Professor Paul Janssens over prinsen, markiezen en baronnen

Danny Vileyn
© Brussel Deze Week
28/06/2008
Ze heten conservatief, francofoon en koningsgezind te zijn, en verdedigers van de traditionele gezinswaarden, maar het meest bijzondere kenmerk van de adel is het vermogen om zich aan te passen. Een gesprek met de historicus Paul Janssens aan de vooravond van de Ommegang - waarin traditioneel edellieden opstappen - en de nationale feestdag van 21 juli, die al even traditioneel voorafgegaan wordt door het toekennen van adellijke titels.

Professor Paul Janssens houdt kantoor in een piepklein kamertje van het Ehsal Research Center, het pand tegenover de hoofdzetel van de Ehsal aan de Stormstraat 2, een van de campussen van de nieuwe HUB, de Hogeschool-Universiteit Brussel. Paul Janssens doceert economische geschiedenis en is gespecialiseerd in fiscale geschiedenis, maar ook de geschiedenis van de adel kent hij op zijn duimpje.

Zelfs de lap grond waarop de campus van de Ehsal gebouwd is, heeft een adellijk verleden - dat moet Janssens erg bevallen. "Halverwege de zeventiende eeuw, toen de Nieuwstraat nog een aristocratische straat was, kocht de markies de Berghes - de markiezen van Bergen op Zoom hadden hun naam verfranst - een aantal huizen op de grond waar nu de campus van de Ehsal is. De adel deed toen wat de banken nu doen: huizen kopen, ze platgooien en er een ander soort pand op bouwen. (Janssens doelt op de KBC, die tegenover de Ehsal panden platgooide voor een bankgebouw, DV.) Ze bouwden er een prachtig hôtel de maître, dat ze bewoond hebben tot aan de Franse Revolutie. Dan is er een cercle littéraire in getrokken, waar de leden onder andere de grote Europese kranten kon lezen, en in de negentiende eeuw kreeg het pand een commercië­le bestemming. Toen de Ehsal hier een paar decennia geleden bouwde, was het pand volledig uitgewoond."

Wij vatten de adel van vandaag voor u samen in tien stellingen.

Belgische adel is Brussels gekleurd

"Het is een merkwaardig fenomeen," legt Paul Janssens uit, "maar er bestaat wel degelijk een Brusselse adel, zeker als we 'omvang' als criterium nemen."

Terwijl in het hoofdstedelijk gewest 'maar' tien procent van de Belgische bevolking woont, heeft zowat 33 procent van de adel er zijn vaste stek. In Wallonië woont veertig procent van de adel en in Vlaanderen - met zestig procent van de bevolking - maar twintig tot 25 procent. Janssens' hypothese is dat de adel in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen met de taalwetgeving duidelijk werd dat België geen tweetalig land zou worden (de Walen hadden dat afgewezen), een deel van de Vlaamse adel (die zoals in heel Europa Franstalig was) naar Brussel, het enige tweetalige gebied, is verhuisd.

Jongere edelen zijn meertalig

Eeuwenlang waren de Vlaamse, de Brusselse en de Waalse adel Franstalig. Al wie in de achttiende eeuw in Vlaanderen macht, aanzien en geld had, was Franstalig, dus ook de adel. Dat was het gevolg van een geslaagde Europese taal- en cultuurpolitiek van Lodewijk XIV. "Maar de jongere generaties, de mensen onder de vijftig, hebben begrepen dat de spelverdeling in dit land veranderd is. Ze zijn goed tweetalig, zelfs meertalig. Vaak hebben ze tijdens hun middelbareschooltijd op internaat gezeten in Vlaanderen en hebben ze nadien ook in het buitenland gestudeerd."

Figuren zoals de 75-jarige (niet-benoemde) burgemeester van de faciliteitengemeente Wezembeek-Oppem, François van Hoobrouck d'Aspre (MR), hebben volgens Janssens afgedaan. Ondertussen spreken de meeste edelen in Vlaanderen Nederlands, ook de in ongenade gevallen oom van prinses Mathilde, de mediagenieke Henri d'Udekem d'Acoz, die met een sappig West-Vlaams accent spreekt.

