Eindelijk is hij daar, de kinderfilm die Brussel laat zien door de ogen van twee ketten met verbeelding: Rosie & Moussa. Samen met regisseuse Dorothée Van Den Berghe trok BRUZZ naar hun favoriete verboden plek: het dak van hun grauwe torenflat in Molenbeek.
Rosie & Moussa
In 2008, toen BRUZZ nog Brussel Deze Week heette, scoorde de kinderbijlage Zazie met eerlijk-warme verhalen over twee ketten die wonen in dezelfde torenflat: Rosie en Moussa. Ze werden verzonnen door Michael De Cock, ondertussen directeur van de KVS, en getekend door Judith Vanistendael. Er kwam een boek van − vier zelfs. Twee toneelstukken ook. Volgende woensdag komt de film uit.
Om van de Jip en Janneke van Molenbeek echte filmpersonages te maken, en ook op het grote scherm het evenwicht te bewaren tussen de realiteit van de stad en de fantasierijke kinderblik, werd Dorothée Van Den Berghe aangezocht. De regisseuse van Meisje en My queen Karo en de metrodocumentaire 31 haltes kweet zich uitstekend van haar taak: de kinderjury van het Kinderfilmfestival van Montréal bekroonde Rosie & Moussa zopas tot beste film. “Ik kan me geen mooier compliment indenken,” lacht Van Den Berghe. “Ik had nog nooit een kinderfilm geregisseerd en voor een volwassene is het altijd moeilijk om in te schatten of iets bij kinderen aanslaat. Ik maakte me vooral zorgen om Rosie. Moussa is grappig en vlot, maar Rosie is vrij gesloten en zelfs een beetje knorrig. Ik vroeg me af of kinderen dat wel zouden pikken. Maar ze herkenden zich juist heel erg in haar. Zo zie je maar.”
Dorothée Van Den Berghe
- studeerde beeldhouwkunst in Antwerpen en film in Brussel
- bracht in 2002 haar langspeelfilmdebuut Meisje uit, over een jonge vrouw die haar dorp inruilt voor Brussel en met vallen en opstaan haar identiteit vindt
- volgde Meisje in 2008 op met het semiautobiografische My queen Karo, waarin de jonge Karo ziet hoe haar revolutionaire Vlaamse vader (Matthias Schoenaerts) en pragmatische Waalse moeder (Déborah François) uiteengroeien in een Amsterdams kraakpand
- draaide al haar speelfilms (deels) in Brussel
- doceert aan LUCA School of Arts in Brussel
- maakt ook documentaires, zoals 31 haltes, over de gebruikers van de metrolijn Stokkel-Erasmus
Kom van dat dak af
Het verbaast Van Den Berghe dat we voor het interview het dak op mogen van de grijze torenflat recht tegenover metrohalte Beekkant. Dat was inderdaad niet in een wip geregeld. “Dat moet je mij niet vertellen. Het was erg moeilijk om in Brussel een hoog dak te vinden waar je op mag met kinderen, een filmploeg en een dansende Damiaan De Schrijver. Uiteindelijk vonden we twee daken: dit hier in Beekkant en een in de Noordwijk. Nog liep het een paar keer mis en stonden we met de hele filmploeg, inclusief stuntmannen, voor een gesloten deur. De conciërge was er niet. Typisch Brussel, maar voor een filmproductie is dat de hel.”
Maar zonder dak geen Rosie & Moussa. Een hoogtepunt in boek en film is die ene keer dat de twee kinderen het verbod van de knorrige conciërge Tak negeren, op het dak kruipen en genieten van het uitzicht over hun stad.
Onze conciërge is wel op de afspraak: we kunnen het dak op. “Als dat maar goed afloopt,” lacht Van Den Berghe. “Ik ben nog spaced out van de terugvlucht uit Montréal. Straks val ik eraf.” Eens boven wordt onmiddellijk duidelijk wat die lacherige zenuwachtigheid veroorzaakt. Het uitzicht op Brussel is hypnotiserend maar relaxed genieten zit er niet in. Regen, wind, schoorsteenpijpen, kabels, antennes en de afwezigheid van een balustrade nopen tot voorzichtigheid. Hoe hebben ze hier in hemelsnaam gefilmd? “Dat was niet evident. Ik was niet op mijn gemak en hield me in het midden op. We hadden er specialisten bij gevraagd. Bijna iedereen hing aan kabels vast. Het was een dure grap om de kabels die in beeld kwamen digitaal uit te wissen, vooral op het moment dat Ruth Beeckmans (die Rosies moeder speelt, nr) over de rand naar beneden tuurt.”
