De Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen bestaan 175 jaar. Er zijn ondertussen veel te veel chocolatiers, zeggen bezoekers en bewoners van de passage, maar het is nog steeds een uitzonderlijk mooie plek. “Ik blijf hier tot mijn dood,” zo klinkt het bij een van de huurders.
| De overdekte Sint-Hubertusgalerijen.
De Sint-Hubertusgalerijen werden vlak na het ontstaan van ons land bedacht door de jonge Nederlandse architect Jan-Pieter Cluysenaar, die later ook het Koninklijk Conservatorium zou ontwerpen. In 1836 kwam hij met het plan voor een lange, met glas overdekte winkelgalerij, een primeur in Europa. De galerij moest verrijzen tussen de Warmoesberg en de Grasmarkt, in die tijd een doolhof van vuile straatjes waar de bourgeoisie zich niet meer vertoonde. Het was de bedoeling om met een luxegalerij opnieuw een deftig publiek aan te trekken.
Het duurde nog jaren voor de plannen concreet werden en er geld gevonden was. De Stad Brussel steunde het project en de noodzakelijke onteigeningen, maar had geen geld. Dus werd gekeken naar privé-geldschieters. Acht welgestelde liberale Brusselse families waren bereid de galerij te financieren en richtten in 1845 een vennootschap op. Een jaar later kon de bouw beginnen en nog een dik jaar later, in juni 1847, werd het bouwwerk in neo-renaissancestijl met zijn zalmroze gevels, standbeelden en bustes ingehuldigd door koning Leopold I: twee overdekte straten van telkens ruim honderd meter, de Konings- en Koninginnegalerij met, dwars erop, de kleine Prinsengalerij. Het geheel kreeg de naam Sint-Hubertusgalerijen, naar het beekje dat er ooit stroomde.
De galerijen waren een commercieel succes, met dank aan de luxewinkels die zich er al snel vestigden. Zo opende de Zwitser Jean Neuhaus in 1857 een apotheek in de Koninginnegalerij, waar na verloop van tijd behalve zalfjes en pilletjes ook chocolaatjes werden verkocht.
Ook had de passage een grote culturele uitstraling. Er was het Théâtre des Galeries, een zaal met negenhonderd stoelen waarvan het plafond later door de surrealist René Magritte verfraaid zou worden met een wolkenhemel. In 1884 kwam er nog een tweede theater bij toen de bloemenmarkt werd omgevormd tot Théâtre Vaudeville. Een paar jaar later vond in de galerij de eerste publieke filmvoorstelling door de gebroeders Lumière buiten Frankrijk plaats. Dat was in een zaaltje van de toenmalige krant La Chronique. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam er een echte bioscoop, de Cinéma des Galeries. De filmzaal en theaters zijn er vandaag nog steeds. De galerij was erg in trek bij schrijvers en dichters. Multatuli hing er rond, Victor Hugo kwam er zijn maîtresse bezoeken, en de dichter Paul Verlaine kocht in de wapenwinkel het pistool waarmee hij even later op zijn minnaar Arthur Rimbaud zou schieten.
Privébezit De eigenaars van de galerijen koesteren de geschiedenis van hun beschermde monument. Ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan bevestigden ze onlangs een blauwe gedenkplaat op een hoek van de Koningsgalerij. Eind van dit jaar verschijnt er een boek en is er een expo over de geschiedenis.
Wat weinigen weten, is dat de passage vandaag nog steeds privébezit is. Het merendeel van de aandelen van de nv Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen zit zelfs nog bij de nazaten van de oorspronkelijke aandeelhouders. Onder hen de familie Grosjean, die zich sinds jaar en dag bezighoudt met het dagelijkse beheer. Vader Alexandre is tegenwoordig voorzitter, zijn dochter Philippine gedelegeerd bestuurder. Zij behoort tot de zesde generatie en is de eerste vrouwelijke CEO in het bestaan van de galerij.
