Net toen het foorseizoen volop op stoom moest komen, werden alle evenementen en dus ook de kermissen afgeblazen. In arren moede hebben sommige Brusselse foorkramers hun smoutebollentent dan maar op hun eigen oprit of naast hun woonst neergezet. “Zo verdienen we toch nog iets.”
| Frituur Vandermeulen: Jonathan Doop bakt nu frietjes voor de buren van de Drootbeekstraat.
Verbazing alom in de Lakense Drootbeekstraat toen enkele weken geleden op de stoep bij nummer 85 plots een reclamebord van een enorme frietzak verscheen. Het was een initiatief van Jonathan Vandermeulen-Doop (25), telg uit het foorkramersgeslacht Vandermeulen. De familie reist al zes generaties lang de kermissen af met een smoutebollen- en frietkraam en heeft haar thuisbasis in de Drootbeekstraat.
Op het grote terrein van de Vandermeulens staan achter elkaar een garage, een woning en een hangar, met ernaast een koer. Achteraan op die koer heeft Doop een grote eetkraam neergezet. Vanaf de straat maakte hij een veilig eenrichtingsparcours, afgebakend met spandoeken waarop oude familiefoto’s te zien zijn.
’s Middags en ’s avonds serveert hij hier de gebruikelijke kermisspecialiteiten, van frieten tot pommes d’amour. Een noodoplossing, zegt hij, nu alle kermissen en grote evenementen zijn geschrapt.
Doop helpt al sinds zijn tiende mee in de kraam van zijn ouders. “Wagens verplaatsen, frieten bakken, alles.” Toen hij achttien was, begon hij als zelfstandig foorkramer. Hij kocht oude kramen en moderniseerde die, ontwierp een nieuw, fris logo in de Belgische driekleur en vernieuwde de hele look van de 132 jaar oude familiezaak. Ondertussen heeft hij vier kramen en een hippe foodtruck. Die moesten deze lente rondtrekken van foor naar parade naar foor. “De kermis van Flagey, het Irisfeest, de Belgian Pride, overal zouden we staan,” zegt Doop.
“Die inkomsten vallen nu weg, terwijl onze vaste kosten gewoon doorlopen, de leasing van mijn camionette bijvoorbeeld. En we hebben vooralsnog geen perspectief voor de zomer.”
Doop besloot op de eigen koer oliebollen te bakken. Ook zette hij zijn kleine, hippe Frit’Kot neer bij Thurn & Taxis. Een formele vergunning heeft hij nog niet, maar de bevoegde schepen is op de hoogte, zegt Doop. “Ik heb hem uitgelegd dat we iets moeten doen om te overleven.”
Hij verdeelt zijn tijd nu over beide kramen en krijgt daarbij de hulp van zijn moeder. Heel lang zijn de wachtrijen ’s middags nog niet in de Drootbeekstraat. De apotheker van twee huizen verder en enkele andere mensen die wonen of werken in de buurt komen een frietje prikken. “Het moet nog wat beter bekend worden,” zegt Doop. Maar met de thuisleveringen erbij - een extra service deze dagen - heeft hij het toch aardig druk. “Achtentwintig smoutebollen, extra Nutella en één Poulycroc,” roept hij een telefonische bestelling door naar zijn moeder.
Hoe lang de frituur in de Drootbeekstraat openblijft? “Geen idee, in elk geval zolang er geen kermissen zijn.” Op de Zuidfoor, gepland van 18 juli tot 17 augustus, durft hij al niet meer te rekenen. “Hopelijk gaat Winterpret door, voor ons het belangrijkste evenement van het jaar.”
“Ik ben fin de carrière, maar voor mijn kinderen en de andere jonge foorkramers die leningen hebben, is de lockdown zwaar”
Harde noten
Ook de andere foorkramers hebben harde noten te kraken door het verbod op grote bijeenkomsten. Brussel telt ongeveer 120 foorreizigersfamilies. Het is een beroep dat doorgaans voortgezet wordt van vader op zoon of dochter. Zo ook bij de familie Dotremont, die haar uitvalsbasis heeft in Schaarbeek. Pater familias Walter Dotremont is inmiddels over de zeventig en met pensioen, zijn kinderen zetten de zaken voort. Ze hebben samen een tiental draaimolens en andere kinderattracties.
