De fabrieksschouwen zijn allang niet meer ontelbaar in Brussel, maar het vuur is nog lang niet gedoofd. Toch niet bij de verdedigers van onze industriële erfenis. Zij stellen hier hun oogappel/zorgenkind voor naar aanleiding van het Europees jaar van het Industrieel en Technisch Erfgoed.
Fabrieksschouwen verdwijnen, het vuur blijft
Maud Seuntjens, Brussel behoort ons toe: “Profielringen voor grote trommen”
“Een weinig bekend industrieel pareltje is Sonorus in de Anneessenswijk. Het lijkt een gewoon rijhuis in de Bodegemstraat, maar heeft een rijke geschiedenis. Sonorus is de laatste fabrikant van percussie-instrumenten in België. Achter de winkel bevindt zich een kantoor en daarachter een atelier met een machinepark uit het begin van de jaren 1960. Zo staan er machines om profielringen te maken voor grote trommen, wat geen enkel ander merk doet, om ringen te polijsten, om draad op vijzen te trekken, een verfcabine, een automatische draaibank, maar ook nog een van begin 1900, en zo verder. De zaakvoerder-ambachtsman probeert te overleven ondanks de grote concurrentie uit Aziatische landen. De machines maken een verhuis onmogelijk, waardoor het drumatelier enigszins verplicht in de Anneessenswijk blijft voortbestaan. Vroeger was er in de wijk erg veel bedrijvigheid, het meer dan honderdjarige atelier van Sonorus hield als een van de weinige stand. Het zou mooi zijn mochten we in de toekomst het lokale ambacht meer ondersteunen en documenteren.”
“Als kunstwetenschapper aan de VUB onderzocht ik Galerie Greta Meert in de Vaartstraat, een herbestemmingsproject waarvan er hopelijk nog veel zullen volgen. Omdat er zoveel soorten pakhuizen bestaan en ze ook niet altijd opvallen, is het onderzoek naar dit industrieel patrimonium lange tijd in een vergeethoekje gebleven. Louis Bral was de architect van dit vroegtwintigste-eeuwse pand met enkele typische art-nouveaukenmerken, zoals gietijzeren constructies, asymmetrische opbouw en zweepslagornamenten. De ijzeren draagconstructies op de gelijkvloerse verdieping zijn in het wit overschilderd, maar blijven herkenbaar. De ruimte is niet voorzien van tussendeuren, maar is open gebleven. Ik heb het belang van onderzoek naar zulke panden proberen aan te tonen. Op die manier kunnen bouwheren, architecten, projectontwikkelaars en eigenaars de erfgoedwaarde van een pand inschatten voordat ze renoveren. Hun invloed op ons patrimonium is nu eenmaal heel groot.”
“Samen met de twee laadkranen ter hoogte van Dépôt Design en die aan de Mariemontkaai is de dubbele rolbrug aan de Nijverheidskaai in Molenbeek nog een van de getuigen van het ‘steenkolenkanaal’. Alleen deze laatste heeft twee liggers waaronder de grijper niet alleen voor- en achteruit kon bewegen over de kaai, maar ook heen en weer boven het schip, zodat heel de lading kon gelost worden zonder dat het schip verplaatst moest worden. In het ruime depot konden de kolen eender waar, bijvoorbeeld volgens soort, gelost worden. De dubbele rolbrug werd in 1925 geïnstalleerd door de kolenfirma Sobruco.”
“De kranen zijn iconen op zich, maar ze brengen vooral hulde aan de mannen en vrouwen die aanvankelijk de kolen op eigen kracht moesten lossen. Dat gebeurde in manden, kan je je voorstellen hoe zwaar dat moet geweest zijn? Monumenten en Landschappen heeft de aanvraag tot bescherming aanvaard, het is nu aan de minister. Het is niet onze bedoeling om ze na eventuele bescherming weer te laten functioneren, maar wel om ze in hun oorspronkelijke staat te herstellen en te tonen hoe ze werkten. De Sobruco-kraan zou ingepast kunnen worden in het Duurzaam Wijkcontract Zinneke als de gemeente het depot, waar nu auto’s staan, zou kopen om er een soort overdekte tuin en binnenmarkt in te richten. Er zou dan ook een doorsteek kunnen gemaakt worden naar de Heyvaertsite waar nog een fabrieksschoorsteen staat.”
