In mei ’68 bezetten artiesten en studenten het Paleis voor Schone Kunsten. Precies vijftig jaar later wordt Bozar onder de voet gelopen door strijdvaardige aanhangers van de jazz. In het kader van Jazztivism blazen drummer Teun Verbruggen en bassist Nicolas Thys nieuw leven in We insist!, het iconische album over zwarte emancipatie van de legendarische jazzdrummer Max Roach.
Jazztivism
Op 1 februari 1960 willen vier zwarte studenten van de North Carolina Agricultural and Technical State University een koffie drinken in het Woolworths-shoppingcenter in Greensboro. Die wordt hun geweigerd. De lunchtent waar ze hebben plaatsgenomen, bedient immers enkel blanken. De studenten blijven rustig aan de counter zitten, en de volgende dagen en weken vervoegen honderden gelijkgezinden hun vreedzame voorbeeld. De sit-ins die daaruit voortvloeien, groeien uit tot een cruciale stuwing van de Civil Rights Movement.
De iconische foto van de ‘Greensboro Four’ sierde die zomer de cover van We insist! Max Roach’s freedom now suite. Max Roach, een iconische jazzdrummer die toen al op de vellen geroffeld had bij Dizzy Gillespie, Thelonious Monk en Miles Davis, was samen met tekstschrijver Oscar Brown Jr. bezig aan een compositie voor de honderdste verjaardag van de Emancipatieproclamatie, een uitvoeringsbevel van Abraham Lincoln uit 1863 dat de slaven in de zuidelijke VS vrij verklaarde. Aangevuurd door het momentum van de sit-ins besliste Roach zijn werk sneller uit te brengen.
We insist!, een rauwe lap avant-gardejazz met opgemerkte bijdragen van de Afro-Amerikaanse jazzzangeres Abbey Lincoln, saxofonist Coleman Hawkins en de Nigeriaanse congaspeler Michael Olatunji, werd een mijlpaal in de emancipatie van de zwarte Amerikaanse muziek en een sleutelmoment in de Civil Rights Movement.
In het kader van Bozar occupied. 50 years of cultural protest vroeg Bozar aan vijf studenten van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen om die plaat naar vandaag te vertalen. De Brusselse drummer Teun Verbruggen (Jef Neve, FES, Too Noisy Fish) en zijn stadsgenoot, bassist Nicolas Thys (TaxiWars, Kris Defoort Trio), vormen de ruggengraat. “Nic en ik geven les aan het conservatorium van Antwerpen,” verduidelijkt Teun Verbruggen. “Maar je moet dit niet beschouwen als twee docenten die wat muziek spelen met een paar studenten,” zegt Nicolas Thys. “We zijn een echte band. Het moet af zijn.” Verbruggen knikt: “We meten ons met een gigant, hé.”
Een paar bleekscheten die zich aan een iconisch werk uit de zwarte emancipatie wagen: dat is vragen om je te verbranden.
Nicolas Thys: Het is een giftig cadeau, ja. (Lacht) Roach’ compositie kan je redelijk makkelijk transcriberen, en misschien naspelen. Maar de uitdaging is om er iets van jezelf in te leggen. Teun en ik kunnen onze ervaring op tafel gooien, de studenten niet. Maar dan nog. Die plaat is serious business. Als je Abbey Lincoln hoort zingen, die passie en pijn, die angst en woede, voor haar was die strijd een kwestie van leven en dood. Die connectie moet je vinden en dat vergt onderzoek en investering. Ik zie het als een boeiende filosofische queeste. Vorige week heb ik er in een van mijn lessen heel lang over gedebatteerd: Bach, Debussy, Hendrix, Miles, Beyoncé, Stromae: allemaal spelen ze dezelfde sol, maar waarom heeft de ene zo’n impact en de andere niet? Bij de eerste repetities voor dit project werd ik ook bijna gek. Ik had het gevoel dat we Roach’ muziek veel te oppervlakkig speelden.
Teun Verbruggen: Het heeft niet alleen te maken met het feit dat wij witte muzikanten zijn die opgegroeid zijn in een andere context. Branford Marsalis heeft een paar jaar terug met alleen maar zwarte muzikanten A love supreme van John Coltrane nagespeeld. Het klonk goed, maar je voelde de ziel niet. A love supreme is zo doorleefd, daar is twintig jaar studie aan voorafgegaan. Bij Roach is dat hetzelfde.
Hoe verplaats je je dan in dat momentum van 1960?
Thys: Door heel diep in jezelf te graven. Zo vind je een gemeenschappelijke grond. We verlangen allemaal naar een betere maatschappij, een betere individuele en collectieve vrijheid, meer respect. Je bent niet zwart, nee, maar je deelt wel fundamentele waarden. Mijn vrouw is Afro-Amerikaanse. Tussen 2004 en 2007 hadden we een flat in Harlem, nu wonen we diep in Schaarbeek. Ik word dagelijks met racisme geconfronteerd, en dat raakt me heel diep.
Recent las ik een interview met de Zuid-Afrikaanse jazzzangeres Tutu Puoane, die de avond voor ons optreedt met haar Joni Mitchell-project. Al de muziek waar zij mee is opgegroeid – Miriam Makeba, Hugh Masekela – is 110 procent geëngageerd. In dat interview vraagt de journalist, een Afro-Amerikaan, hoe geëngageerd Belgen zijn. “Niet echt,” antwoordt Puoane. “In België hebben artiesten het heel makkelijk. Ze hoeven hun vuist niet in de lucht te steken.” Dat is zo. Wij zeggen: ‘Hé, geef ons nog wat subsidies want we hebben het krap.’
