Essayist Georges Lebouc: 'Fiere Brusselaar, fiere Belg'
I n het halletje van Leboucs comfortabele appartement word ik begroet door een authentiek samoeraiharnas. En door een kwispelstaartende viervoeter. Samou wil niets liever dan spelen met mij, ik wil niets liever dan luisteren naar Leboucs ontboezemingen.
"Je suis l'echte Brusseleir par excellence. Ik ben niet alleen hier geboren, ik ben ook een Zinneke in de ware betekenis van het woord. Mijn vader was een Parisien die op zijn 19de naar Brussel is verkast, mijn moeder een echte Brusseles van Vlaamse afkomst. Ik ben geboren op twee passen van de Grote Markt. In de Spoormakersstraat, waar vroeger het luxehotel was dat in 1851 zijn deuren opende toen Napoleon III aan de macht kwam en dat als toevluchtsoord diende voor Franse ballingen."
"Ik draag dus twee verschillende culturen in mij en daar ben ik trots op, maar ik ben wel opgevoed in het Frans. Mijn vader, die op zijn 75ste gestorven is, heeft in de 56 jaren dat hij in Brussel heeft rondgelopen nooit een gebenedijd woord Nederlands geleerd. Wat wil je, een Fransman. Het enige dat hij kende was de zwette teif, de schoppendame in het kaartspel. Het belette hem echter niet wekelijks 'Dialogue de la semaine par Virgile' in het weekblad Pourquoi Pas? te verslinden. Een rubriek waaraan ik later zes boeken heb gewijd. Gesprekken in het Brussels, tussen Brusselaars. Uit het leven gegrepen, met alle beledigingen en zwans van dien. Mijn vader verslond ze en hij begreep ze zelfs omdat de context zo goed geschetst was. Maar voor de rest was het thuis al Frans wat de klok sloeg, er werd geen woord Nederlands gesproken, wat maakte dat ik al jong een echte francofoon ben geworden."
Veelschrijver
Taal, het is ook steeds een dada geweest. Tot aan zijn pensioen is Lebouc leraar Frans, Spaans en Italiaans geweest in een school voor documentalisten. Spaans en Italiaans leerde hij op zijn vele reizen. "Wat ik daar gezaaid heb is nuttig gebleken in mijn tweede leven, dat van essayist. Overal in Brussel heb ik oud-studenten op interessante plaatsen. In de Koninklijke Nationale Bibliotheek, de ULB, het Europees Parlement... Als er researchwerk te doen is, volstaat een belletje om de rode lopen uitgerold te krijgen."
Leboucs eerste werk verscheen in 1990, nu, 22 jaar later staat de teller op 47. "Enkele jaren voor mijn pensioen heb ik van Les Editions Marabout de vraag gekregen om een methode uit te schrijven om Italiaans te leren. Tot vandaag is het mijn bestseller gebleven, met 63.000 exemplaren. Het boek was uitgekomen kort voor de Schengen-akkoorden van kracht werden (die het vrije verkeer van personen in Europa mogelijk maakten, red.), de Fransen sprongen erop omdat ze met het openen van de grenzen andere talen wilden leren, zich voorbereiden op 'het ergste'."
"In totaal heb ik voor Marabout acht boeken geschreven over Spaans en Italiaans, daarna heb ik een onderkomen gevonden bij Les Editions Labor. De FNAC had net de deuren geopend, een oud-studente die er als verkoopster werkte zei me: 'Weet u, mijnheer Lebouc, er bestaat een excellent Brussels woordenboek, geschreven door Louis Quiévreux dat helaas niet meer verkrijgbaar is. Zou u er misschien een kunnen schrijven? 'Dat kan ik niet,' dacht ik bij mezelf, 'maar waarom niet een cursus Brussels schrijven?'. Een beetje in Assimil-stijl (op basis van intuïtieve assimilatie, red.), maar dan op komische wijze. Les Editions Labor hapte toe, ik was opnieuw gelanceerd en werd - de mensen kleven nu eenmaal graag etiketten - 'de Brusseleir'. Er volgden verschillende opdrachten."
Daarna schreef Lebouc nog voor twee andere uitgeverijen: Racine en Avant-Propos. "Bij Racine ben ik goed gevallen omdat ik daar onder meer mocht schrijven over de dialogen van Virgile. Zes boeken. Een anthologie waarvoor ik de teksten koos en vertaalde, vergezeld van commentaar en historische duiding. Ik heb er ook een boek over de straatnamen van Brussel geschreven, Histoires anecdotiques des rues de Bruxelles. Een succes, waarop de uitgever verschillende boeken over Brussel heeft gecommandeerd.
