Hotel Van Belle blijft trouw aan Bergensesteenweg
In 1905 verliet Pierre-Pol Vanbelle de ouderlijke keuterboerderij in het West-Vlaamse Pollinkhove. Op klompen trok hij naar Brussel, waar hij aan de slag ging als kelner. Al gauw begon hij een eigen café, op nummer 41 van de Bergensesteenweg. Dat café was nog maar goed open of Pierre-Pol Vanbelle, die in de familieannalen te boek staat als nonkel Piet, maakte er een restaurant van. Marie Dolphen, zijn vrouw, stond achter het fornuis.
Hoewel het in die tijd nog de gewoonte was om 's middags lang te tafelen, koos Vanbelle voor een ander concept: simpele, goedkope en vooral snelle maaltijden, bedoeld voor de lagere middenklasse uit de buurt. "Hij serveerde gerechten als stoemp, biefstuk of tongfilet, dat was toen nog een goedkope vis," vertelt Pierre Vanbelle. "Wie klaar was met eten, werd aangemaand om plaats te maken voor de volgende. Het moest vooruitgaan. Zo kwam hij aan drie- tot vijfhonderd couverts per middag."
Ook het raam van het pand werd benut: in de zomer verkocht nonkel Piet er ijsjes, in de winter frieten.
Vanbelle & Van Belle
In de jaren 1920 kwamen er meer en meer hoedenmakers vanuit Luik in de buurt van de Bergensesteenweg werken. Ze bleven van maandag tot vrijdag in Brussel. Dus maakte nonkel Piet, voortvarend als hij was, gastenkamers boven zijn restaurant. In 1934 bouwde hij, met het oog op de Wereldtentoonstelling, een heus hotel met vijf verdiepingen op het aangrenzende perceel. "Hij noemde het hotel-restaurant Van Belle, in twee woorden, omdat dat mooier stond. Het was nochtans heel eenvoudig, zonder lift, zonder verwarming en zonder sanitair," vertelt Pierre Vanbelle.
Tijdens de oorlog werd het ingepalmd door de Duitsers en later door de Amerikanen. Na de oorlog nam Germain, de zoon van Pierre-Pol, het hotel over. "Dat waren heel zware tijden. Alleen in de zomer kwamen er enkele klanten. Mijn ouders hebben tien jaar lang gesukkeld, ze waren bijna failliet," aldus Vanbelle.
Queen Anne
De Wereldtentoonstelling van 1958 betekende hun redding. "Zes maanden lang was ons hotel, dat tegen die tijd sanitair op de gang had en vier kamers met een eigen badkamer, volgeboekt. Het was het begin van het grotepubliekstoerisme. Iedereen wilde reizen. Mijn vader ontdekte het gat in de markt van de groepen die simpele hotels willen."
Het hotel werd in de loop der jaren uitgebreid en het comfort alsmaar verbeterd. In het begin van de jaren 1980 nam de derde generatie - Pierre Vanbelle en zijn twee zussen - de fakkel over. Het hotel kreeg een nieuwe vleugel van zestig kamers en de familie kocht er een tweede hotel bij, de Queen Anne in de Émile Jacqmainlaan.
De Vanbelles hebben nog plannen voor een derde hotel in die buurt. Dat is wellicht iets voor de vierde generatie, die zich momenteel opwarmt om in de familiezaak te stappen. "Maar zij hebben universiteit gedaan, geen hotelschool zoals ik," aldus Vanbelle.
Prijspolitiek
Vandaag richt het hotel zich vooral op individuele budgetreizigers en niet meer zozeer op groepen. "Die gaan liever naar grote hotels. Er komen wel groepen eten in ons restaurant."
Per jaar krijgt het hotel zo'n zestigduizend klanten over de vloer. Tijdens de week komen vooral zakenlui, in het weekend toeristen. De gemiddelde bezettingsgraad ligt op 75 procent. "Daar zijn we tevreden mee," vertelt Vanbelle.
Om dit niveau te halen, wordt er soms hard op de prijs gespeeld. "Als we nog tien vrije kamers hebben en we krijgen een boekingsaanvraag, dan kijken we hoe de situatie in de stad is. Als alles vol is, gaan we iets omhoog met de prijs. Maar als er nog veel kamers over zijn, dan zakken we. Want elke kamer die je niet verkoopt, is verloren. Een hotelkamer kun je niet stockeren."
Is het een groot nadeel om niet in het centrum, en niet in een aantrekkelijke buurt te liggen? "Ik zou liever meer in het centrum liggen, maar dan zouden de prijzen dertig procent hoger liggen," zegt Vanbelle. Hij wijst naar de deurmat waarop in grote letters Welkom in Kuregem staat. "Ik heb me nooit over de ligging geschaamd. Ik zit nu eenmaal in Kuregem en kom er ook voor uit. Mijn grootvader heeft zich destijds bewust aan de Bergensesteenweg gevestigd omdat hij vond dat deze buurt het beste paste bij zijn nederige afkomst. Hier voelde hij zich het meest op zijn gemak."
Als buitenlanders vragen in wat voor buurt het hotel zich bevindt, dan antwoordt Vanbelle dat het in een volkswijk ligt. "Mensen die zelf in een grootstad wonen, zijn dit soort buurten gewend. Plattelandsmensen kijken soms wel verbaasd op. Dat is zo. Maar we hebben ook heel wat troeven. Die moeten we uitspelen. Onze kamers zijn goedkoop, we hebben een eigen busje dat gasten ophaalt aan het Zuidstation, we zitten buiten het centrum en dus buiten de files en bovendien hebben we naast het hotel een parkeerterrein, zowel voor auto's als voor bussen. Er zijn niet veel hotels in Brussel die dat kunnen zeggen."
Lees meer over: Economie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.