Who’s afraid of Virginia Woolf? kan je lezen als een hoogstaand potje ruziën en schelden tussen twee echtelieden en twee koppels. Regisseur Mesut Arslan legt de politieke laag onder de theaterklassieker bloot.
Who’s afraid of Virginia Woolf? is ongetwijfeld een van de meest populaire naoorlogse theaterstukken. Het werk van de Amerikaanse schrijver Edward Albee uit 1962 vertelt het verhaal van George en Martha, een ouder koppel dat alle illusies achter zich heeft gelaten en zowel elkaar als het jonge, idealistische paar Nick en Honey gretig laat delen in de frustraties daaromtrent. Ook in ons land hebben zowat alle grote theaters en gezelschappen het stuk al gespeeld. De Koe en het KASK waagden er zich recent aan, en Tom Lanoyes bewerking Wie is bang toert momenteel in de zalen. Maar geen enscenering zal zo ingrijpend en eigenzinnig zijn als die van Mesut Arslan – regisseur en artistiek directeur van Platform 0090 en sinds 2017 een KVS-gezicht. Arslan knipt in de tekst, werkt met een lichtinstallatie van Jan Maertens, omringt de vier hoofdpersonages met een koor van twaalf stemacteurs, en maakt de toeschouwers medeplichtig.
Hoe bevalt het leven als KVS-gezicht je?
Mesut Arslan: Uitstekend. Ik heb natuurlijk al een geschiedenis met Michael De Cock (KVS-directeur, mb) sinds hij als directeur van ’t Arsenaal Verborgen gezicht van Orhan Pamuk, en Betrayal van Harold Pinter gecoproduceerd heeft (stukken die Arslan maakte met zijn gezelschap OnderHetVel, mb). Dat was niet zo vanzelfsprekend en zelfs gedurfd, omdat ik vaak kies voor installatietheater en publieksparticipatie, en dus niet voor de klassieke theateraanpak. Sinds zijn verhuis naar de KVS hebben Michael en ik de lijn voortgezet. Ik heb hier Nachtelijk symposium gemaakt en we hebben ook samengewerkt aan Kamyon. Dat heeft ons artistiek dichter bij elkaar gebracht.
Je ziet aan het theater dat ik wil maken dat ik van ander land kom, maar een thema is het niet.
Na die teksten van Pinter en Pamuk neem je opnieuw een westerse klassieker onder handen.
Arslan: Nadat ik in Hebben/Zijn teksten van Oscar van den Boogaard en Marguerite Duras samenbracht, kreeg ik in 2006 van de theatercommissie nog te horen dat als ik echt iets aparts wilde doen in het theater, ik misschien best de westerse canon zou loslaten en iets uit Turkije zou doen. Dat zou ik natuurlijk kunnen en dat ga ik misschien nog wel eens doen, maar dat labelen – ook al gebeurt het met de beste bedoelingen – is niet interessant. Het westerse theater hield altijd meer vast aan de tweedeling tussen scène en publiek, het is minimalistischer en abstracter, en het trekt de emotie meer uit het spel. In de oosterse traditie speelt het gevoel meer. En in de Turkse stad Izmir, waar ik geboren ben, gaat theater terug op straattheater uit de Ottomaanse traditie: een groep spelers die in het midden van een cirkel toeschouwers staat. Ik speel met al die elementen, en je ziet dus aan het theater dat ik wil maken dat ik van ander land kom, maar een thema is het niet.
Hoe past Who’s afraid of Virginia Woolf? in de rest van jouw werk?
Arslan: Ik kies niet voor een literair-filosofische aanpak van de stukken, ik benader ze als teksten over relaties tussen mensen. Dat we met z’n allen “Hallo, alles goed?” hebben uitgevonden om niet echt te moeten vragen of zeggen hoe het met ons of met de ander gaat, is symptomatisch.
Nachtelijk symposium was een familiedrama over communicatie binnen een gezin. Who’s afraid… is er één over communicatie binnen een relatie, maar ik wil ook de lagen blootleggen die auteur Edward Albee erin stopte en die een politieke dimensie hebben. Geen concrete politieke thema’s, maar politieke mechanismen. Hoe komt het dat wanneer je je partner probeert te overtuigen van iets wat voor jou van emotioneel belang is, dat zo snel op een machtsspel begint te lijken? Wat voor effect heeft het als buitenstaanders getuigen zijn van die machtsspelletjes? Is dat jonge koppel dat eerst toekijkt onschuldig of medeplichtig? Wanneer het daarna meegesleurd wordt in de ruzie, merk je dat het ook leiding en macht wil verwerven in het gezelschap. En wat zich in het stuk afspeelt tussen de vier muren, speelt ook erbuiten in bredere samenlevingsverbanden.
Albee heeft met dit stuk uit 1962 illusies willen ontmantelen, en niet alleen die van het sprookjeshuwelijk.
Arslan: Ook die van de American dream in het algemeen. Hij was dan ook niet tevreden over de manier waarop het in het begin geregisseerd werd, en ook niet over de verfilming. Daarom heeft hij de tekst nog aangepast, de oorspronkelijke titel Exorcism gewijzigd, en heeft hij het stuk nadien ook zelf geregisseerd. Als je het alleen als een relatiedrama speelt, mis je iets. Albee geeft kritiek op de manier waarop zowel links als rechts de maatschappij aanpakken. De namen George en Martha verwijzen naar George en Martha Washington, het eerste presidentiële paar van de VS en de geestelijke ouders van de American dream. Het andere koppel heette eerst Dear en Honey maar daarna Nick en Honey, naar Nikita Chroesjtsjov. Als George het heeft over chromosomen en het feit dat mensen op elkaar gaan lijken, heeft hij het over communisme.
Welke rol speelt het kind van George en Martha, dat er nooit is geweest?
Arslan: Ik denk dat tussen hen beiden een grote liefde heeft bestaan, en dat die er nog steeds is. Maar hun carrière en alle andere samenlevingspatronen waar ze in meelopen, zijn voor die liefde een obstakel geworden. Het kind was misschien een poging om het goede gevoel van de liefde te bewaren, maar dat verhaal heeft door de spanningen, veroorzaakt door de verwachtingspatronen van de samenleving, ook niet standgehouden. Het vertroebelde hun verwachtingen van elkaar die ze in hun discussies nooit duidelijk hebben gemaakt.
Hoeveel heb je van de oorspronkelijke tekst overgehouden?
Arslan: Een derde is weg. Dat was moeilijk, maar Albee maakte de tekst lang omwille van het exorcistische aspect, en daar heb ik minder nood aan.
Je voegt ook elementen toe, zoals die twaalf extra stemacteurs op het podium.
Arslan: Zij fungeren niet als een klassiek koor, maar door de aanwezigheid van die twaalf stemmen en lichamen op de scène wordt wat de acteurs zeggen, versterkt, tegengesproken, afgezwakt of gedestabiliseerd. De politiek van de woorden en de manier waarop ze worden uitgesproken, krijgt op die manier profiel. We laten de correcte en de politiek correcte kanten zien. Geleidelijk aan ontvouwt zich een spel van hiërarchie, groepsdruk en macht. Het private wordt automatisch ook publiek. De confrontatie tussen individu is van bij de eerste zinnen al helder. En de way of politics speelt ook bij het publiek, zonder dat zij expliciet voelen dat ze medeplichtig zijn of gemanipuleerd worden. Het zal zich net als bij Nachtelijk symposium weer vrij door de ruimte kunnen bewegen en aangemoedigd worden om uit de comfortzone te treden – ook al is niemand ergens toe verplicht.
Lees meer over: Podium
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.