Marianne de Fossé, Vakgroep architectuur VUB: “Zelfs een ongeoefend oog wordt er stil van”
“De art-decotoren van Brouwerij Atlas in Anderlecht is van heinde en verre te zien. Toch weet amper iemand welke parels er daar nog verborgen liggen. Op de site van de oorspronkelijke Brasserie Saint-Guidon, opgericht enkele jaren nadat de laatste overblijvende vijver van Kuregem op de site werd gedempt, zijn nog andere bijzondere gebouwen. De paardenstal met plaats voor honderd paarden is een van de twee overgebleven stallen met twee verdiepingen in Brussel. Het atelier met een Hennebique-betonstructuur, waarbij kolommen, balken en vloerplaten in gewapend beton in elkaar opgaan, baadt in het licht. Er is ook een pakhuis van vier verdiepingen met gietijzeren kolommen en booggewelven in baksteen. De fabrieksbiertoren, de kracht van de site, werd in 1926 gebouwd en is 30 meter hoog. Het gebouw heeft een betonnen geraamte en is ontworpen voor een nieuw trapsgewijs productieproces waarbij elk van de zeven verdiepingen overeenkomt met een fase van het brouwproces. Hierdoor ontstaan immense ruimten waar zelfs een ongeoefend oog stil van wordt.
Tijdens de grote overnames en concentratieprocessen van de vorige eeuw verloor ook Brouwerij Atlas in 1952 haar functie en werd het bier verder gebrouwen door Brouwerij Haacht, die de gebouwen als opslagplaats gebruikte. Sinds een 25-tal jaar worden ze gebruikt door de Emmaüs-gemeenschap/vzw La Poudrière die een sterke band heeft met de site. Daardoor zijn ze in hun oorspronkelijke staat bewaard en werd de site nooit een rotte plek in de stad. Het is een geluk dat niet veel industriële complexen in Brussel te beurt viel. In 2001 werden delen van de site beschermd. Intussen werd ze aangekocht door de Franse acteur Christophe Lambert die er woningen, lofts en winkels zal inrichten.”
Yannik Van Praag, La Fonderie: “De kathedraal, miraculeuze overlever”
“In Brussel zijn bijna alle sporen van de eerste industrialisatie verloren gegaan. De spinnerijen, vlasfabrieken en andere textielindustrieën uit de eerste helft van de negentiende eeuw werden al snel gedecimeerd als gevolg van de Engelse concurrentie. Aan de Werkhuizenkaai in Laken heeft één gebouw uit 1829 het op miraculeuze wijze overleefd. Het gebouw van de indiennes-fabriek M.B. Story-Van Waes, die bedrukte katoenen stoffen fabriceerde, werd in 1846 overgenomen door de kachelfabrikant Jean-Baptiste Godin. Samen met de Familistère die Godin voor de families van zijn arbeiders liet bouwen, is het de laatste getuige van de socialistische utopie van Godin in België. Het gebouw werd ‘de kathedraal’ genoemd omwille van zijn vele houten kolommen. Men heeft het niet willen beschermen omdat het toch geïntegreerd zal worden in het winkel- en ontspanningscomplex Dockx Bruxsel, maar zal dat wel met respect gebeuren? Het moederbedrijf van de kachelgigant Godin in het Franse Guise ontvangt jaarlijks meer dan 50.000 bezoekers per jaar...”
“Overal wordt er in de stad op zoek gegaan naar meer groen, wat begrijpelijk is, maar daardoor zijn achterbouwen dikwijls met afbraak bedreigd. De renovatie van het voormalige pand van de Cristalleries du Val Saint-Lambert aan de Graanmarkt, waar nu het GC De Markten huist, illustreert hoe je met behoud van de achterbouw toch een luchtige en intieme sfeer kan bekomen. Het is een geslaagde renovatie van twee pakhuizen die achter een imponerende voorgevel verscholen liggen, wat typisch is voor Brussel. De huidige voorgevel dateert van het begin van de twintigste eeuw, toen Val Saint-Lambert een opslagplaats en verkooppunt in Brussel wou. De gebouwen zelf zijn middennegentiende-eeuws. Door een fragment van de vloer van de eerste verdieping weg te nemen en te vervangen door een trap kwam een vrij uniek skelet tevoorschijn van zowel kolommen en balken in gietijzer. Op de bovenste verdiepingen zijn er in de houten vloer allerlei kerven ontdekt. Deze telmerken hielpen bij de volgorde en de verbinding van de elementen. Andere kerven verwijzen vermoedelijk naar het transport en de kwaliteit van de balk. Door een houtschaarste in de negentiende eeuw werd hout aangevoerd uit de Scandinavische landen. Het zijn intrigerende tekens, cijfers en kruisjes waar nog veel aan te ontcijferen valt.”