Toen een directeur bij Racine, met wie ik bevriend was geraakt, zijn eigen uitgeverij oprichtte, ben ik hem gevolgd. Voor Avant-Propos schrijf ik nu nog steeds. Onder meer een boek over de eigennamen die zelfstandige naamwoorden zijn geworden. 2.500 heb ik er gevonden, goed voor 650 pagina's. Mijn jongste werk is dan weer een woordenboek van Franse dialecten. Met daarin enkel erotische woorden. Amusant dus".
"Schrijven, het is een droom die laat is uitgekomen. Maar ik was goed voorbereid. Van in mijn jeugd heb ik verwoed documentatie verzameld. Over van alles en nog wat. Beeld u in hoe blij ik was toen de pc zijn intrede deed, ik ben een van de eerste trouwe gebruikers. Zodra ik genoeg materiaal heb over iets voor een boek, dan schrijf ik het. Mijn boeken hebben zich dus gespreid over een leven lang geschreven".
Zwanzers
Nog een van Leboucs werken: Comment engueler son prochain en Bruxellois, Hoe zijn naaste uitschelden in het Brussels. Een boek met ook honderd favoriete plekken in Brussel. Of nog, twee Robbedoes-albums in het Brussels.
"Ik hou zielsveel van het Brussels. De rijkdom aan uitdrukkingen, waanzinnig. Ik spreek het niet, ik benader het als linguïst. Maar ik begrijp alles, al kan ik niet alles uitleggen omdat er nooit een echte Academie is geweest zoals L'Academie Francaise, die al sedert 1635 bestaat. Die Robbedoezen, dat was iets helemaal anders dan wat ik gewoonlijk deed. En ik deed het met veel plezier, want ik hou van verandering, ik heb een hekel aan het opkleven van etiketten. 'Monsieur dit' zijn, 'mijnheer dat' zijn, het interesseert me geen zier".
"Ik hou ook van de zwans. Brusselaars zijn zwanzers. Dat heb ik pas echt goed begrepen door het verhaal van een professor aan de VUB, een zekere Baetens. Die brave man had gedoctoreerd met een thesis over het Brussels. Een turf. Als je de thesis leest als Brusselaar die het dialect kent, lig je meer dan eens in een deuk. De mensen die de brave man had geïnterviewd voor de thesis, hadden van bij woord één begrepen dat hij geen enkele binding had met zijn onderwerp. Wat maakte dat ze hem onbestaande dialectwoorden in de nek draaiden, met een compleet verzonnen uitleg. En dat is allemaal in die thesis terechtgekomen. Hilarisch."
"Brussel, het is eigenlijk mijn stad niet meer, het is mijn dorp geworden. Mijn dorp dat m'n hart heeft gestolen. Veel meer dan Parijs, waar mijn vrouw en ik een week per maand wonen, omdat onze dochter daar leeft en werkt, en onze twee kleinkinderen er opgroeien. Brussel is een stad die geen stress kent, de menselijke warmte is onmiskenbaar. En dan België, de Belgen zijn dikwijls klagers, maar in het buitenland zijn ze vol lof over hun landje, en terecht. Enkele dagen geleden heb ik nog een interview gehoord met Patrick Roegiers, die net een succesvol boek heeft uitgebracht. Roegiers zei - en hij heeft overschot van gelijk: "België is een land dat gemaakt is door kunstenaars en naar de knoppen is geholpen door de politici. Wij hebben zoveel grote namen voortgebracht in de wereld van kunst en cultuur, wij mogen ons met recht en reden de bakermat van het surrealisme noemen. Je hebt natuurlijk Dali, je hebt natuurlijk Breton, maar wie eerlijk is kan er niet naast dat Delvaux en Magritte huns gelijke niet kennen. Het zit in onze genen. Ook onze bescheidenheid spreekt voor ons. Een Fransman hoeft maar een pietluttigheid uit te vinden en het kot is te klein, dan moet de hele wereld het weten. Terwijl België meer dan zijn deel heeft gedaan, maar er niet mee te koop loopt. In het begin van de 20ste eeuw waren wij zelfs de tweede grootste industriële macht van de wereld. Wij hebben als piepklein landje heel grote schilders voortgebracht, musici, uitvinders. Wij hebben tien Nobelprijzen gekregen..."
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Elsene , Cultuurnieuws , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.