Er is voor corona en na corona. In het hoger onderwijs zullen dat twee andere werelden zijn, voorspelt Ann Brusseel, algemeen directeur van de Erasmushogeschool. Ze vindt dat universiteiten en hogescholen de crisis moeten aangrijpen om het hoger onderwijs te herdenken. “Dit is een scharnierpunt. We moeten innoveren. En dat betekent meer dan alleen maar digitaliseren.”
| Ann Brusseel, algemeen directeur Erasmushogeschool Brussel.
Wie is Ann Brusseel?
- Algemeen directeur Erasmushogeschool
- Geboren in 1976 in Oostende
- Studeert Klassieke talen (VUB)
- Is tot 2003 leerkracht Latijn Frans en Grieks
- Werkt van 2004 tot 2006 op kabinet minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (Open VLD)
- 2006-2009: ministerie Buitenlandse Zaken
- Zit van 2009 tot 2018 in Vlaams Parlement
- Sinds september 2018 Algemeen directeur Erasmushogeschool Brussel
Wake Up Brussels
Brussel blijft draaien en BRUZZ draait uiteraard mee. Met ‘Wake Up Brussels’ parkeren we de BRUZZ-bus vrijdag aan de Erasmushogeschool, om het studentenleven met stijl op gang te trappen. Volg het allemaal op BRUZZ radio en BRUZZ.be
De coronamoeheid slaat toe. Overal. Ook in interviews. “We gaan het toch niet weer over corona hebben?” zegt Ann Brusseel in de hoofdzetel van de Erasmushogeschool (EHB) aan het Kanaal van Brussel-Charleroi. En toch. Er valt moeilijk aan te ontkomen. Zeker omdat Brusseel zelf eind augustus een steen in de kikkerpoel gooide. Ze kondigde aan dat de Erasmushogeschool zeker niet in code geel zou starten. De feiten gaven haar gelijk. De besmettingscijfers zijn zorgwekkend, en al zeker in Brussel. Heel wat universiteiten en hogescholen volgen vandaag haar voorbeeld.
Even terug naar het voorjaar. Hoe is de Erasmushogeschool het tweede semester doorgekomen?
Ann Brusseel: Ik zal heel eerlijk zijn: ik ben een paar keer flink boos geweest. Ik heb hemel en aarde moeten verzetten om studieruimte te kunnen openen voor mijn studenten. Dat kan je niet los zien van de Brusselse context. De studenten wonen vaak klein, zonder tuin, maar ze moesten wel kunnen studeren. Veilig en in stilte. Thuis werden ze knettergek.
Wat de coronacrisis voor mij heeft blootgelegd, is hoe slecht de verschillende niveaus in dit land samenwerken. Ik belde de federale overheid, die stuurde me door naar het Vlaamse niveau, en dat dan weer naar het federale. En daar vroegen ze me: en wat doet Brussel? Ondertussen zag ik dat de tuincentra weer opengingen, dat er lange rijen stonden aan de Brico. Maar mijn studenten hadden nog steeds geen studieruimte. Toen werd ik echt boos.
"Er zijn heel wat jongeren die bewust voor de hogeschool kiezen. Omdat ze praktijk belangrijk vinden, of na drie jaar een baan willen"
Uiteindelijk bleken de studieresultaten aan het eind van het jaar niet zo slecht. Heel wat studenten hebben er zich doorgeworsteld.
Brusseel: Klopt. Natuurlijk waren er studenten die het niet meer zagen zitten, die zich heel erg eenzaam voelden, of die financiële problemen kregen omdat ze hun studentenjob kwijt waren. Dus ja, heel wat studenten hebben het ontzettend moeilijk gehad. En er zijn er ook die afgehaakt hebben, al is dat een kleine minderheid.
Maar ik heb toch vooral veel veerkracht gezien. Ik zag hoe studenten wél hard hebben gestudeerd, hoe docenten die ommeslag naar digitaal leren snel gemaakt hebben.
Er ontstond een soort van dynamiek: we helpen elkaar en we slaan ons hier door. Dat was hartverwarmend. Maar dit verhaal heeft ook een keerzijde. Je kan dat geen jaar rekken. Het heeft héél véél energie opgeslorpt bij onze mensen. Iedereen wil die extra mile wel doen in een crisissituatie. Maar nu moeten er vooral duurzame oplossingen komen. Daar werken we met man en macht aan. Dat vergt een heel ingewikkelde planning. Dat verklaart ook waarom ik meteen naar code oranje ben gesprongen.