De rauwheid die kinderen rondom zich zien, spreekt hen aan. Niet elke jeugdfilm hoeft over een kind op een paard in de prairie te gaan
Van Den Berghe kende Rosie & Moussa al voor er van de film sprake was. “Ik kende Michael De Cock en Judith Vanistendael niet, maar kocht hun boek om zijn vrolijk ogende voorflap. Ik las het mijn zoon voor en we waren beiden gefascineerd. Hij hield van de spanning en de zaken die hij herkent vanop school: de Brusselse situatie, de gescheiden ouders. Ik had voeling met het verhaal van de alleenstaande moeder en herkende heel wat elementen uit mijn andere films. Na 31 haltes, mijn film over de Brusselse metro, kwam ik in contact met Judith, die vertelde dat Michael aan een filmscenario werkte. Mijn films zijn verteld door de ogen van een jongvolwassene (Meisje) en een kind (My queen Karo). Michael vond ze aansluiten bij de film die hij voor ogen had. Het was een goede match.”
De fraaie stilering van de film valt op. “De inhoud spreekt aan, maar dat volstaat niet voor een film. Veel kinderfilms onderschatten het belang van de vorm en beperken zich tot een vlotte vertelling. Ik begrijp dat niet. Is de grote kracht van de Vlaamse kinderboeken niet net dat ze ontzettend knap vormgegeven zijn? Ik heb Rosie & Moussa benaderd zoals een film voor volwassenen. Ik wilde op een visuele en auditieve manier in de hoofden van de kinderen kruipen.”
Van Den Berghe streefde een visuele luchtigheid en vereenvoudiging na die ook volwassenen kunnen smaken. “Deze buurt is in de film gereduceerd tot dit gebouw, dit voorplein, die metrohalte daar en het achterliggende niemandsland met de treinsporen. Meer zat er niet in onze blokkendoos. Daarmee bouwden we onze wereld. Samen met Judith Vanistendael heb ik risografie gebruikt − ik ken dat woord ook niet. Risografie is een hedendaagse manier van stencillen, en het analoge van dat drukproces hebben we naar film vertaald. De risografie zorgt voor luchtigheid en accentueert de poëzie en de blik van het kind. Het ziet er wat knutselachtig en handgemaakt uit, maar het haalt de grauwheid uit deze buurt.”
Streetwise Moussa
Het vinden van een dak was een moeizaam proces, maar de meeste tijd stak de regisseur in de zoektocht naar kinderen die Rosie en Moussa tot leven konden brengen. “Vooral in Molenbeek hebben we intensief gezocht. Niet dat de film een en al Molenbeek moest zijn, we hadden een universele film voor ogen. Maar in die gemeente zijn er nu eenmaal erg veel Nederlandstalige activiteiten voor jongeren − ik denk aan ToekomstATELIERdelAvenir (TADA) of Fanfakids − en meerdere Nederlandstalige scholen, waaronder de Vier Winden Basisschool. Die school was een inspiratie voor de boeken en is een locatie in de film. Zes maanden lang heb ik alle scholen, kinderactiviteiten en de speelpleinen van de VGC afgeschuimd. We wilden geen jij-wel-jij-nietcasting. Het waren eerder workshops. Zo hadden de kinderen niet het gevoel dat het een selectieprocedure was en konden wij hun leefwereld leren kennen.”
Er zit tegelijk heel veel en heel weinig Molenbeek in de film. Molenbeek is het basisingrediënt, maar ik wilde geen documentair aandoende film.
De rol van Rosie ging uiteindelijk naar Savannah Vandendriessche, de dochter van danseres Charlotte Vanden Eynde, die de hoofdrol speelde in Van Den Berghes debuutfilm Meisje. Voor Moussa viel de keuze op Imad Borji. “Hem was ik op TADA tegengekomen. Hij liep er nogal stijlvol bij − hij vindt trouwens dat hij in de film zwerverskleren draagt − dus ik dacht dat hij zich te cool zou voelen voor de casting. Maar hij was er, speelde vliegtuigje en had de kinderlijke fantasie die we zochten.”
De Moussa van de film rapt en is meer streetwise dan in de boeken. “We merkten tijdens het casten hoe ontzettend belangrijk alle kinderen rapmuziek vinden. De Brusselse rappers hebben enorm veel invloed op hen. Imad maakt in zijn kamer ook zelf rapmuziek, maar durfde daar niet mee naar buiten te komen. Pas na lang aandringen vertelde hij waar hij over rapt − over Beekkant, zijn buurt, waar de film ook opgenomen is. Op basis van gesprekken en Imads fascinaties hebben Zwangere Guy en Le Motel een lied voor de film gemaakt. De muziek is een enorme meerwaarde voor de film en voor de herkenbaarheid. Voor Rosies lied werkten we met Témé Tan. Het is een remix van allemaal woorden. Niemand die het echt snapt, maar iedereen denkt het te snappen omdat iedereen een beetje van het gebrabbel begrijpt. Dat vond ik tof. Taal is zo’n issue in Brussel. Ik dacht dat Nederlands Imads tweede taal was omdat hij naar een Nederlandstalige school gaat. Maar neen: het is pas zijn vijfde taal.”
De keerzijde van Beekkant
Terwijl Dorothée Van Den Berghe als een volleerde actrice de natte kou negeert en vrolijk poseert voor de lens van onze fotografe, vertelt de conciërge over de rust die enigszins weerkeerde na het samenscholingsverbod rond metrostation Beekkant, en de initiatieven die de flatbewoners zelf nemen om de leefbaarheid te verbeteren.
“Er zit tegelijk veel en weinig Molenbeek in de film,” zegt Van Den Berghe. “Molenbeek is het basisingrediënt, maar ik wilde geen documentair aandoende film. We abstraheren de omgeving en spelen in op de archetypes die je in elke stad terugvindt. Maar dieper in Molenbeek kan je niet filmen. Imad groeit hier op, dit is zijn leefwereld. Voor de documentaire 31 haltes heb ik een jaar op de metro gedraaid. Beekkant was de enige halte waar ik niet mocht en durfde te filmen. Ik was echt bang. Nu heb ik een hele film aan Beekkant gedraaid. Een mens moet zichzelf uitdagen.”
Net als het boek erkent de film de Brusselse realiteit, maar weigert die door een probleembril te bekijken. “De film weerspiegelt de hardheid die kinderen rondom zich zien. Dat sprak de kinderen in Montréal aan. Niet elke jeugdfilm moet over een kind op een paard in de prairie gaan. Ze vinden het fijn wanneer hun leefwereld ernstig wordt genomen. Maar we dramatiseren niets. Het verhaal speelt zich af in een moeilijke buurt. Het is niet de bedoeling om daar nog een schepje bovenop te doen. Wij tonen liever de schoonheid van vriendschap en opgroeien in dat kleine, afgebakende wereldje binnen die grote stad.”
Zwaarte wordt ook vermeden door mee te kijken door de ogen van de kinderen. “Zij problematiseren niet zoveel. Mijn zoon zit in een volledig gemengde klas. Meer dan de helft heeft buitenlandse voorouders, en velen hebben gescheiden ouders. Volwassenen kijken daar van op afstand met een probleembril naar. Maar kinderen vinden de wereld waarin ze opgroeien normaal. Toen ik hier in Beekkant toekwam, dacht ik: oei, oei, oei. Maar als je hier een tijdje bent, ontdek je net als Moussa schoonheid en kleur in deze buurt. Je leert de mensen uit het gebouw kennen: de mijnheer op de eerste verdieping die voortdurend uit het raam hangt, de mevrouw die elke dag op precies hetzelfde moment haar hond uitlaat.”
Terwijl we op de lift wachten, duikt Van Den Berghe even weg. “Als die mevrouw me nu ziet, heb ik een gesprek van een halve dag aan mijn been. We hebben bij haar gefilmd, maar de helft van de tijd moesten we op zoek naar haar kat die almaar wegliep. Hier wonen een paar fantastische personages.”
> ROSIE & MOUSSA.
BE, dir.: Dorothée Van Den Berghe, act.: Savannah Vandendriessche, Imad Borji, Ruth Beeckmans
Release: 28/3 (avt-pr.: 24/3, 17.00, Cinema Palace)
Lees meer over: Film , Belgische film , Molenbeek , kids
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.