De adel is niet eeuwig

"Het is een wijdverbreid misverstand dat mensen met blauw bloed sinds de kruistochten één grote familie vormen en onder elkaar huwen," zegt Paul Janssens. De meerderheid van de adellijke families is niet ouder dan België zelf, en de samenstelling verandert voortdurend. Families behoren gemiddeld vijf tot zes generaties - of twee eeuwen - tot de adellijke stand. Omdat het adellijk statuut, net als de naam, doorgegeven wordt in mannelijke lijn, houdt het ook op als er geen mannelijke nakomelingen meer zijn. De familie de Merode behoort samen met de Croÿ, de la Faille en de Kerckhove tot de oudste adellijke families van het land en ze zijn ook goed vertegenwoordigd in de hoofdstad. De prinsen de Croÿ behoren al tot de adel sinds de vijftiende eeuw, de prinsen de Merode zelfs iets langer.

Anciënniteit is het belangrijkst

"Hoezeer edellieden ook gehecht zijn aan hun titel, de adellijke anciënniteit vinden ze nog belangrijker," vertelt Janssens.

De 'echte' titels, die voor de Franse Revolutie van 1789 toegekend werden, waren gevestigd op het familiepatrimonium. De oudste titel in ons land is die van graaf van Chimay, een stadje tegen de Franse grens en welbekend voor het bier, en hij dateert uit 1473 - het was Jean de Croÿ die de titel droeg. Deze grondgebonden adellijke titels (die na het overlijden van de vader op de oudste zoon overgingen) dienden om het fami­liaal patrimonium van de grootgrondbezitters te beschermen. Jean de Croÿ bezat de heerlijkheid Chimay en een paar heerlijkheden eromheen die samen het nieuwe graafschap vormden. "Maar de adellijke titulatuur is enorm complex, en in sommige families gaat de titel over op alle kinderen. Vandaar dat België honderden prinsen de Merode en de Croÿ telt," licht Janssens toe.

Meeste edellieden zijn titelloos

Veruit de meeste edellieden moeten het zonder titel stellen. Samen met het grootgrondbezit (de heerlijkheden) had de Franse Revolutie ook de adel afgeschaft. Na het verdwijnen van Napoleon in 1815 herstelde koning Willem I de adel in onze gewesten. Er kwam geen collectieve genoegdoening, maar edelen konden wel individueel een aanvraag indienen. Maar omdat het grootgrondbezit afgeschaft was, werd de titel niet langer aan het patrimonium gelinkt, maar aan de naam. België telt zo'n 25.000 tot 30.000 edellieden, de meesten hebben geen titel.

Zo vader, zo zoon

"Eddy Merckx is eerst in de adelstand opgenomen en nadien baron geworden," legt Janssens uit. Een titel betekent meer prestige, je wordt in de hiërarchie opgenomen. Janssens herinnert aan de verschillende adellijke titels, van hoog naar laag: prins, hertog, markies, graaf, burggraaf, baron en ridder. De eerste drie worden niet toegekend en zijn dus het voorrecht van de oude adel. "De adellijke titels die nu nog toegekend worden, zijn niet erfelijk. Axel Merckx behoort wel tot de adel omdat zijn vader ertoe behoort, maar de titel van baron heeft hij niet. Ook zijn kinderen behoren tot de adel, maar alleen de zonen geven hem door."

Van de Wolstraat naar de Woluwes

Tot halverwege de negentiende eeuw woonde de Brusselse adel binnen de stadswallen, bijvoorbeeld in de Wolstraat en de Warande. Toen in 1860 de belastingen op de invoer van consumptiegoederen werd afgeschaft, kwam de bevolking van de randgemeenten volop tot ontwikkeling. De adel begon toen uit te zwermen, eerst naar de Leopoldswijk en de Wetstraat, later naar de Woluwes, Ukkel en Elsene.

"De edelen wonen vaak in dezelfde wijken of gemeenten." Dat is, legt Janssens uit, duidelijk te zien in het Carnet Mondain, de jaarlijkse adressenlijst waarin heel de beau monde, en dus het gros van de adel, terug te vinden is. "Voor de aristocratische woningen die in de Leo­poldswijk opgetrokken werden, golden strenge voorschriften. Het stratenplan van de wijk vormt een mooi dambord," legt Janssens uit. "Maar lang is de adel niet in de Leopoldswijk gebleven. Tussen 1800 en 1900 is de Brusselse bevolking vertienvoudigd, van 75.000 naar 750.000 inwoners." Na 1860 kwamen de eerste aristocraten in de Leopoldswijk wonen, in het interbellum verlieten ze de buurt alweer. De Leopoldswijk en de Wetstraat werden opgenomen in het stadsgewoel, en daar houdt de adel niet van. Destijds was de Wetstraat een opeenvolging van prestigieuze herenhuizen met koetspoorten. "De edellieden trokken richting Tervurenlaan, Ukkel en de Woluwes." Janssens wil van de gelegenheid gebruikmaken om het wijdverbreide misverstand recht te zetten als zou de Europese Unie verantwoordelijk zijn voor de teloorgang van het aristocratische karakter van de Leopoldswijk: "In de jaren 1930 was de adel er al weg en werden de panden door kantoren en banken ingenomen; de Wetstraat is van in 1958 een autosnelweg: geen omgeving waar mensen met geld en aanzien willen wonen."