“Die zijn allemaal opgeborgen,” vertelt Dotremont. “En dat al sinds november, toen het vorige kermisseizoen afl iep.” Met kinderattracties valt er in coronatijden niets te verdienen. “Je kan moeilijk een eendjesviskraam op de stoep van je huis zetten.”
Dotremont, ook voorzitter van de vzw Verdediging Belgische Foorreizigers, begrijpt niet dat zelfs de kleine kermissen niet mogen doorgaan. “Brussel en omstreken telt heel wat kleine foren, met zes of zeven attracties. Dat moet toch kunnen.” Hij heeft het gevoel dat de forains een vergeten categorie zijn.
“We vallen niet onder handel, niet onder markten, niet onder pretparken.” Ook heeft hij moeite met de verschillende steunmaatregelen per gewest. “In Vlaanderen krijgen de foorkramers, behalve de hinderpremie van 4.000 euro voor de eerste maand, ook een sluitingspremie van 160 euro per dag. In Brussel niet.”
Met een delegatie van foorkramers trok hij onlangs naar de Brusselse minister-president Rudi Vervoort (PS) om het te hebben over de steun aan de sector en ook over de vraag die elke forain vandaag bezighoudt: wat met de Zuidfoor?
In het gezelschap bevond zich ook Patrick De Corte, de voorzitter van de andere kermisvakbond, de Unie van Brusselse Foorkramers. “Wij begrijpen dat de opening van de Zuidfoor een delicate aangelegenheid is en dat de overheid de evolutie van de pandemie afwacht voor ze beslist,” zegt De Corte.
“Wij zijn ook bereid om eventueel later te beginnen, pas op 1 augustus.” De foor verschuiven naar september is echter geen optie, want dat komt de hele kermiskalender voor de herfst in het gedrang. En de Zuidfoor opsplitsen of beperken tot een aantal kramen zien ze ook niet zitten. “Iedereen of niemand, is ons devies. Verder zijn we flexibel. De overheid hoeft maar een week op voorhand te beslissen en we staan klaar.”
Ook bij de familie De Corte, gespecialiseerd in kermisfrituren, zitten de drie kinderen mee in de zaak. “Voor mezelf is de lockdown niet zo erg,” zegt De Corte.
“Ik ben 63 en aan het einde van mijn carrière. Maar voor mijn kinderen en de andere jonge foorkramers die leningen af te betalen hebben, is het zwaar. En ze hadden eerder al pech. Het eerste grote evenement, Aalst Carnaval in februari, was een financiële domper door de voorjaarsstorm.”
Net als de Vandermeulens zijn de De Cortes niet bij de pakken blijven zitten. De oudste zoon, Marvin, van wie het kraam doorgaans op het Muntplein staat, werkt nu vanaf het ouderlijke terrein aan de Harense Verdunstraat, waar hij ook woont in een woonwagen. Eerst opende hij een weekendfrituur binnen op het terrein.
“Maar daar was de kraam te weinig zichtbaar,” zegt vader Patrick. “Dus hebben we aan de stad gevraagd of we de frituur mochten installeren op de parking vlak naast ons huis. We gebruiken ons eigen water en elektriciteit.”
De friet- en smoutenbollenkraam is nu dagelijks geopend. Ze is vooral in trek bij het werkvolk van de vele garages in de buurt. Een vuilnisbak staat er niet, want de snacks mogen niet ter plaatse opgegeten worden.
Zoon Junior heeft zijn kraam tijdelijk neergeplant op een plein in Sint-Pieters-Woluwe en dochter Estelle, die in Lebbeke woont, heeft momenteel zowel een frituur naast haar huis als in het shoppingcenter Docks, waar de restaurants nog steeds gesloten zijn. Wat het oplevert? “Un petit rien,” zegt De Corte. “Het is een peulschil in vergelijking met een normale kermisdag. Maar ze verdienen toch iets.
Lees meer over: Brussel , Economie , foorkramer , smoutebollen , corona
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.