Winst maken en tegelijk bijdragen aan een betere maatschappij, het kan wel degelijk. Dat is de kernidee van de Impact Week die vanaf volgende week in Brussel plaatsvindt. Een van de trekkers is Piet Colruyt, die in Brussel ook een Impact House oprichtte. “Onze pensioenfondsen zijn nog helemaal niet mee.”
| Piet Colruyt: “In Brussel zijn veel toffe initiatieven en innovaties, het komt erop aan ze op het goede moment te ondersteunen.”
Wie is Piet Colruyt?
- 53 jaar
- Studeerde burgerlijk ingenieur-architect en filosofie in Leuven
- Behoort tot de derde generatie Colruyts
- Bezieler van Impact House, waar onder meer de G1000 en Klimaatzaak huizen
- Woont in Everberg
De wereld verbeteren: dat is de ambitie van Piet Colruyt (53), neef van Colruyt-topman Jef. Als vijftienjarige wilde hij dat doen door pastoor te worden, maar een opleiding filosofie deed hem van zijn geloof vallen. Nu probeert hij de status quo te doorbreken via impactfinanciering: investeren in organisaties die oplossingen bieden voor maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering, vergrijzing, vervuiling of ongelijkheid. Omdat die investeringen vaak riskanter zijn of een lager rendement opleveren, laten klassieke investeerders ze nog vaak links liggen. Maar volgens Colruyt zit daar net de toekomst.
“Lossen elektrische wagens al onze problemen op? Neen, want als iedereen een elektrische wagen koopt, blijft de voetafdruk gigantisch”
“Met Colruyt deden wij al fantastische dingen, zoals offshore windenergie. Alleen kwam ik op de raad van bestuur telkens met dezelfde vragen. 'Zouden we een niet nog groter risico nemen? Zouden we niet een nog lager rendement aanvaarden?' Daarop zeiden mijn neven: 'Heel goed Piet, maar doe dat met uw eigen centen.' Dat heb ik in 2010 dan ook gedaan, na mijn midlifecrisis (lacht). Ik richtte de investeringsholding Impact Capital op en uiteindelijk heb ik hier in Brussel het Impact House uit de grond gestampt: een ecosysteem van ambitieuze organisaties, financiers, knowhow en netwerken. Onder meer Klimaatzaak en de G1000 hebben er hun stek."
En nu organiseert u ook een Impact Week.
Piet Colruyt: Zo'n impact-meerdaagse bestond al. Vorig jaar vond ze plaats in Porto, daarvoor in Den Haag. Nu is het de beurt aan Brussel, waar we het ambitieuze Impact Finance Institute lanceren, een netwerk dat alle impactfinanciers in België moet groeperen.
We hopen dat de week een hefboom kan zijn om dingen in beweging te krijgen. Bankiers, pensioenfondsen en stichtingen zullen er projecten leren kennen die goed zijn voor de mensheid, of voor de planeet. Dat kunnen nieuwe projecten zijn, die financiering nodig hebben – die ondernemers mogen pitchen voor een zaal vol investeerders. Maar er worden ook bestaande projecten gepresenteerd, die tonen dat impactfinanciering werkt.
Kunt u een voorbeeld geven van zo'n succesvol project?
Colruyt: Investeren in socialewoningbouw. Je hoort vaak dat daar geen geld voor is, maar wij hebben het tegendeel bewezen. In Brussel zijn we gestart met Livingstones. Met privékapitaal kochten we leegstaande of vervallen gebouwen op, renoveerden die en verhuurden die woningen later via socialeverhuurkantoren – dat bracht een rendement van 2 of 3 procent op. Dat pasten we daarna met Inclusio – ook een Brussels verhaal – toe op veel grotere schaal. Vandaag is dat een beursgenoteerde vastgoedvennootschap die in korte tijd 130 miljoen euro heeft opgehaald en intussen 1.300 woningen bouwde.
Waarom springen klassieke investeerders niet eerder op de kar?
Colruyt: Die is niet tevreden met een rendement van 2 à 3 procent. Zeker als het om iets nieuws gaat, wil die een nog veel hoger rendement. Rusthuizen energiezuinig maken bijvoorbeeld. Vaak is het gebouw in handen van een vastgoedbeheerder die er zich niet al te veel van aantrekt. Omgekeerd is de zorginstelling niet altijd bereid om veel in het gebouw te investeren. Daarom hebben wij als derde partij die gebouwen energiezuiniger gemaakt en met de bespaarde energie onze investeerders terugbetaald. Omdat die hele constructie toen nieuw en dus vrij risicovol was, wilden klassieke investeerders dat maar doen voor een return van 15 procent. Maar voor een impactfinancierder is de impact zo groot, kun je zoveel CO2 besparen, dat die het risico ook voor vijf procent wil nemen. Intussen zijn 190 rusthuizen onder handen genomen en zijn de banken ook aan boord gesprongen.
Als impactinvesteerder gaat u helemaal mee in de logica van rendement en groei. Tegelijk zeggen heel wat wetenschappers dat groene groei niet bestaat: groei leidt, ondanks innovaties, ook vandaag nog tot extra milieuschade.
Colruyt: Ja ... dat is de eeuwige strijd. Soms vraag ik me ook af of we al die grote partijen moeten proberen mee te krijgen, om zo de dingen te veranderen. Zouden we niet beter het hele systeem op de schop nemen en activist worden? (Twijfelt) De grote fout die gemaakt wordt in dat verhaal, is om groei alleen maar kwantitatief te brengen, als altijd maar meer en meer. Terwijl groei ook kwalitatief kan zijn.
