Tijdens het interbellum genoot de Joods-Duitse kuntenaar Felix Nussbaum grote faam. Eind 1944, toen hij in Auschwitz overleed, schoot daar bijna niets van over. Tot zijn geboorteplaats Osnabrück in 1995 een wedstrijd uitschreef voor een Nussbaummuseum. Humo-journalist en schrijver Mark Schaevers schreef een boek over Nussbaums zwerftocht door Europa. Hieronder een pareltje over zijn periode in de Brusselse Leopoldswijk.
Orgelman in de Leopoldswijk
Hun behuizing in de Justus Lipsiusstraat moet de Nussbaums wel erg tegengevallen zijn, want ze zijn er geen twee maanden gebleven. Vluchtelingen kweken graag een beetje vertrouwdheid, ze hebben in de buurt een andere plek gezocht en gevonden. Het nieuwe appartement is zo ruim dat Nussbaum zijn vader kan vragen zijn in Duitsland achtergebleven schilderijen op te sturen.
In zijn brief aan Meidner van eind ’37 plant Nussbaum zich letterlijk op zijn nieuwe adres neer: ‘Een notenboom moet rustig op zijn plek blijven staan. Hopelijk draagt hij ooit vruchten.’
‘Sinds enkele dagen hebben wij een woning. Dat is heel belangrijk voor mij, want al vijf jaar lang trek ik van de ene gemeubelde kamer naar de andere. Die waren klein en hadden allemaal een verschrikkelijk bloemetjesbehang. Bij gebrek aan plaats heb ik tegen de muur staan schilderen. Dat moet nu ophouden. Het wordt tijd.’
Zekerheid over zijn lot is te hoog gegrepen – ‘Vandaag zijn we in Brussel, waar morgen? Dat is niet belangrijk, je mag niet te nieuwsgierig zijn’ – maar nu ze kort na hun huwelijk in de Archimedesstraat een verdieping hebben gevonden, heeft Nussbaum eindelijk een beetje een nestgevoel. ‘Ik geloof dat we hier blijven.’
Met zijn penseel fixeert hij zijn nieuwe buurt; het uitzicht vanaf zijn etage wordt het onderwerp van twee schilderijen. Een gouache van de ommuurde stadstuin getuigt tot in de handtekening van zijn keuze voor de Belgische hoofdstad: ‘Bruxelles 1938’. De boom centraal in de tuin – geen notenboom – draagt bloesem, wat niet vanzelfsprekend is voor Nussbaum, schilder van menig bladloze tronk. En hij speelt met de was die aan de lijn hangt. Voor wie het wil zien, is het duidelijk dat de schilder met zijn nieuwe woonst in zijn nopjis. Een jaar later versmelt hij helemaal met zijn nieuwe omgeving wanneer hij zich voor een zelfportret op zijn balkon plaatst. Daar hoort dan weer een vrolijke das bij. Ook Felka schildert zichzelf op een balkon van hun woonst, met een onflatterend dikke buik.
De Archimedesstraat verbindt de chique Ambiorixsquare met de Wetstraat ter hoogte van de rotonde die vandaag Schumanplein heet – we zijn nog altijd in het hart van de huidige Europese wijk.
De straat is hooggelegen: vanaf zijn balkon aan de achterkant heeft Nussbaum over de Stevinstraat en het Berlaymontklooster heen een fraai stadsgezicht. Rechts is er de tweelingtoren van de Sint-Jozefskerk, links in de verte vormt het Justitiepaleis een herkenbare piek – de Brusselse Fujiyama is deze kolos ooit genoemd. Dit panorama zal voortaan geregeld in Nussbaums schilderijen figureren; alleen daar bestaat het nog, want inmiddels is het Berlaymontgebouw, hoofdkantoor van de Europese Commissie, er als een reusachtig scherm voor gezet.
Nummer 22 van de Archimedesstraat is een smal pand met een hoge voordeur, een begane grond en twee verdiepingen tussen een kelder- en zolderetage: een Brusselse baksteenwoning zoals er tienduizenden zijn. De decoratie aan de straatkant is sober, op een ietwat pompeus balkonnetje na, waarvan het smeedwerk de hoofdrol krijgt in een gouache van Nussbaum op roze papier; hij geeft zichzelf uitzicht op een onbewolkte hemel.
'Orgelman. Felix Nussbaum. Een schildersleven' van Mark Schaevers is verschenen bij De Bezige Bij, telt 320 geïllustreerde blz. en kost 39,90 euro.
Lees meer over: Cultuurnieuws
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.