Sinds kunsthandelaar Jean-François Declercq in het voormalige huis van beeldhouwer Oscar Jespers in de Erfprinslaan woont, is hij zo goed als genezen van zijn bijna ziekelijke verzamelwoede.
Huis Oscar Jespers nu bewoond door kunsthandelaar Jean-François Declercq
Lees ook: Expo Oscar Jespers in vroegere woning
Jarenlang was Declercq, die ook een reclame- en pr-bedrijfje runt, een verwoed verzamelaar van meubilair, lampen, keramiek, vazen en schilderijen uit de tweede helft twintigste eeuw. “Het ging heel ver, op het maniakale af,” geeft hij toe. “In het appartement waar ik toen woonde, stonden niet een of twee, maar wel veertig bijzondere stoelen en zetels van bijvoorbeeld Eileen Gray of Joe Colombo. Op den duur kon je nergens nog door. En dan had ik ook nog eens tweehonderd stoelen in mijn depot.”
Aanvankelijk hield hij alles voor zichzelf, maar in de loop der tijd werd Declercq ook handelaar in designmeubelen en objecten.
Een en ander veranderde toen hij, na zijn scheiding, per toeval het woonhuis en atelier van Oscar Jespers kon huren. Het witte, modernistische huis uit 1928 met de afgeronde gevel en de brede ramen stond al een jaar leeg en de makelaar kreeg het niet verhuurd.
Het pand, eigendom van Jespers’ zoon Paul, is nog altijd magnifiek, hoewel het niet meer helemaal origineel is. Oorspronkelijk bestond het huis, ontworpen door de avant-gardistische architect Victor Bourgeois, uit een enorm atelier met toonzaal van ruim zes meter hoog. In die ruimte was nog een mezzanine die dienst deed als showroom voor de kleinere objecten. De familie woonde bovenin. Na de dood van Jespers in 1970 besloot de familie om het pand te laten renoveren door een gespecialiseerde architect, zodat het wat geschikter werd voor verhuring en bewoning. Zo kwam er een tussenverdieping in de atelierruimte en werd de betonnen gevel wit geschilderd. Het pand werd verhuurd aan een fotostudio, daarna aan twee New Yorkse journalisten, nog later aan een diplomaat uit Peru.
Toen Declercq drie jaar geleden zijn intrek nam in het inmiddels beschermde gebouw, trof hij er nog de interieurstijl van zijn voorganger aan: gordijnen met papegaaien, Zuid-Amerikaanse koloniale meubelen en veel kant. Hij maakte meteen alle muren wit, met hier en daar een wandje in blauw of geel. Vervolgens verhuisde hij zijn hele collectie naar het pand. “Ik realiseerde me al vlug dat ik in een kunstwerk woonde. Ik voel me als een klein mannetje in een groot doek van Mondriaan. Twee, drie schilderijen, één keramieken object en één vaas volstaan voor dit huis.” Declercq verkocht prompt tachtig procent van zijn verzameling. Tegenwoordig koopt hij af en toe nog wel iets, maar telkens maar één stuk. En als handelaar beperkt hij zich hoofdzakelijk tot topstukken van meubelontwerper Jean Prouvé.
Toch begon Declercq na verloop van tijd iets te missen in het huis. “Dit grote, minimalistische huis met zijn geschiedenis vraagt om tentoonstellingen, om publiek.” Een jaar geleden begon hij, samen met zijn huidige partner, korte exposities van twintigste-eeuwse en hedendaagse ontwerpers te organiseren. Telkens haalt hij zijn eigen meubelen en boeken weg om van zijn woonhuis een exporuimte te maken. Voor enkele weken trekt hij zich dan terug op de bovenste verdieping waar vroeger ook de familie Jespers woonde.
Zo heeft hij zijn spullen momenteel ook weer opgeborgen om plaats te maken voor de tentoonstelling over de oorspronkelijke bewoner van het huis. Alleen de tafel, commode en zitbank die Jespers destijds voor dit huis liet maken en die Declercq na veel speurwerk op de kop kon tikken, liet hij staan.
Lees meer over: Sint-Lambrechts-Woluwe , Expo
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.