille (rapalje in Amsterdam), hoi polloi, plebejers, gepeupel, uitvaagsel, bezinksel, janhagel en, uiteraard, klootjesvolk. Het lijkt wel alsof al die denigrerende termen moeten helpen om het 'vulgus' (nog zo een) te bemeesteren.
Misschien verdient het volk wat positievere aandacht. Uiteindelijk gaat het om geïntegreerde samenlevingsopbouw, zegt de journalist Filip Rogiers: "Achmed moet mee de boot in, maar ook de zeikerds van de Seefhoek (een arme wijk in Antwerpen) en de villa's in Brasschaat." Hij heeft helemaal gelijk. Maar omdat de laaggeschoolde autochtoon als sociale categorie minder vaak aan bod komt, besteed ik in dit essay bewust meer aandacht aan André, Tanja en Wesley. Het is toch vreemd dat we ons druk maken als Shania door haar afkomst automatisch in het beroepsonderwijs terechtkomt, al heeft ze misschien het talent om naar de universiteit te gaan, terwijl we ons vervolgens boos maken als ze enkele jaren later op een populist stemt. Alsof die twee, opleiding en stemgedrag, niet met elkaar verbonden zijn! Wij houden van het volk zolang het pittoresk is, maar één keer in de vier jaar vervloeken wij het hartgrondig: de dag na de verkiezingen. Die paradox verdient een pamflet.
David Van Reybrouck
:: Dit is een fragment uit Pleidooi voor populisme, uitg. Querido, 80 blz., 6,95 euro
Lees meer over: Cultuurnieuws , Opinie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.