Het Chinees Paviljoen en de Japanse Toren, onderdeel van het Jubelparkmuseum (KMKG), zijn nu al een jaar dicht ‘om veiligheidsredenen’. En ze blijven de komende jaren gesloten, zo vernam Brussel Deze Week. Alleen het koetshuis, dat sinds 2006 het Museum voor Japanse Kunst herbergt, zou eind 2015 weer opengaan.
Chinees Paviljoen en Japanse Toren blijven komende jaren dicht
N og steeds lokken de Musea van het Verre Oosten – het Chinees Paviljoen, de Japanse Toren en het Museum voor Japanse kunst – heel wat Chinezen en andere buitenlanders naar de Van Praetlaan. Daar aangekomen moeten de toeristen op een printje lezen dat de musea ‘tot nader order’ gesloten zijn.
Vorig jaar in oktober bleek dat de versierde houten nok van het dak van het Chinees Paviljoen vervaarlijk doorboog. De Regie der Gebouwen, die de musea beheert, besloot het Paviljoen meteen te sluiten. Alleen het park eromheen bleef toegankelijk. De nok werd helemaal afgebroken en de twee loggia’s werden onderstut.
Uit de stabiliteitsstudie die de Regie voor de drie musea liet maken, bleek dat er ook een probleem was met de Japanse Toren, aan de overkant van de straat. Een betonnen stutbalk onder de pagode bleek rot. Dus ging ook de Japanse Toren dicht. En de magnifieke Japanse tuin.
Ten slotte werd ook het Museum voor Japanse Kunst, dat enigszins verscholen achter het Chinees Paviljoen ligt, gesloten. Er waren enkele dakpannen verdwenen, maar het grote probleem is dat het museumpje geen ticketbalie, koffiehoek, bookshop en andere publieksvoorzieningen heeft, en ook geen kantoortje voor het personeel.
“Heel jammer dat ook het Museum dicht moest,” zegt Nathalie Vandeperre, conservator Verre Oosten van het Jubelparkmuseum. “Het was nog maar van 2006 open en we hadden zo hard gewerkt aan de expo’s. In 2012 toonden we de prenten van Utamaro, in 2013 was er Hokusai. De bedoeling was om dit jaar verder te gaan met Hiroshige, maar dat kon dus niet meer. Op dit moment wordt de belangrijke collectie Japanse kunst nergens getoond.”
De lichtgevoelige prenten, samoerai-wapenrustingen en lakwerkdoosjes werden meteen weggehaald uit het koetshuis en opgeslagen in het depot van het Jubelparkmuseum. Ook het exportporselein uit de Japanse toren en het Chinees paviljoen werd in veiligheid gebracht. Het porselein in de vitrines is immers slecht bestand tegen het geklop en geboor dat gepaard gaat met restauratiewerken.
Maar wanneer zal er gewerkt worden en wanneer gaan de musea weer open? “Wij hangen af van de Regie,” zo klonk het het afgelopen jaar in het Jubelpark.
Intussen circuleerde ook het gerucht dat de musea van het Verre Oosten misschien wel niet heropend zouden worden. Immers: het Jubelparkmuseum, dat zelf in een erbarmelijke staat verkeert, kampt door besparingen met een flink tekort aan personeel.
Maar zopas maakte de Regie haar planning bekend. Voor het Chinees paviljoen zal in de loop van volgend jaar een studiebureau gekozen worden, dat minstens een jaar nodig zal hebben voor het onderzoek naar de restauratie. De werken zelf zullen dus ergens in 2016 beginnen. Een jaar later zou het Paviljoen dan open kunnen.
De reparatie van de betonnen balk in de Japanse Toren zou volgend jaar gebeuren, maar daarna moeten ook de verwarming, elektriciteit en verlichting aangepakt worden. En er is het plan om het kostbare Japanse lakwerk op een van de etages van de pagode te restaureren. Voor de vier andere verdiepingen is voorlopig geen geld.
“Het Chinees Paviljoen en de Japanse Toren blijven dus een hele tijd dicht,” zegt Bart Suys, woordvoerder van het Jubelparkmuseum.
Volgens hem kan het Museum voor Japanse kunst wel sneller open. De Regie is nog op zoek naar een firma die de destijds in China vervaardigde dakpannen kan fabriceren. Suys: “Het duurt wellicht nog een jaar voor de pannen er liggen. Maar dit geeft ons de tijd om de publieks- en personeelsvoorzieningen in orde te brengen. Het Museum kan de site levendig houden. Maar het is niet gezegd dat het permanent open zal zijn. Misschien doen we het net zoals met het Paviljoen van de Menselijke Driften: alleen open als het zomertijd is.”
De Musea van het Verre Oosten werden begin vorige eeuw gebouwd op initiatief van Leopold II, die op de Wereldtentoonstelling in Parijs de Tour du Monde van architect Alexandre Marcel had gezien.
De Japanse Toren deed de eerste jaren dienst als handelsmuseum voor Oosterse exportproducten, het Paviljoen was bedoeld als restaurant, maar kreeg nooit die functie.
“De waarde van deze musea ligt, behalve in de collecties, in de gebouwen zelf,” zegt conservator Vandeperre. “Ze zijn een mooi voorbeeld van het exotisme in de kunst. In de negentiende eeuw en ook daarvoor waren chinoiserieën en japonaiserieën wel meer in trek. Maar ze hadden meestal te maken met vrije tijd en tuinarchitectuur. De paviljoentjes en pagodes die werden neergezet waren heel vergankelijk en zijn bijna overal verdwenen. Dat ze hier nog overeind staan, is heel bijzonder.”
Lees meer over: Laken , Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.