Het inschakelingscontract dat de Brusselse arbeidsbemiddelingsdienst Actiris aanbiedt aan jonge werkzoekenden die ver van de arbeidsmarkt staan, is weinig effectief. Meer nog: het verlaagt zelfs de kans op een baan, blijkt uit een evaluatie van het Federaal Planbureau. Er geldt wel één uitzondering: voor vrouwen die uit de arme buurten van de hoofdstad komen.
Brussels inschakelingscontract voor werklozen schiet doel voorbij
Het inschakelingscontract is een tewerkstellingsmaatregel in Brussel die gericht is op jonge werkzoekenden die ver van de arbeidsmarkt staan. De jongeren zijn vaak laaggeschoold, hebben veelal een niet-Europese nationaliteit of wonen in arme buurten. De maatregel bestaat sinds 2016. Het gaat om een gesubsidieerd arbeidscontract van twaalf maanden in de overheids- of non-profitsector. Door jongeren een langdurige werkervaring te geven, hoopt de overheid dat ze zich kunnen integreren in de arbeidsmarkt.
Volgens het Federaal Planbureau wordt het doelpubliek met deze maatregel wel bereikt, maar het resultaat is ronduit teleurstellend. Na een jaar heeft meer dan de helft (58 procent) geen langdurige baan, zo blijkt. Zo'n 46 procent heeft zelfs geen kort contract, van minstens een maand.
Meer nog: voor de hele groep blijkt het inschakelingscontract zelfs een negatieve impact te hebben op de inschakeling op de arbeidsmarkt, zegt het Planbureau. Er geldt wel één uitzondering: voor vrouwen die wonen in een wijk van de arme sikkel en/of met een niet-Europese nationaliteit is er wel een hogere kans om een job te vinden.
'Springplank-effect'
"In de analyse wordt rekening gehouden met het feit dat deelnemers mogelijk een baan hadden kunnen vinden in plaats van deel te nemen aan een inschakelingscontract. Dat effect wordt 'locking-in-effect' genoemd aangezien de begunstigden tijdens de deelname 'vastzitten' en niet (of minder) op zoek gaan naar ander werk," aldus het Planbureau. Dit effect is "zeer aanwezig" bij het inschakelingscontract, net omdat het geldt voor twaalf maanden.
"Weinig begunstigden korten hun deelname in om een andere baan te starten." Het Planbureau schat dat een kwart na twaalf maanden een baan zou hebben gevonden als ze niet hadden deelgenomen aan het programma. Na die twaalf maanden ontstaat wel een "springplankeffect" voor zij die hadden deelgenomen, maar dat effect is na twee jaar volledig uitgespeeld. Uiteindelijk ligt de deelname aan de arbeidsmarkt structureel lager dan zonder deelname.
Ook het feit dat veel inschakelingscontracten gebeuren in vzw's met minder financiële middelen om de begunstigde na afloop in dienst te nemen, hypothekeert het succes. "In de gemeenten en OCMW's is de deelname aan het inschakelingscontract aanzienlijk doeltreffender," klinkt het. Tot slot opent het inschakelingscontract ook de weg naar een werkloosheidsuitkering voor een aantal van de deelnemers.
Ervaring volstaat niet
Uit de studie blijkt nog dat laaggeschoolden minder gebaat zijn bij een inschakelingscontract dan hooggeschoolden. De ervaring die een laaggeschoolde opdoet, blijkt vaak niet voldoende om door te stromen naar een vaste job. Vandaar dat het Planbureau aanbeveelt om tijdens het contractjaar vaker een beroepsgerichte opleiding te organiseren.
"Dit zou het springplank-effect van de deelname kunnen vergroten doordat de begunstigden ook de technische/specifieke vaardigheden bij een andere werkgever kunnen gebruiken". Het pleit ook voor begeleiding bij de zoektocht naar een andere baan aan het einde van het inschakelingscontract.
Lees meer over: Brussel , Economie , Actiris , arbeidsmarkt , tewerkstelling , jongerenwerkloosheid , werkloosheid