Het wekte, met permissie, wel de indruk dat bij EHB de planning op de eerste plaats kwam, en niet het belang van de studenten. Zeker omdat Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) luid en krachtig opriep om het onderwijs maximaal te openen.
Brusseel: Voor het leerplichtonderwijs heeft Weyts een punt. Maar wij zijn een hogeschool. Zeker wanneer het om praktijk gaat, moeten we maximaal de lessen kunnen laten plaatsvinden. Denk maar aan onze zorgberoepen, zoals vroedkunde of verpleegkunde. De studenten leren daar op gesofisticeerde dummies hoe ze met het menselijke lichaam aan de slag moeten gaan. Daarna gaan ze stage doen in de echte wereld. Daar kan je duidelijk niet om die praktijklessen heen.
Iets anders zijn de hoorcolleges. Zijn die voor iedereen nodig? Moeten we die houden zoals vandaag? Is er geen nieuwe didactiek mogelijk, waarbij de leerstof digitaal kan worden gegeven, en waarbij werkcolleges of vragenuurtjes wel op de campus plaatsvinden? Dat zijn de vragen die we hadden en die ook voor de toekomst van belang zijn.
De schoolpopulatie van de Erasmushogeschool is heel Brussels en divers. Gaf dat extra uitdagingen?
Brusseel: Het hangt af van de richting. De richting tuinarchitectuur is bijvoorbeeld heel wit en Vlaams. Maar het klopt dat de Brusselse studenten het in het algemeen moeilijker hadden. Ze komen niet alleen uit gezinnen waar fysiek weinig ruimte is, maar waar er vaak ook een kloof is tussen de hogeschool en de leefwereld van de ouders. Als je ouders zelf gestudeerd hebben, dan voelen ze beter aan hoeveel tijd en moeite het kost om te studeren.
Een hogeschool, en zeker in Brussel, is een enorme motor voor de sociale mobiliteit. Meer nog dan de universiteit die in die gezinnen toch met wat argwaan bekeken wordt. Dat laatste is niet zo opmerkelijk. Ook in Vlaanderen werd dat bij landbouwers of arbeiders gezegd: ‘De universiteit is niets voor ons.’ Ik denk dat we met onze hogeschool die kloof mee kunnen helpen overbruggen. Het is voor mij persoonlijk alvast een belangrijke drijfveer.
Er bestaat intussen ook in het hoger onderwijs een soort watervalsysteem. Wie niet slaagt aan de universiteit, probeert aan de hogeschool.
Brusseel:Het is het beeld van de zalm. Je gaat naar boven als je kiest voor de unief. Dat is een voorstelling die niet overeenstemt met de realiteit. Alsof de universiteit het walhalla is. Er zijn heel wat jongeren die bewust voor de hogeschool kiezen. Omdat ze praktijk belangrijk vinden, of na drie jaar een baan willen. Dat is wat anders dan de afgestudeerde socioloog die niet weet wat hij na zijn studies zal doen. We zien zelfs universitairen naar de hogeschool gaan. Om het métier te leren, alle kneepjes van het vak.
“Dopen en cantussen zullen niet mogelijk zijn, maar we hopen dat er toch iets van een studentenleven kan ontstaan”
Het hoger onderwijs heeft het afgelopen decennium bijna geruisloos een enorme transformatie doorgemaakt. Sommige hogeschoolopleidingen zijn universitair geworden. De hogescholen bleven achter met de professionele bachelors. Hakt dat er niet diep in bij de hogescholen?
Brusseel: Ik heb die evolutie meegemaakt als volksvertegenwoordiger. Het is geen goeie zaak geweest. De opleidingen industrieel ingenieur of vertaler-tolk waren degelijke hogeschoolopleidingen. Nu ze universitair zijn geworden, zijn ze een stuk van hun aantrekkingskracht kwijt. Het wordt steeds moeilijker om een goede industrieel ingenieur te vinden. De vertaler-tolkopleiding is op sterven na dood.
Die opleidingen zijn dus weg bij de hogescholen, het is niet goedkoper voor de belastingbetaler en er zitten een pak minder studenten. Dan kan je je afvragen of het een goeie operatie is geweest.Intussen werken hogescholen en universiteiten meer en meer samen. De Erasmushogeschool zit in een associatie met de VUB. Hoe sterk is die band?
Brusseel: Het is een samenwerking vanuit onze eigen sterktes. Ik denk dat we vooral rond onderwijsvernieuwing een stap kunnen zetten. De wereld evolueert razendsnel. Het hoger onderwijs mag niet achterblijven.
