Wetenschappers van vijf universiteiten zien vier grote uitdagingen voor de toekomst van de voetgangerszone, en bij uitbreiding het stadscentrum. Die hebben allemaal te maken met tussenschotten die weg moeten: tussen bevoegdheden, overheidsdiensten, burgers en ideeën. De universiteiten willen zelf graag bemiddelen. Dat blijkt uit een synthesenota van het Brussels Centre Observatory.
Het Brussels Centre Observatory (BCO) werd in 2016 opgericht binnen het interuniversitaire Brussels Studies Institute (BSI). Vier jaar lang werkten zowat zeventig onderzoekers van vijf universiteiten – van mobiliteitsdeskundigen en stedenbouwkundigen tot sociologen, geografen en historici – mee aan een diagnose én toekomstblik op de binnenstad.
De resultaten zijn maandag ook besproken op een studienamiddag, die georganiseerd werd vanwege de publicatie van twéé boeken – een wetenschappelijk, een voor het grote publiek –, allebei aan de transformatie van het stadscentrum gewijd.
“De voetgangerszone langs de Brusselse centrale lanen, die eind juni 2015 van start ging, is door haar ligging symbolisch heel belangrijk,” zegt Sofie Vermeulen, coördinator van het observatorium. “Brussel is de stad waar Koning Auto sinds Expo 58 regeerde. Doordat de banden met dat verleden werden doorgeknipt, kregen we een paradigmashift naar een meer autoluwe binnenstad, een aardverschuiving in het naoorlogse stadsbeleid.”
'Software' van de stad
“Maar het project veroorzaakte ook meteen veel controverse en tegenstand,” zegt Vermeulen. “Er waren een aantal zwaktes in ontwerp en beheer, maar vooral ook in de communicatie en participatie. Over alternatieven voor goederenlevering en bevoorrading van de handel is te weinig nagedacht.”
“Dat komt allemaal omdat de voetgangerszone aanvankelijk politiek gezien werd als een lokaal herinrichtingsproject. Er werd bijvoorbeeld niet nagedacht over hoe de autodruk en hinder in de wijken rondom zou vergroten.” (Lees verder onder de foto)
Het Brussels Centre Observatory formuleerde daarom vier grote uitdagingen voor de toekomst. “Allereerst moet stadsplanning niet alleen focussen op de ruimtelijke, maar ook op de 'sociale' planning. Je moet ook de 'software' van de stad herinrichten. Je kunt als overheid strategisch nadenken over welke activiteiten je zal faciliteren, en wanneer, al heeft Brussel daar met alle bevoegdheidsverdelingen niet veel ervaring mee.”
Daarom stelde het BCO overheden voor om evenementen te spreiden in ruimte en tijd, en ook in 'witruimte' te voorzien voor rust en spontane activiteiten. Plan niet alles vol, zegt Vermeulen, en betrek sociale organisaties en culturele instellingen in de programmatie.
Overleg met alle beleidsniveaus en partners
Ten tweede pleiten de wetenschappers voor een beleid over de bevoegdheidsschotjes heen. De voetgangerszone moet passen in een visie op territoriale ontwikkeling op meerdere schalen en niveaus. “In Brussel bestaat de neiging die nochtans cruciale visie pas te ontwikkelen nadat een project is gerealiseerd,” zegt Vermeulen.
“Dat de pleinen in de voetgangerszone zulke grote verharde zones zijn, is in mijn ogen bijvoorbeeld een gemiste kans. Het is belangrijk om ze in te bedden in het gewestelijke groen-blauwe netwerk, in een politiek van ontharding en vergroening, een aanpak tegen hitte-eilanden."
