Interview: Bernard Leboucq, jonge Brusselse brouwer
H et is vrijdag en feestdag. Maar niet voor Bernard Leboucq. Vrijdag is zijn leveringsdag. "Ik was al om zeven uur in Dottenijs om mijn camionette vol te laden." Brasserie de la Senne in Dottenijs?! "Vijf jaar geleden ben ik begonnen in Sint-Pieters-Leeuw, in wat ooit de geuzestekerij Moriau was. Tweehonderd vierkante meter maar, en na drie jaar was het al te klein om rendabel te kunnen werken. Mijn omzet volstond net om huur en facturen betalen. Daarom ben ik op zoek gegaan naar een nieuwe locatie, en in afwachting ben ik gaan brouwen bij een collega, De Ranke in Dottenijs."
"Ik wilde per se in Brussel blijven. Niet alleen omdat ik Brusselaar in hart en nieren ben, ook omdat ik mijn beste klanten hier heb. Maar makkelijk was de zoektocht allerminst: zowat al het leegstaande industriële erfgoed van Brussel is met de jaren omgevormd tot lofts. Met de hulp van de Gomb (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel, red.) heb ik na twee jaar uiteindelijk toch een geschikte locatie gevonden. Langs de Gentsesteenweg, vlak bij de begraafplaats van Molenbeek. Duizend vierkante meter, plaats genoeg voor de komende dertig jaar. Als alles naar wens verloopt, kunnen we er in september beginnen te brouwen. De Gomb is niet alleen een heel grote steun gebleken bij de zoektocht, maar ook bij het vastkrijgen van de nodige vergunningen. Supergoed werk leveren die mensen in Brussel."
Zinneke Parade
Hoe het allemaal begon, vertelt Leboucq me bij een goed glas van eigen brouwsel. Aan de toog van Moeder Lambic, het biercafé par excellence in de schaduw van het gemeentehuis van Sint-Gillis. Een Taras Boulba van het vat. Lichtblond, troebel, met een stevige hopsmaak en verfrissende citrustoetsen. Maar 4,5 graden alcohol, en toch is de smaak vol als dat van een zwaarder bier.
"Ik hou het meest van verfrissende bieren zonder veel alcohol en met een goede bitterheid. Complex, maar toch dorstlessend," zegt de brouwer, die van opleiding trompettist is. "Brouwen was lang een hobby. Ik ben begonnen in een kraakpand in het vroegere Héron, langs de Gulden Vlieslaan. Dat is nu al jarenlang braakliggende grond, met de groeten van de projectontwikkelaars. Drie jaar heb ik er gewoond, tot de boel werd platgelegd. We hebben er culturele projecten en een sociaal woonproject uitgewerkt. Er was ook een kleine bar met een restaurant en daar ben ik bier beginnen te brouwen voor de klanten. Er professioneel iets mee aanvangen was toen nog niet in me opgekomen. Tot de voorzitster van de Zinneke Parade me in 2002 belde met de vraag of onze vzw iets kon doen voor het evenement. Ik zag niet onmiddellijk iets, zij stelde me voor een Zinnebier te brouwen. Een prachtidee, mijn bier was dat jaar de dorstlesser van de stoet. Voor mij was het ook het kantelmoment: 'Waarom niet fulltime brouwer worden?' Daarop ben ik aan de slag gegaan in Sint-Pieters-Leeuw."
"Het begin was moeilijk. Van nul eigenlijk, zonder één klant. Twee jaar heeft het geduurd om een klantenkring uit te bouwen. Nu heb ik ondertussen twee partners en een halftijdse bediende."
"Brussel is een superstad om bier te brouwen. De Brusselaar is weliswaar trots op zijn streekproducten, maar blijft gezond nieuwsgierig. Ons bier loopt hier dan ook uitstekend, maar we hebben ook een grote verdeler in Gent, veel vraag in West-Vlaanderen, met name in Brugge, en ook Antwerpen en de Rand rond Brussel zijn mee. Wallonië blijft een moeilijk gebied: de Walen zweren nu eenmaal bij hun Chimay en Leffe. Maar door de bank genomen gaat het goed met het ambachtelijk bier in België. De brouwers die een goed product maken, komen aan hun trekken."