Daar zullen bedrijven misschien anders tegenover staan.
Colruyt: Misschien, maar veel bedrijven zijn wel degelijk op zoek naar manieren om hun materiaalgebruik circulair te maken. Lossen elektrische wagens al onze problemen op? Neen, want als iedereen een elektrische wagen koopt, blijft de voetafdruk gigantisch. Maar wat er nu gebeurt bij Tesla zal toelaten dat later ook bussen elektrisch zullen rijden. Het is dus niet de eindoplossing, maar wel een stap in de goede richting.
Ook de overheid kan flink besparen, zegt u.
Colruyt: Zeker. Ik denk aan Duo for a Job. Daarbij wordt een werkloze nieuwkomer gekoppeld aan een gepensioneerde, een mentor. Als privé-investeerders hebben we de opleiding van die mentoren geprefinancierd, zo'n 2.000 à 3000 euro. Maar de kans dat die nieuwkomer nadien een job vindt in de eerste twaalf maanden, is toegenomen van 25 naar 57 procent. De terugverdientijd voor de overheid is minder dan zes maanden. Wij kregen ons geld met een mooie intrest terug, maar de maatschappelijke winst is het belangrijkste. We zijn blij dat Actiris nu rechtstreeks Duo for a Job betaalt.
Is impactfinanciering al een trend? Of is het nog altijd een marginaal fenomeen?
Colruyt: Wij schatten dat één procent van de investeringen onder impactfinanciering valt. Voor amper 0,1 procent mogen die projecten waarin geïnvesteerd wordt, ook minder rendabel zijn. Die cijfers zouden we maal tien willen doen. Als je kijkt naar het privékapitaal en de family offices (vermogensbeheerders van welstellende families, red.) die ermee bezig zijn, is België vergelijkbaar met andere landen. Maar pensioenfondsen bijvoorbeeld zijn hier helemaal nog niet mee. Terwijl ze in Nederland net voorlopers zijn in ethisch beleggen. Daar zit voor ons dus nog heel wat groeipotentieel.
Is de stijgende rente geen mogelijk obstakel voor impactfinanciering?
Colruyt: Wellicht wel. Vroeger kon je zeggen: het levert maar 3 procent op, maar dat is nog altijd 3 procent meer dan op je spaarboekje. Maar als je spaarboekje al 2 procent oplevert, moeten wij naar 5 procent gaan, wat voor sociale woningbouw moeilijk is. Aan de andere kant zijn spelers zoals pensioenfondsen ook tevreden met een lager rendement, als het maar zekerheid geeft.
Impactfinanciering zet in op innovatie. Hoe doet Brussel het op dat vlak? Is er een verschil met Vlaanderen en Wallonië?
Colruyt: Of er kwantitatieve verschillen zijn, kan ik niet zeggen. Wel is Brussel voor mij een fantastische plek om te werken. Alle problemen komen hier samen, maar alle kiemen van de oplossing zitten er ook. Er zijn heel veel toffe initiatieven en innovaties. Het is een kwestie van die op het goeie moment te ondersteunen en zo een verschil te maken.
Kunt u een voorbeeld geven?
Colruyt: Het is dan wel mijn eigen investering, maar DeltaQ vind ik zo'n veelbelovend voorbeeld. Het is een Brussels bedrijfje, een spin-off van 3E, dat met Artificial Intelligence de airconditioning in kantoren slimmer maakt, gewoon door rekening te houden met de weersomstandigheden en de bezettingsgraad. Nu wordt een kantoorgebouw ook in de lente tegen 7 uur 's morgens tot 21 graden warm gestookt. Maar tegen het moment dat de zon opkomt en de mensen aankomen, is het alweer veel te warm en moet je koelen. Opwarmen tot 18 graden is in dat geval voldoende, en daar zorgt die software voor. De energiewinst is gemiddeld 20 procent. Als alle kantoorgebouwen in de wereld dit zouden toepassen, besparen we 2 procent op de globale CO2-emissies.
Toch vreemd dat zelfs zo'n product wereldverbeteraars nodig heeft. Zeker met de huidige energietarieven kun je als kantooreigenaar toch een smak geld besparen.
Colruyt: (Lacht) Dat vinden wij ook. Maar het zit in de sector immobiliën, die niet toevallig immobiliën heet. Die zijn traag.
En hoe verhouden we ons tot het buitenland qua innovaties?
Colruyt: Dat gaat, maar traditioneel hebben we in België te vaak de reflex om meteen op zoek te gaan naar subsidies. Het is de vzw-logica, die je afhankelijk maakt van de overheid. In de Verenigde Staten bestaat een start-up gemiddeld negen maanden. In België is dat zeven jaar, vaak omdat er hier allerlei subsidies zijn waarmee je het toch nog een beetje langer kan proberen. Maar als je echt impact wil hebben, moet je opschalen en versnellen. Dat betekent ook de failure versnellen: er sneller de stekker uit trekken als het niet werkt. En dat is het probleem in België: we zijn al tevreden als we na zeven jaar nog bestaan. Terwijl de problemen zo groot zijn dat het veel ambitieuzer moet.
Dat klinkt hard.
Colruyt: Het gaat om impact. Neem nu Livingstones versus Inclusio: twee projecten met hetzelfde model. Livingstones had met één gesubsidieerde medewerker na tien jaar 22 appartementen. Terwijl Inclusio 1.300 woningen heeft gemaakt, en dat zonder enige subsidie. Voor mij is het duidelijk wat het meest impactvol is.
Lees meer over: Brussel , Economie , Samenleving , Impact Week , piet colruyt , impact house
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.