"Maar er zijn meer voorbeelden. Er was ook een handelsplan van toenmalig schepen Marion Lemesre (MR, red.) dat nooit ingepast is in het grotere project.” Veel mensen in zowel politiek als administratie zijn er zich bewust van dat ze minder per sector moeten denken, zegt Vermeulen. “Dat vergt wel een gezamenlijke plek om problemen aan te kaarten, en die is er niet altijd.” (Lees verder onder de foto)
Universiteit als bruggenbouwer
Het BCO beperkte zich niet tot die observatie, maar ging ook over tot actie. “Een van onze grootste verwezenlijkingen is dat wij heel wat actoren rond twee concrete stadsprojecten hebben kunnen samenbrengen voor overleg en debat. Onze visie op het stadscentrum, wat intussen een stuk ruimer is dan enkel de historische Vijfhoek, staat daardoor nu ingeschreven in de grote toekomstvisie voor Brussel, het Gewestelijke Ontwikkelingsplan.”
“Het is erg belangrijk,” zo zegt Vermeulen, “dat een dergelijke overlegstructuur blijft bestaan. Dat je er proefprojecten kunt uittesten, waarna je ook kunt bijsturen en aanpassen.”
In het institutionele kluwen dat Brussel is, ziet ze voor universiteiten een belangrijke bemiddelende rol weggelegd bij grote stadsprojecten en hun net zo grote politieke belangen. “Het is belangrijk dat er een vorm van onafhankelijkheid is, en die hebben wij. Maar de structuur moet flexibel zijn. We willen geen nieuw bevoegheidsniveau of beslissingsorgaan, daar zijn er soms al een beetje te veel van in Brussel.”
'Bouwmeester' voor het stadscentrum
Ten derde pleit het BCO bij overheden die instaan voor het stadshart voor duidelijkere en transparantere communicatie. “In het begin was de communicatie met de bewoners van de voetgangerszone betreurenswaardig,” oordeelt Vermeulen. “Dat is met Philippe Close (PS, red.) als burgemeester veranderd, er is meer 'eenheid van commando'. Er wordt al beter gecommuniceerd over te verwachten overlast van werven, wat conflicten en irritatie doet afnemen.”
Er rest intussen niet zoveel werk meer aan de voetgangerszone zelf, maar het blijft belangrijk om te evalueren, zegt Vermeulen, bijvoorbeeld op het vlak van mobiliteit. “Er zijn in die zone trouwens ook meer dan vijftig herinrichtingsprojecten op privéterreinen, waarbij de voormalige Parking 58 en het Beursgebouw de bekendste zijn.”
“We hebben voor het stadscentrum een equivalent van de bouwmeester als aanspreekpunt nodig,” concludeert mobiliteitsexpert Michel Hubert (Universités Saint-Louis), die mee aan de basis van het BCO lag.
“Een persoonlijkheid met een kleine ploeg om zich heen. Die het project aanstuurt en als tussenpersoon fungeert tussen gemeente, Gewest en Beliris (federale bouwheer voor Brussel, red.). Als dat niet gebeurt, zal het project wegdeemsteren. De burgemeester is nu officieel verantwoordelijk, maar die heeft al veel andere dingen te doen. Bovendien is er geen ploeg die vast op dit grote project werkt.”
Wandelassen
De paradigmaverschuiving waarover Vermeulen al eerder sprak, mag volgens de wetenschappers dan al ingezet zijn, er moet tot slot nog een tandje bijgestoken worden, vinden ze. “Via proefprojecten bijvoorbeeld, rond dagelijkse voorzieningen. De Covid-19-crisis heeft duidelijk aangetoond dat essentiële sectoren cruciaal zijn voor het stadsweefsel, ook op het vlak van mentaal welzijn. Als er bijvoorbeeld te weinig buurtwinkels overblijven, zal de vereenzaming toenemen. Met stadsplanning kun je op zo'n kwalijke evolutie anticiperen.”
Maak inwoners ook duidelijk hoe de voetgangerszone in een breder plaatje past, zegt Vermeulen. “Wij hebben bijvoorbeeld voorgesteld om vier wandelassen die er dwars doorheen lopen, te versterken. Wij starten met projecten op de wandelas tussen Molenbeek en de Europese wijk, en op een wandelnetwerk in de zuidelijke Vijfhoek. Maar in het noordelijke deel ligt er nog een heel traject open tussen Sint-Joost en Thurn & Taxis.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Mobiliteit , Wetenschap , voetgangerszone , piétonnier , autoluwe straten
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.