Joris Sleebus, Brukselbinnenstebuiten: “Lamentabel en ingenieus”
“Ik denk meteen aan de Bollinckxstraat en de Van Aastraat in Anderlecht. Daar was de negentiende-eeuwse wolspinnerij D’Aoust werkzaam tot 1984. Ze gebruikte het Zennewater om de machines te koelen en het textiel te spoelen. Daarvoor was een ingenieus systeem ontwikkeld, waarbij een zijarm van de Zenne werd uitgegraven die aansloot op een systeem van buizen en kleppen tot in de fabriek. De zijarm en de afsluitbare kokers zijn nog steeds te zien. Dit industrieel patrimonium is in lamentabele staat. Een deel van de gebouwen wordt wel hergebruikt door andere bedrijven. Telkens ik er kom, overvalt me een merkwaardig gevoel alsof ik terugkeer in de tijd. Het lijkt wel of de tijd er sinds de jaren 1950 is stilgevallen.”
Pieter De Raedt, Electrabel: “Meest rijkelijk verlichte gemeente”
“Mijn favoriet is de vroegere elektriciteitscentrale in Watermaal-Bosvoorde, gelegen in de Vinkstraat, die trouwens ooit de Fabrieksstraat heette. Het is een van de oudste getuigen van zijn soort in België, sindsdien heeft de energiesector een enorme evolutie gekend. In 1895 werd de concessie voor de gemeentelijke elektriciteitsvoorziening verleend aan de Compagnie Internationale d’Electricité en een jaar later werd de bouwvergunning afgeleverd voor een machinezaal, ketelhuis en woongedeelte. In 1897 zou burgemeester Emile Van Becelaere verklaren dat van alle gemeenten van de Brusselse agglomeratie Watermaal-Bosvoorde het meest rijkelijk verlicht was.
De centrale kreeg er in 1907 nog een 40 meter hoge nieuwe schouw bij, maar werd enkele jaren later al omgebouwd naar een onderstation voor omvorming van stroom die ondertussen elders werd geproduceerd. De schouw werd niet bewaard. Het gebouw deed vanaf 1970 een tijdje dienst als opleidingscentrum voor Unerg (opgegaan in Electrabel) en werd dan verkocht. Nu is het gebouw met veel respect gerenoveerd tot kantoor.”
Patrick Wouters, Actie Patrimoine, kasseien, platanen (APKP): “Nobel ambacht van kasseilegger”
“Zonder aarzelen: het verdwijnende ambacht van kasseilegger in België, een verdwijning die bovendien ‘georganiseerd’ is. De Brusselse regering heeft op 9 oktober 2014 de bescherming van de Havenlaan niet in overweging genomen. De kasseien zijn dus gedoemd. De beslissing is echter gebaseerd op loze argumenten: zo zouden zogenaamd verouderde kasseien niet herbruikbaar zijn voor een weg met zwaar verkeer of zou er geen geschoold personeel meer zijn in het gewest. Maar de kasseien zijn noch versleten noch gebroken, want kasseien in porfier, een Belgische, zeer harde rotssteen, zijn onverslijtbaar. Ze liggen gewoon niet meer horizontaal. En de Havenlaan werd in 1903 net ontworpen om intens, zwaar en langzaam verkeer te verdragen. De kasseien herleggen, op zand is dat, kan trouwens ook gebeuren zonder dat de straat moet worden afgesloten, door opeenvolgende werven van 150 meter lang op de helft van de weg. BrusselFabriek kent de enkele firma’s die dit werk nog correct kunnen uitvoeren. Een steenweg zoals de Havenlaan opnieuw aanleggen kan zo negen maanden lang werk bezorgen aan tien kasseileggers, om de twintig jaar, een ideale gelegenheid voor het gewest om jongeren dit nobel met uitsterven bedreigde beroep opnieuw te leren kennen. Voorrang geven aan een arbeidsintensieve oplossing met plaatselijke arbeiders boven een machinale oplossing uitgevoerd door een bedrijf van buiten Brussel, dat is kiezen voor lokale werkgelegenheid. In Brussel zijn bovendien heel wat werven waar er kasseien gelegd moeten worden, niet alleen in het historische stadscentrum, maar ook in woonbuurten waar parkeerstroken komen.”
Lees meer over: Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.