Ze ontvangt ons in de vergaderzaal van hun kantoor, gevestigd op nummer 5 van de Koningsgalerij. Aan de muur hangen grote portretten van architect Cluysenaar en de andere initiatiefnemers. “Cluysenaar was een visionair, hij wilde echt een plek maken waar mensen konden werken, zich ontspannen en ook wonen,” zegt ze. “Dat biedt de galerij vandaag nog allemaal. Het is een ministad te midden van het îlot sacré.”
Maar deze ministad, die jaarlijks zes miljoen bezoekers trekt, vraagt veel inspanningen en investeringen. “De passage is geen openbare weg, hoewel de Stad Brussel wel een recht van doorgang heeft. Wij staan dus in voor alle onderhouds- en restauratiewerken.” Al dertig jaar is de vennootschap bezig met de renovatie van de galerijen. Het glazen dak en de gevels van de Konings- en Koninginnegalerij werden een tijd geleden al gerestaureerd. “Nu pakken we de Prinsengalerij aan,” zegt Grosjean.
Sinds een jaar of twintig heeft de nv haar werkgebied nog uitgebreid. Er worden ook gebouwen in de omgeving aangekocht en opgeknapt, op de Grasmarkt en de Huidenmarkt, en in de Bergstraat en de Arenbergstraat. Grosjean: “Op die manier willen we de hele buurt wat meer glans geven. Het heeft weinig zin dat wij de galerij renoveren als vlak ernaast een gebouw staat dat volledig onderkomen is.”
Chocolatiers Qua horeca en winkels telt de galerij nog altijd enkele vaste waarden als Mokafé, Taverne du Passage, Tropismes, Delvaux, Ganterie Italienne en paraplu- en hoedenwinkel Monsel. “De galerij is een ideale plek in de stad voor een winkel als deze, ik voel me bevoorrecht om hier te kunnen zitten,” zegt Vincent Pauwels, uitbater van Monsel. “Maar de jongste jaren zijn er helaas veel te veel pralinewinkels bijgekomen.”
Inderdaad, behalve Neuhaus hebben ook Godiva, Corné, Leonidas, Mary en Marcolini tegenwoordig hun winkel in de passage. De forse groei van de chocolatiers, die de plek innamen van andere speciaalzaken, is een veelgehoorde verzuchting. “De chocolatiers vestigen zich hier vanwege de vele toeristen,” reageert Philippine Grosjean. “Men verwijt ons dat het er te veel zijn. Maar wij hebben dat niet helemaal in de hand. Handelaars kunnen zelf hun huur overdragen aan een ander en ik moet als eigenaar een goede reden hebben om de nieuwe huurder te weigeren.” Grosjean heeft nu wel beslist dat er geen pralinewinkels meer bijkomen. “Mijn droom is om van deze plek een uitstalraam van het hele Belgische savoir-faire te maken.”
Ook Bob Charlier, die al 45 jaar achter de toog van de Mokafé staat, zag het aandeel toeristen in zijn cliënteel toenemen. “Vroeger had je al die pendelaars van de KBC en andere bedrijven in de buurt. Die zien we niet meer. Ik moet het nu vooral van toerisme en evenementen hebben. Ook een aantal vaste klanten uit bijvoorbeeld Ukkel of de Rand zijn weggebleven doordat ze hier minder makkelijk met de auto geraken.”
Gelukkig heeft hij wel nog een schare zeer trouwe klanten uit de omgeving, onder wie enkele huurders van de appartementen in de galerij. Peter van der Hijden, een Nederlandse oud-EU-ambtenaar, bijvoorbeeld. Van der Hijden, een opvallende verschijning met zijn vlinderdasje en panamahoed, woont sinds een jaar of zeven in de galerij. Momenteel betrekt hij met zijn vrouw een stijlvol ingericht appartement op de tweede verdieping, schuin boven de Mokafé. “We zitten er bijna dagelijks en streven ernaar om er niet vaker dan drie keer per week ook te eten,” grapt hij.