"Ik ben begonnen in het milieu van de vzw's, en dat zijn nog altijd goede klanten. Die mensen hebben graag iets anders dan een doorsnee bier. Met een Maes of een Jupiler hoef je niet bij hen aan te komen. Ook aan cafébazen als die van Moeder Lambic heb ik veel. Mensen met een visie, voor wie geldgewin niet op de eerste plaats komt. Hier werken ze alleen met goede ambachtelijke brouwerijen. Belangrijk, want - geloof me - er zijn er ook slechte. Deze mensen zijn in de brouwerij geweest om te kijken en te leren, zodat ze de klanten een professionele uitleg kunnen geven. Zulke horecamensen zijn onze spreekbuis, en dat is van onschatbare waarde."
België boven
Het is Leboucqs bedoeling om vooral een brouwer voor de Belgen te blijven, "in tegenstelling tot veel Belgische brouwers die alleen produceren voor het buitenland. Maar 'België boven' wil nog niet zeggen dat we het buitenland links laten liggen. Zo zijn we net terug van de Verenigde Staten, waar we onze verdeler hebben bezocht. Heel interessant: we zijn er de cafés gaan bezoeken die onze bieren op de tap hebben. In Philadelphia, New York, Boston en Portland. Een tiental cafés, en ter plekke hebben we vijf bijkomende bars vastgelegd die ons bier op vat zullen hebben. Om contractueel alles op punt te krijgen binnen de nieuwe financiële constellatie die we voor ogen hebben, was het bovendien echt weleens nodig de grote plas over te steken. De Verenigde Staten zijn een enorm interessante markt. De mensen zijn daar echt nieuwsgierig naar artisanaal gebrouwen buitenlandse bieren. En is het in België moeilijk bieren op vat te hebben omdat veruit de meeste cafés het eigendom zijn van de grote brouwerijen, dan ligt dat in de States helemaal anders: de meeste café-uitbaters zijn daar onafhankelijk van de grote brouwerijen."
Stijliconen
De etiketten van de bieren van Brasserie de la Senne zijn kunstwerkjes op zich. Met heel veel gevoel voor esthetiek - de jaren 1930, stijliconen van de communistische propaganda - of, in het geval van Taras Boulba, humor. "Er wordt in samenspraak ontworpen. De eindbeslissing ligt bij mijn neef, Jean-Sebastien Goovaerts, die nu ook voor Philippe Geluck en zijn 'Le Chat' in Le Soir werkt. Het belang van een mooi, doordacht etiket mag je zeker niet onderschatten. Onze eerste clientèle herkent ons door ons bier, maar de tweede golf komt een beetje door de stijl, door de beelden."
"Ook in de namen van onze bieren proberen we origineel te zijn, en bij voorkeur iets tussen Nederlands en Frans in te vinden. Zoals Zinnebir. Bir heeft iets Franstaligs, maar je spreekt het op z'n Nederlands uit. De naam van onze tripel, die nu net als Taras Boulba op vat staat in de Poesjenellenkelder, is dan weer geïnspireerd door de Belgische Revolutie. Het verhaal van een gewezen soldaat van Napoleon die met zijn kanon van Luik naar Brussel is gereisd om de revolutie te ondersteunen. De tekening van Taras Boulba is ook geïnspireerd op de geschiedenis. Taras Boulba was een Kozak die ten tijde van de godsdienstoorlog met Polen zijn zoon doodde omdat die het had aangedurfd met een Pools meisje te trouwen. Op ons etiket staat een vader op het punt zijn zoon het hoofd in te gooien met een vat bier, omdat die met een meisje uit Wallonië is getrouwd. Met de nodige uitleg in het Brussels. Grappig, maar ook perfect om de zinloosheid van onze communautaire problemen te illustreren," vertelt de Franstalige Leboucq me in het Nederlands.
"Ik heb zoals elke Franstalige Belg van mijn generatie negen jaar Nederlands gekregen op school, maar het resultaat was allerminst fantastisch te noemen. Door de contacten met mijn klanten heb ik Nederlands geleerd. Je kunt dus min of meer zeggen dat ik Nederlandstalig Brussel heb ontdekt via mijn bier, en ondertussen heb ik zelfs al wat woorden West-Vlaams geleerd, door mijn collega's in Dottenijs. Nederlands is inderdaad geen makkelijke taal, maar wel boeiend. Talenkennis is en blijft superbelangrijk, dé basis om contacten te leggen, dé basis voor economisch succes. Zo spreek ik ook nog eens een mondje Spaans, want mijn vrouw is Catalaanse. En door mijn kennis van het Spaans heb ik ook nogal wat klanten in Spanje.
Lees meer over: Sint-Gillis , Economie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.