Bij de eerste repetities voor dit project werd ik ook bijna gek. Ik had het gevoel dat we Roach’ muziek veel te oppervlakkig speelden.
Een van de meest aangrijpende momenten op We insist! is het drieluik ‘Triptych: prayer/protest/peace’, waarin Abbey Lincoln onbetamelijk begint te krijsen. Hoe brengen jullie dat?
Verbruggen: Die anger moet je in je hebben. Sommige stukken kan je daarom niet herinterpreteren.
Thys: We insist! wordt een soort basisthema waarrond we nog andere relevante stukken brengen. ‘Blowin’ in the wind’ van Bob Dylan, bijvoorbeeld. Nu ik erover nadenk, het had ook iets van Kendrick Lamar kunnen zijn.
Wat je zegt, We insist! wordt weleens de To pimp a butterfly van de jaren 1960 genoemd.
Verbruggen: Dat is niet zo gek. Kendrick Lamar is in zijn ziel een jazzmuzikant. Voor mij is hij een van de allergrootsten. Hoe hij zich op elke plaat opnieuw uitvindt, hoe hij zijn boodschap kracht durft bij te zetten op een show als de Grammy’s. Dat is waanzin.
Thys: Hiphop is begin jaren 1980 begonnen met heel veel engagement, maar tegen de jaren 2000 ging het alleen maar over cars en bitches. Kendrick Lamar heeft die spirit teruggebracht. Binnen vijftig jaar zullen ze To pimp a butterfly spelen in de Bozar. (Lacht)
Max Roach is gestorven in 2007. Jullie zijn oud genoeg om hem live aan het werk te hebben gezien.
Verbruggen: Toen ik een jaar of veertien was, speelde hij op Jazz Middelheim met zijn septet. Een fenomenaal optreden. Vooraf gaf hij een lezing met een workshop. De zaal zat dus vol met drummers. Hij heeft toen twee of drie uur verteld over de Civil Rights Movement, en geen drums aangeraakt. Na een uur vraagt er iemand: “Mijnheer Roach, dat racisme, dat is nu toch allemaal voorbij, kan u niet gewoon een stuk drummen?” De kamer werd ijskoud. Het is door onze verontwaardigde reactie dat hij niet is opgestapt, denk ik.
Thys: Toen ik in New York woonde ben ik hem ooit op straat tegen het lijf gelopen. Hij kuierde gewoon wat rond, in een wit pak met witte hoed, heel stijlvol, alsof hij naar de Grammy’s ging. Ik was compleet starstruck en durfde hem niet aan te spreken. (Lacht) Abbey Lincoln heeft me dan weer ooit haar blessing gegeven toen ik in haar voorprogramma speelde.
“He had the lick for the shtick,” zei Dizzy Gillespie over Max Roach. Wat maakte hem incontournabel?
Verbruggen: Hij had ontzettend veel klasse achter zijn drumstel. En hij stond aan het begin van een hele evolutie, hij speelde melodieën, heel subtiel en vindingrijk.
Thys: Roach is een powerful soul. Hij heeft drums gekozen om zich uit te drukken, maar hij had evengoed schilder of beeldhouwer kunnen zijn. Zijn boodschap was even krachtig geweest.
Hij heeft ooit eens tijdens een interview de telefoon dichtgegooid omdat de journalist hem vroeg om over jazz te praten. Hij maakte “black American music”, luidde zijn verklaring achteraf.
Thys: Begrijpelijk. Zwarte jazzmuzikanten hebben lang moeten vechten voor erkenning. Iemand vroeg John Coltrane eens om jazz te vergelijken met klassieke muziek. Coltrane was heel verontwaardigd, want in die vraagstelling zat de suprematie van Europese klassieke muziek. “Jullie spelen in mooie zalen voor de koning, en wij in juke joints en bordelen,” zei hij. “Maar wij spelen Afro-Amerikaanse klassiek. Betaal me nu maar alsof ik fucking Plácido Domingo ben!”
We insist! eindigt met ‘Tears for Johannesburg’ en legt zo de link met de apartheid in Zuid-Afrika. De plaat werd er destijds verboden, omdat er gevreesd werd dat ze tot een opstand zou leiden. Heeft muziek vandaag nog die impact?
Thys: Zeker. Kijk naar wat Beyoncé doet. Ze mag dan wel haar booty shaken, wanneer ze verwijst naar de Black Panther-beweging zijn mensen nog steeds gechoqueerd.
Verbruggen: Een culturele omwenteling wordt heel vaak door middel van muziek bekrachtigd. Kunst is een krachtig wapen.
Thys: In een totalitair regime zijn muzikanten of kunstenaars de eersten die opgesloten worden. Dat zegt genoeg. Wij zijn gevaarlijk. (Lacht)
> JAZZTIVISM: CELEBRATING 50 YEARS OF MILITANT ACTIVISM IN JAZZ.
Tutu Puoane sings Joni Mitchell: 10/5, 20.30, Bozar
Jazztivism Night Special: 11/5, 19.30, Bozar
Lees meer over: Muziek , Teun Verbruggen , Nicolas Thys
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.