Galerijgeluiden
In de galerij worden tegen een redelijke prijs ruim zeventig appartementen verhuurd, op de eerste en tweede verdieping, maar er zijn ook appartementen gemaakt van de vroegere chambres de bonne, onder het dak. De woningen zijn te bereiken via smalle, nogal donkere trappenhuizen, sommige met een piepklein liftje. Verschillende appartementen zijn intussen gerenoveerd, maar lang niet allemaal. Dat laatste was voor een oud-huurder een reden om na lange tijd te verhuizen. “Het is een heel charmante plek met een schitterende geschiedenis, maar ik moest altijd een champagne-emmer in de badkamer zetten omdat het binnenregende,” vertelt hij. Ook kreeg hij steeds meer last van het nachtlawaai uit de omliggende straten en van de almaar uitdijende zee van toeristen in de galerij.
Peter van der Hijden heeft in zijn gerenoveerde appartement, dat aan de achterkant uitkijkt op een rustig koertje, nergens last van. Vooraan, in de living, staan de ramen wijd open. “Ik hou van de typische geluiden en ambiance van de galerij, vooral van de vroege ochtendgeluiden, als de passage ontwaakt en het poetsen begint. Daarna stijgen de eerste koffiegeuren op. Ik sta elke dag met goeie zin op.” De vele toeristen ziet hij als een decor en een terras of tuin heeft hij niet nodig. “De Mokafé is ons terras en door het glazen dak maken we de vier seizoenen mee. Als het regent, is het fantastisch, heel dramatisch.”
Nee, Van der Hijden gaat hier niet meer weg. In zijn werkkamer staat een lichtgroene fluwelen bank die nog van zijn moeder geweest is. “Hier op deze bank ga ik sterven.” Maar eerst gaat hij samen met een buurvrouw een galerie annex boekhandel openen in de Prinsengalerij, op de plek waar vroeger kledingzaak Danaqué zat.
Het enige wat hij jammer vindt is dat het niet simpel is om bevriend te raken met de nogal gereserveerde Belgische buren. “We komen hier niet bij elkaar over de vloer.” Wel worden er onder buren kranten uitgewisseld. Of wordt de werkster gedeeld, zoals hij doet met overbuur Peter de Caluwe.
“De Mokafé is ons terras en door het glazen dak maken we de vier seizoenen mee”
Die huurt een ruim appartement op de eerste verdieping sinds hij vijftien jaar geleden directeur werd van operahuis De Munt. “Als student kwam ik al in de Mokafé en toen nam ik me voor om hier ooit te komen wonen,” vertelt De Caluwé. Het appartement is prachtig gedecoreerd met antieke meubelen, schilderijen, foto’s in barokke kaders, oude boeken, Delfts porselein en ook een opgezette vogel. Binnenkort installeert de verhuurder een nieuwe keuken en badkamer. “Toen wij hier destijds aankwamen, was het meer een soort studentenkot en zaten er muizen. Wij hebben de linoleum weggehaald, de plankenvloer geschuurd en alles geschilderd.”
Voor De Caluwe is deze plek een pied-à-terre, nauw verbonden met het werk. Zijn echte huis, met tuin, staat in Dendermonde. “Dit appartement is ideaal om mensen te ontvangen, het is een representatieve plek die goed past bij De Munt. Beide stammen uit ongeveer dezelfde periode. Ik hou van die tijd, de tijd waarin de burger macht kreeg.”
De Caluwe overnacht hier drie, vier keer per week. “Het is heel handig als je laat moet werken. En je kan hier om de hoek in l’Ogenblik nog tot middernacht iets te eten bestellen.”
Veel nadelen aan het wonen op deze uitzonderlijke plek ziet hij niet. Af en toe zijn er toeristen die heel luid zingen en het gesjouw met spullen is soms lastig zonder lift.
“Ik ben hier echt graag, het is een kleine wereld,” zegt hij, terwijl hij vanuit het open raam zwaait naar een kennis die beneden voorbijwandelt. “Het geroezemoes in de galerij vind ik rustgevend. Het regent nooit en er hangt altijd een goeie vibe.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Economie , Samenleving , Sint-Hubertusgalerijen , Koningsgalerij , Koninginnegalerij , Prinsengalerij , ilot sacre , Jan-Pieter Cluysenaar , shopping , winkelen , nv Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.