Ik pleit niet voor iPad-klassen. Geen simplismen. We moeten wel goed onderzoeken hoe de digitale tools ons vooruit kunnen helpen. Hoe het níet moet, dat weten we. Twee uur ex cathedra doceren voor een webcam? Slecht idee. Dergelijke lessen werken al niet meer in een aula, laat staan op een scherm. Met corona zijn we op een scharnierpunt beland. We kunnen veel leren uit de verplichte digitalisering. Wat goed is, houden we. Wat niet werkt, laten we schieten. We kunnen sowieso niet terug naar het verleden.
Bij onze opleiding communicatiemanagement hebben we – voor corona – al stappen in die richting gedaan. We merkten dat de studenten snel afhaakten tijdens lessen met veel volk in een aula en dat sommige theoretische vakken vaak behaald werden met de hakken over de sloot en zonder veel motivatie. We hebben die didactische aanpak helemaal omgegooid. Alle vakken zijn door elkaar geschud en herverdeeld. Elke week een andere casus. De studenten krijgen het theoretische studiepakket, en werken de casus uit. Aan het eind van de week presenteren ze hun casus. Brossen? Dat gaat niet. Afhaken? Je wordt meteen opgebeld. De resultaten zijn veelbelovend.
Veel studenten ontdekken de wereld als ze gaan studeren. Dat is met corona nu heel wat moeilijker.
Brusseel: Ik heb zelf als achttienjarige toen ik in Brussel kwam studeren met volle teugen van het studentenleven genoten, en van de stad. Dus ja, ik weet hoe belangrijk dat is om los te komen van je thuis. Nu is dat moeilijker. Ik praat erover met de studentenverenigingen. Dopen en cantussen zullen niet mogelijk zijn, maar we hopen dat er toch iets van een studentenleven kan ontstaan.
De slag om de student is er ook in Brussel. Zeker sinds de KU Leuven hier neerstreek. Hoe is jullie samenwerking met de katholieke hogescholen?
Brusseel: Ik werk heel goed met hen samen, omdat we veel belangen delen. Een Vlaamse hogeschool runnen in Brussel is geen walk in the park. De uitdagingen zijn hier vele malen groter dan voor een hogeschool in Torhout of Geel. Maar we moeten er niet flauw over doen: er is ook onderlinge competitie in Brussel. Dat heeft met het Vlaams decreet voor het hoger onderwijs te maken. De financiering gebeurt deels op basis van marktaandeel. Dus is het in sommige opleidingen vechten om elke student.
U zette twee jaar geleden de stap van parlement naar hogeschool. Dat zijn aparte werelden. Wat is het voornaamste verschil?
Brusseel: Hier kan je een probleem aanpakken, samen met een ploeg. Naar het resultaat kijken en zo nodig bijsturen. Je kijkt ook naar het gedeelde belang. En dat geeft veel voldoening. In de politiek is er veel stille vijandigheid. Dat vrat aan mij.
Het verhaal gaat dat er binnen de Brusselse Open VLD geen plaats meer was voor u, onder meer door de bikkelharde strijd tussen Guy Vanhengel en Els Ampe. En dat u dan heeft afgehaakt.
Brusseel:Dat klopt niet. Ik was die ruzie wel hartsgrondig beu. Toen Sven Gatz weer op het politieke toneel verscheen (na enkele jaren als directeur van de Belgische Brouwers, red.), werd er wel gezegd: nu is er geen plek meer voor jou. Maar ook dat is niet juist. Ik heb er twee legislaturen op zitten, en heb daar veel geleerd. Ik heb er bijvoorbeeld ook geleerd dat ik af en toe beter zwijg (lacht). Neen, het is goed geweest voor de Brusselse Open VLD dat Gatz is teruggekomen.
In de politiek nam u inderdaad geen blad voor de mond. Dat is nu moeilijker.
Brusseel: Mijn franc-parler wordt hier enorm geapprecieerd. En het gaat altijd over inhoud. In de politiek is er toch meer berekening. Je kijkt voortdurend in de achteruitkijkspiegel: wat vindt de achterban ervan, wat levert het electoraal op? Altijd naar die peilingen kijken. In plaats van naar de lange termijn en naar het algemeen belang. Wie in de wagen permanent in de achteruitkijkspiegel kijkt, weet niet meer waar hij heen rijdt.
Lees meer over: Brussel , Onderwijs , Ann Brusseel , Erasmushogeschool Brussel , hoger onderwijs , coronavirus
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.