Royalistisch, kerkelijk, conservatief

De adel heet kerkelijker te zijn dan de gemiddelde Belg. Maar dat is zeer moeilijk te meten, zegt Paul Janssens. Het aantal roepingen is een slecht criterium geworden, en of de adel vaker ter kerke gaat dan de gemiddelde Belg, is niet bekend.

Kerkelijkheid impliceert meestal een traditionele gezinsmoraal, maar ook binnen de adel is scheiden niet langer een taboe. Wel hebben ze meer kinderen dan de gemiddelde Belg, maar demografisch onderzoek toont aan dat ook de adel ondertussen aan geboorteplanning doet, wat twee generaties geleden volgens Janssens nog ondenkbaar was.

Dat de gehechtheid aan de monarchie groter is dan bij de rest van de bevolking, is volgens Janssens evident. In de huiskamers van prinsen en hertogen hangen niet zelden foto's waarop de koninklijke familie samen met hen te zien is. "De afstand tussen de koninklijke familie en de rest van de adel is kleiner geworden; koningin Astrid was de laatste van koninklijken huize."

Adel is politiek conservatief

In 1830 waren de meeste edellieden vóór de Belgische revolutie en tegen Willem I, zegt Janssens. Aanvankelijk vond je zowel binnen de katholieke als binnen de liberale partij adel. Tegen het einde van de negentiende eeuw, toen de eerste Schoolstrijd losbrak, schakelden de liberale edelen massaal over naar de katholieke partij. Het heeft geduurd tot het Schoolpact van 1958 (liberalen en socialisten waren ervan overtuigd dat dat pact het einde van de christen-democratie in zou luiden) voordat liberaalgezinden van binnen de christendemocratie, ten noorden én ten zuiden van de taalgrens, opnieuw naar de liberale partij overstapten. "De voormalige burgemeester van Brussel, François-Xavier de Donnea, is zo iemand. Hij is politiek actief binnen de PRL, maar komt uit een PSC-gezinde familie."

De linkse partijen, groenen en socia­listen, hebben weinig succes bij de adel, evenmin als extreem rechts. "Ik ken geen edelen die actief zijn bij het Vlaams Belang of Front National." Dat laatste wijst erop, zegt Janssens, dat de adel al vanaf 1830 gewonnen was voor de parlementaire democratie, nochtans een sys­teem dat de adel politiek buitenspel heeft gezet. Onderzoek heeft aangetoond dat de adel tijdens de Tweede Wereldoorlog massaal in het verzet ging, en maar heel sporadisch collaboreerde.

Het kleine verschil

Het verschil tussen de adel en de modale burger is kleiner geworden, onderstreept Paul Janssens. De tijd dat edelen in kastelen of in grote burgerhuizen woonden, ligt al lang achter ons. In de hoofdstad wonen ze sinds de jaren 1930 in appartementen, zij het in de betere wijken, want de meesten zitten er nog altijd warmpjes bij, al hebben ze een baan in het zakenleven of de politiek. Rentenieren staat niet langer chic, al zouden een paar honderden families het zich kunnen permitteren.

Het verschil zit hem volgens Janssens in de spirit, in hun neiging om origineel, niet-orthodox te denken. "Soms tot in het absurde," zegt Janssens. Maar het belangrijkste is het besef tot een aparte groep te behoren, 'de eigen identiteit': vaak bewegen ze zich zoals een toerist die de samenleving met de nodige afstand bekijkt. Pretentie is geen kenmerk van de adel, onderstreept Janssens. Om die 'eigen identiteit' te bewaken - om de adel aan te passen aan de moderne samenleving mét behoud van de tradities - is zelfs een vereniging opgericht: de Vereniging van de Adel van het Koninkrijk België.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Cultuurnieuws

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni