Strafpleitster Saskia Kerkhofs en professor Els Enhus (Vrije Universiteit Brussel) verbazen zich over de heisa die ontstond na de confrontaties tussen Brusselse jongeren en de politie, en zien vooral voor justitie een cruciale rol weggelegd. “We hollen systematisch de derde macht uit.”
| Strafpleitster Saskia Kerkhofs en professor Els Enhus (VUB), specialiste politie en veiligheidsbeleid.
Wie zijn Saskia Kerkhofs en Els Enhus?
Saskia Kerkhofs
- Geboren in Ukkel in 1980
- Studeert rechten aan de VUB (1998-2003)
- Begint daarna als advocate aan de Balie in Brussel woont van 1998 tot 2010 in Brussel-Stad, op een steenworp van Manneken Pis.
- Verhuist later naar Vilvoorde als strafpleiter houdt ze zich eveneens bezig met jeugdzaken, en komt ze vaak in contact met Brusselse jongeren
Els Enhus
- Geboren in Den Haag in 1953
- Verhuist op vijfjarige leeftijd naar Koekelberg. Later verhuist ze naar Ganshoren. Vandaag woont ze in Elsene
- Studeert sociologie aan de VUB (1970-1974), doctoreert in de criminologie in 1999 rond het thema politiebeleid
- Sinds 1999 professor criminologie aan de VUB
“Sterk overroepen.” Zowel advocate Saskia Kerkhofs als specialiste in politie- en veiligheidsbeleid Els Enhus (VUB) begrijpt de berichtgeving over de confrontaties tussen Brusselse jongeren en de politie – onder meer aan de kust – de jongste weken niet. Als advocate aan de Brusselse balie met specialisatie in het jeugdrecht, ziet Kerkhofs al jaar en dag jeugdige delinquenten uit alle sociale lagen voorbijkomen. “Waarom zijn het dan altijd dezelfde jongeren die in het nieuws worden opgevoerd?”
Kerkhofs (40) en Enhus (67) hebben elkaar nooit eerder ontmoet wanneer ze elkaar zien in het kantoor van Kerkhofs. Hoewel de advocate het fenomeen vanuit de praktijk benadert en Enhus dat hoofdzakelijk doet vanuit haar onderzoek naar politiebeleid, zal tijdens het gesprek opvallend vaak een haast eenstemmig geluid weerklinken. Beide vrouwen vinden elkaar terug in een pleidooi voor een sterker gerechtelijk systeem, en zijn allebei niet te spreken over de hevige reacties na de conflicten met jongeren aan de kust, in provinciedomeinen of in Brussel.
Wat heeft volgens jullie geleid tot het tumult van de voorbije weken?
Els Enhus: In vergelijking met de voorbije jaren is de context helemaal anders. Door de coronapandemie zijn veel meer mensen thuisgebleven. Bovendien is er in Brussel sowieso al erg weinig publieke ruimte voor jongeren, zeker in dichtbevolkte wijken, en komen die jongeren bijna zelden of nooit in andere wijken. Hun leven beperkt zich vooral tot de eigen wijk, waar de druk enorm stijgt. Dan trekken ze bijvoorbeeld in groep naar zee, maar door de coronamaatregelen moet iedereen inbinden, en zijn veel zaken verboden. Als er dan plots een groep verschijnt die zich niets aantrekt van die regels, werkt dat veel mensen – ook mij overigens – mateloos op de zenuwen. En zo ontstaan die conflicten.
Saskia Kerkhofs: Er is niets nieuws aan de hand, maar iedereen moet zich wel aanpassen aan een nieuwe realiteit. Ik vraag me vooral af of zoveel commotie nodig was. In elk café in elk dorp vinden er wekelijks ruzies plaats. Maar daar hoor je amper iets van. Bepaalde jongeren worden continu geviseerd.
Meteen viel ook de term ‘jeugdbendes’. Politievakbond VSOA riep dat ‘jongerenbendes’ eindelijk moesten worden aangepakt.
Enhus: In 2012 voerden wij onderzoek naar jeugdbendes. Intussen kan de situatie misschien veranderd zijn, maar de conclusie was: in België bestaan er volgens de klassieke criteria geen échte jeugdbendes. Dus ook niet in Brussel. Ik spreek hier over groepen jongeren van minstens tien jaar tot ongeveer twintig jaar oud, want in alle grote steden bestaan er absoluut bendes die crimineel zijn. Maar de gemiddelde leeftijd ligt daar hoger.
Over welke criteria gaat het dan?
Enhus: In internationaal onderzoek naar stadsbendes wordt een aantal criteria gehanteerd om over ‘bendes’ te spreken: een gestructureerde, aangestuurde groep die door de tijd een zekere stabiliteit kent, en gesloten is. Niet iedereen kan lid zijn, vaak zijn er een aantal toetredingseisen, waarbij men onder meer moet bewijzen een volwaardig lid te kunnen zijn door bepaald gedrag te vertonen. Ze claimen meestal een territorium en de groep wordt gebruikt om criminaliteit te plegen.
We hebben in Brussel wel groepen jongeren die een zekere stabiliteit vertonen, en waar een vorm van leiderschap aanwezig is. Maar die groepen vallen doorgaans snel uit elkaar, en dan volgt een hergroepering. Ze zijn met andere woorden volatieler dan echte gestructureerde bendes. Ze bewegen zich binnen een bepaald territorium dat ze soms ook claimen, zoals bijvoorbeeld een aantal banken van de speeltuin, maar dat is vele malen kleiner dan de territoria van klassieke bendes.
Belangrijk is dat we in dat onderzoek geen jongerengroepen vonden die de groep inzetten om aan criminaliteit te doen. Wel pleegden individuen criminele feiten, en bleken ze tot een groep te behoren, maar ze betrokken de andere leden hier niet bij. Dat is geen georganiseerde misdaad. We kunnen wel spreken van problematische groepen omdat ze problematisch gedrag vertonen, maar die jeugdbendes noemen, gaat te ver.
Stroken die beweringen met uw vaststellingen op het terrein, Saskia Kerkhofs?
Kerkhofs: (Richt zich tot Enhus) Toen u zei dat jeugdbendes in Brussel niet bestaan, moest ik toch even een wenkbrauw optrekken. Ik heb onder meer in 2015 een assisenzaak gedaan in Brussel, waarin sprake was van twee rivaliserende jeugdbendes die elkaar messteken toebrachten, en waar aan weerszijden dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Maar als u die definitie hanteert, en u zegt dat één van de kwalificaties ‘met het oog op het plegen van misdrijven’ is, dan geef ik toe dat dat niet het geval was. De leden pleegden inderdaad misdrijven, maar de groep was niet georganiseerd met het oog op misdrijven plegen. Het principe ‘oog om oog, tand om tand’ heerste er vooral sterk.
“Als we blijven praten over ‘jeugdbendes’, dan creëren we die op termijn zelf”
Waarom wordt er dan wel nog gesproken over jeugdbendes?
Kerkhofs: Ik heb op dit moment geen ervaring met stadsbendes, maar uit eerdere dossiers die ik behandeld heb, weet ik dat ik ze tegengekomen ben. We mogen niet vergeten dat de term ‘stadsbendes’ courant wordt gebruikt omdat er een aparte afdeling binnen de politie bestaat die zich bezighoudt met bandes urbaines, die daar ook een speciale databank voor heeft aangelegd.
Enhus: Dat klopt, maar het is belangrijk om voorzichtig met die term om te springen. Je moet weten dat bepaalde jongeren niet liever zouden hebben dan erkend te worden als bendelid, ook al is dat in de realiteit niet het geval. Door op te zoeken hoe een bendelid zich kleedt, spreekt en gedraagt, willen ze zichzelf een identiteit aanmeten. In ons onderzoek hoorden we over jongeren die de politie letterlijk vroegen of ze in de databank waren opgenomen. Als wij voortdurend blijven praten over ‘jeugdbendes’, dan creëren we die op termijn.
Bovendien gebeurt het stigmatiseren heel vaak door de burgers zelf. Een voorbeeldje: drie zwarte jongens met een hoodie zitten op een bankje in een park. Die doen niets, behalve misschien een jointje roken. De buurtbewoners bellen naar de politie, en zeggen dat er ‘een bende in het park zit’. Voor politiemensen moet het heel hard zijn om de hele tijd in te gaan tegen de definities die burgers voortdurend aangeven. Ik ontken niet dat er bij de politie zelf soms racisme aanwezig is, maar dat wordt ook gevoed door burgers die racistisch denken.
Het VSOA vraagt meer steun van politiek en samenleving. Daarom plaatste het videobeelden van een chaotische arrestatie op het Liedtsplein in Schaarbeek online.
Kerkhofs: (Kordaat) Dat vind ik absoluut niet de goede manier. De politie ziet zelfs niet dat ze op deze manier haar eigen werk ondermijnt. Ten eerste moet het onderzoek naar feiten geheim blijven. Daarnaast is het niet haar taak om informatie te lekken, en om bepaalde dingen in de aandacht te brengen. Maar vooral: als de politie dat wel doet, dan worden de rechten van de verdediging geschonden. Als die zaak bij een rechter komt, dan kan die niet anders dan de beschuldigde te laten gaan. Op die manier doen ze hun eigen werk teniet.
Ik begrijp de frustratie echt wel. Politiemensen werken soms maanden aan een zaak, en zes uur later kan de dader weer op straat staan. De vraag is veeleer waarom dat zo is. Waren er onvoldoende elementen? Zijn er onvoldoende opvangplaatsen? Steek tijd en energie in het oplossen van die zaken.
Na de arrestaties in Blankenberge bleken meerdere jongeren bekend bij het gerecht. Eén van de minderjarigen zocht een week later nog eens de confrontatie met de politie in Schaarbeek op. Mensen vragen zich af of er dan geen zaken mislopen.
Kerkhofs: Op het eerste gezicht lijkt dat inderdaad niet logisch, maar wat is de achterliggende reden? Wat was de eerste beslissing die na de feiten in Blankenberge genomen werd? Misschien wou de rechter toen al sanctionerend optreden. Misschien belde de rechter al naar een instelling, en was er geen plaats. Zomaar kritiek geven zonder te weten wat er precies aan de hand is, is gevaarlijk.
"Mensen oppakken op basis van territorialiteit is absurd"
Enhus: Ik ken de frustratie van de politie tegenover justitie. Volgens de agenten worden ze al jaren in de steek gelaten door justitie. Door een gebrek aan investeringen hollen we systematisch de derde macht uit. We leven in een moderne samenleving waarin we vinden dat we allerlei zaken moeten verbieden – in tegenstelling tot bijvoorbeeld een land als Zweden dat voor redelijkheid kiest – maar we laten het na justitie te versterken. Het resultaat? Van de jongeren die door een gevaarlijke thuissituatie door de jeugdrechter in een instelling zouden moeten worden geplaatst en de jongeren die regels overschrijden, komt tachtig procent nooit terecht waar ze zouden moeten terechtkomen, omdat er eenvoudigweg geen plaats is. Onwaarschijnlijk. En op politiek vlak gebeurt er niets.
Kerkhofs: Dat de politie vraagt om een lik-op-stukbeleid is niet meer dan logisch. Niemand heeft er iets aan om pas na zes maanden gestraft te worden. Maar justitie kan het simpelweg niet aan.
Ook omgekeerd verschijnen er regelmatig filmpjes van burgers die de politie beschuldigen van buitensporig geweld. Wat is hier aan de hand?
Enhus: Er is niet meer geweld dan vroeger, het wordt gewoon vaker gefilmd. Vroeger bleven allerlei vormen van geweld verborgen. Opnieuw heeft dat te maken met de gespannen relatie tussen politie en justitie. De politie doet haar werk, maar krijgt geen feedback van justitie. Op termijn grijpt een aantal politiemensen uit frustratie naar ‘eigen oplossingen’.
Kerkhofs: Akkoord. Het is goed dat geweld aangekaart wordt, want iemand met macht die geweld gebruikt, dat is onaanvaardbaar. Zo kan ertegen worden opgetreden, maar tegelijkertijd moet dezelfde logica gelden als voor de filmpjes van jongeren die geweld gebruiken. Moeten wij dat als publiek te zien krijgen? Onderzoek is dan nodig, en ook hier zijn de rechten van de verdediging van toepassing. Zo’n filmpje mag niet meteen een smet op het blazoen van de politieagent voor de rest van zijn of haar leven zijn.
Na de incidenten in Blankenberge hamerden korpschefs van verschillende kustgemeenten erop om Brusselse jongeren strenger te controleren. Ook de burgemeester van Blankenberge pleitte er in eerste instantie voor dat de Brusselse politie de jongeren er al op het perron zou uithalen. Hoe Brussels is het probleem?
Kerkhofs: Mensen oppakken op basis van territorialiteit? Dat is absurd. Dat gaat in tegen al onze principes.
Enhus: Helemaal akkoord. Ik woon niet in een buurt waar er veel spanningen zijn, maar in heel zijn complexiteit vind ik dat er in Brussel eigenlijk weinig conflicten zijn. Ja, er zijn regelmatig spanningen, en soms zitten daar ernstige problemen tussen, maar we mogen niet vergeten dat Brussel als enige stad in België de kenmerken van een metropool heeft, een wereldstad. Brussel is niet te vergelijken met Blankenberge. Wij zijn geen gehucht. Het heeft te maken met de slechte reputatie van Brussel. Elk jaar doe ik met mijn studenten een wandeling door Brussel. Systematisch lees ik daarna in hun rapporten dat ze beseffen dat ze een ander beeld hadden van de hoofdstad. Het beeld van Brussel als gevaarlijke stad heerst ook bij de politie. Regelmatig worden politieagenten die de stad niet kennen hier geplaatst. Ze kennen de context niet, zijn bang en gaan soms overreageren.
Met welke acties zouden verhitte situaties tussen Brusselse jongeren en de politie vermeden kunnen worden?
Kerkhofs: Er moeten natuurlijk op veel terreinen zaken gebeuren, maar in eerste instantie moeten er meer middelen naar justitie voor meer capaciteit en meer opvangplaatsen. Dan zullen er minder frustraties bestaan, zowel bij de politie als bij de bevolking. Ten tweede – hoe banaal het ook klinkt – vraag ik om respect tegenover elkaar. Als jongeren GAS-boetes kunnen krijgen, moeten ze ook serieus kunnen worden genomen, en respect krijgen. Sommige jongeren worden dagelijks door politieagenten gecontroleerd. Dat zij dan verharden, hoeft niet te verrassen.
Enhus: Daarnaast mogen we niet vergeten dat er al veel gebeurt. Iemand vroeg me ooit waarom in Brussel nooit zulke zware rellen zijn uitgebarsten zoals indertijd in de Parijse banlieues. Ik heb daar geen antwoord op, maar ik weet wel dat de preventie bij ons veel beter uitgewerkt is dan in de arme buurten in Parijs. Er zijn veel processen gaande, niet alleen op het vlak van veiligheid, maar ook in het domein van het samenleven en de sociale dynamiek. Kijk maar naar Sint-Jans-Molenbeek: de initiatieven die er na de aanslagen het licht zagen, zijn niet meer op één hand te tellen.
Lees meer over: Brussel , Justitie , Samenleving , politiegeweld Anderlecht , Jongeren , saskia kerkhofs , els enhus
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.